Ik zit met
een bevriende schrijfster op een terras in Haarlem. De zon schijnt,
maar het terras raakt langzamerhand in de schaduw en dan laat de
kille wind zich voelen. Het is alleen voorjaar in de zon. Op de Grote
Markt achter ons is het kermis. Gelukkig staat de St. Bavo er tussen,
zodat het gehengst gedempt doordringt. Het café
waar het terras bij hoort heet De Karmeliet. Haarlem en het
Kennemerland vormen een roomse enclave in protestants Holland. Dat
leerden we op de lagere school, in de tijd dat de secularisatie zo'n
beetje begon. Ik geloof niet dat de aardrijkskunde zich er nog druk
over maakt. De lagere school is basisschool geworden.
Het is feest
in Haarlem. Er wordt bevrijdingsdag gevierd. Met een rouwrandje want
de regering van dit vrijheidslievende land wil binnenkort illegaal
verblijf strafbaar stellen. Behalve de kermis is er een popfestival
in een park aan het einde van de Grote Houtstraat. Daar in de buurt
is ook het restaurant waar de schrijfster en ik gaan eten. Wij lopen
er tussen de festivalgangers heen. Bij een popfestival horen luchtig
geklede meisjes. De vigerende mode schrijft heel korte, strakke
broekjes voor en daar boven iets flodderigs. We lopen in een massa
blote meisjesbenen. Veel zijn er nog opvallend wit. Zon hebben ze dit
jaar nog niet gezien. De schrijfster en ik kijken het met genoegen
aan. We vinden bleek aantrekkelijker dan zongebruind. Het heeft iets
ontwapenends.
De
schrijfster is biseksueel, heeft zij mij eens verteld. Ik heb iets
met biseksuele vrouwen. Onlangs, op een feest bij een kunstbroeder,
sprak ik een prille dichteres die, zoals ze het uitdrukte, een
'crush' had op een meisje, een danseres die sierlijk door de kamer
bewoog. Het prille dichteresje was ook heel sierlijk. De zon begint
onder te gaan, de temperatuur begint te zakken. Wij vragen ons af
hoeveel meisjes de komende dagen blaas- of longontsteking zullen
krijgen.
In het
restaurant is het druk en warm. Het eten is naar behoren. Het
personeel is vriendelijk. Er komt een groep jongelui binnen. Wij
worden gevraagd te gaan verzitten en krijgen als dank gratis wijn. De
twee toiletten kunnen de drukte niet aan en zijn vies. Erg vies. Waar
veel mensen bijeen zijn ontstaat automatisch smerigheid. Ik ben wel
voor een zekere smeerlapperij, maar tegen smerigheid. Wij gaan naar
café De Roemer op de
Botermarkt, waar het terras nog vol zit, maar waar het binnen rustig
is. Een geruststellend Jugendstil-interieur. Een interieur dat nooit
mag veranderen.
We praten
over een prijswinnende collega-schrijfster, die zich afficheert met
de omvang van haar boezem en haar voorliefde voor bdsm. Ze heeft daar
een boek over geschreven dat ik niet zo goed vind. Op de erotische
scenes na, waarvan het gerucht gaat dat zij die wellicht niet zelf
schreef. We hebben het over het prille dichteresje en haar 'crush.'
Ik zeg dat ik een 'crush' op haar had. Ze heeft gelukkig geen enorme
borsten. Ze liet zich fotograferen als lieftallige gothic bitch met
een karwats. Dat deed denken aan de meisjes van de voormalige band
Rockbitch. Ik zeg dat ik daarvan in de war ben geraakt en een verhaal
zou willen schrijven waarin wij doen aan bdsm in een reviaans
martelkamertje voor jonge, Duitse toeristes, maar dat ik dat niet
doe. Mijn uitgever grapt soms dat hij meer seks in mijn boeken wil.
Ik denk dat hij dat niet meent.
©Kees
Klok
3 opmerkingen:
Hm! Interessante blog, Kees :)
Ik denk na over de zin "Ik zeg dat ik een 'crush' op haar had." Verwijst "haar" hier naar de gesprekspartner of naar het dichteresje? Die ambiguïteit maakt het verhaal wel spannend!
Daarop zou het antwoord gemakkelijk te geven zijn, Hugo, als de ik-persoon en de schrijver dezelfde zouden zijn. Dat lijkt wel zo, maar je weet het nooit. In de literatuur is alles mogelijk.
Een reactie posten