Op een
stralende morgen loop ik in de meizon van Aspoús
naar Kyros-stad. Een gemakkelijke wandeling tot het begin van het
stadje. Nog geen veertig minuten, maar dan begint de steile klim naar
de platia.
Ver is het niet, maar het is een kwartier hard werken. Dat hebben we
te danken aan de piraten die in Osmaanse tijden, en daarvoor, de
Egeïsche Zee onveilig maakten. Skyros-stad is daarom hoog tegen een
rots gebouwd, zoveel mogelijk uit het zicht vanuit zee, zodat piraten
goed uit hun doppen moesten kijken en een flinke inspanning moesten
leveren, voor de buit kon worden verdeeld. Zeerovers zijn er niet
meer in dit deel van de wereld, althans voorlopig niet meer, maar de
hellingen zijn gebleven en ik merk iedere keer dat de lange,
Nederlandse winter, die weinig tot wandelen noodde, mijn conditie
geen goed heeft gedaan.
Achter
mij hoor ik een megafoon: 'Kippen, mooie kippen, voor eieren en
vlees!' Een vrachtwagentje rijdt voorbij. Door de open achterkant zie
ik kooien vol levende kippen. Een rijdende stal. Na een bocht komt
het monumentje in zicht voor een man die hier zeven jaar geleden is
verongelukt. Het wordt nog steeds keurig onderhouden en ziet er uit
alsof het gisteren is neergezet. Nu en dan passeert een auto of een
motor. De zee ruist. Achter een hek blaft een hond aan een touw mij
toe. Hij kwispelt met zijn staart, maar ik denk dat hij geen vrolijk
leven heeft, net zomin als die kippen. Tien minuten later komt een
pick-up mij achterop. De bestuurder stopt en biedt mij een lift aan.
Dat gebeurt vaak op Skyros. Met de komende helling in gedachten neem
ik het aanbod in dank aan. Ik raak in een geanimeerd gesprek met
meneer Manolis. Als hij hoort dat ik weduwnaar ben, raadt hij mij met
kracht aan een vrouw van Skyros te trouwen. 'Maar dan moet je
volgende keer wel met een mooie auto komen,' grapt hij. Bij het
kruispunt beneden Skyros-stad zet hij mij af en slaat de weg naar
Molos in. Ik begin aan de klim. Als ik bijna buiten adem de platia
bereik, verwens ik de lange, wandelarme winter. Misschien moet ik in
Nederland toch eens naar de sportschool, of af en toe mee trainen met
de veteranen van DFC.
De
laatste Paasbezoekers hebben het eiland nu wel verlaten. Dat merk je
aan de relatieve rust. In een boekwinkel, annex fotowinkel, annex
cadeauwinkel koop ik een gedetailleerde kaart van Skyros,
anticiperend op mijn volgende bezoek. Ik zie de weg aangegeven die ik
in oktober volgde met vrienden, aan het stuur van een huurauto. Ik
herinner mij de afgronden, de steile hellingen, die zich zelfs in de
eerste versnelling moeizaam lieten nemen, de kuilen en gaten en de
prachtige vergezichten waarmee we werden beloond. Op de kaart staan
ook de wandelpaden door het gebied. Ik zit plaatsvervangend te
puffen. Ik denk aan de raad van meneer Manolis. Stel dat zij in zo'n
hooggelegen huis woont, dan moet ik zeker dringend naar de
sportschool.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten