Ik zit op
een terras met uitzicht op de platia (het centrale plein) van
Skyros-stad. Na een paar dagen zomer in mei is het winderig en wat
kil. Goed weer om te wandelen en uit de wind is het op het terras wel
te doen. Het plein is leeg, maar de hoofdstraat gonst van leven. Er
zijn veel Atheners die in de week na Grieks Pasen nog even zijn
blijven hangen. Die de rust van een niet door het massatoerisme
overlopen eiland verkiezen boven de razernij van de miljoenenstad.
Skyros ligt dichtbij Athene of ver af. Het hangt er van af hoe je
reist. Met het vliegtuig ben je er in een half uur, als je het
wachten op de luchthaven buiten beschouwing laat. Voor de boot moet
je helemaal naar Kimi op Evia, met de auto of de bus. Het is een paar
uur varen naar Linaria. Ik houd van varen, maar ik heb een hekel aan
autorijden en aan de bus. Misschien loop ik vandaag of morgen wel
naar Linaria, een uur en een kwartier van waar ik logeer, om te kijken
of ik mee kan naar Kimi en meteen retour. Even het zilt van de
Egeïsche Zee opsnuiven.
Zilt
snuiven kan ik straks trouwens ook wel op de weg langs de zee, waar
door de wind de golven hoog opspatten tegen de rotsen. Ik moet denken
aan een zomerdag in 1980, toen ik met mijn toenmalige geliefde aan
het einde van het schiereiland van Dingle stond, aan de westkust van
Ierland. De golven hadden een dolfijn op de rotsen geworpen. Hij moet
al dagen dood zijn geweest, want hij was flink aangevreten. Door de
meeuwen, denk ik. Het is mooi om te zien hoe meeuwen het schip volgen
waarop je vaart. Als ik meeuwen hoor boven de stad, met hun
klagelijke geroep, krijg ik romantische herinneringen aan Conwy in
Wales, waar ik met andere geliefden was. Met een roodharige elf uit
Cheshire en later met mijn grote liefde uit het land van de nimfen.
Op Skyros waren die talrijker dan elders, maar dat is toeval. Van
meeuwen wil ik weleens wat melancholiek worden, maar het zijn wrede
beesten, die drenkelingen de ogen uitpikken, is mij eens verteld.
Aan
de andere kant van het plein staat het gemeentehuis. De vlaggen er
voor, van Griekenland en van de EU, steken mooi af tegen de wit
gesausde muren. Het is een neo-klassiek gebouw van bescheiden omvang.
Eind negentiende of begin twintigste eeuw, vermoed ik. Vanmorgen ben
ik vanuit Aspoús meegereden met Nikos. Hij wil zich volgend jaar
verkiesbaar stellen als burgemeester. Ik hoop dat hij wint. Dan
krijgt hij de sleutel en kan hij mij rondleiden door het centrum van
de plaatselijke macht. Of het benijdenswaardig is aan het hoofd te
staan van een kleine gemeenschap waarin meestal, achter een façade van
hartelijkheid en gastvrijheid, de gebruikelijke haat, nijd en afgunst
van de mens schuilgaat, is een andere zaak.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten