Eindelijk
zomer! Het waait iets te hard om zwoel te zijn, maar het belooft een
mooie avond te worden. Ik loop in de avondzon over de Noordendijk
naar het Wantijpark. Ik kom langs het schoolgebouw waar ik jarenlang
les heb gegeven. Het was de rector die regelde dat ik verlof kreeg om
voor mijn studie naar Amerika te gaan, waar ik Stella ontmoette. Via
Stella kwam een paar jaar later de leerlingenuitwisseling tot stand
met een school in Thessaloniki. Een groot succes. Ik ken
verschillende oud-leerlingen die nog heel lang contact hadden met de
Grieken waarbij ze logeerden. De rector vertrok naar de politiek.
Zijn opvolgster vond een skireis van veel groter belang dan een
uitwisseling met Griekenland. Het gebouw is nog steeds in gebruik,
door een andere instelling, maar ligt er een beetje triest bij, vind
ik.
Naarmate ik
dichter bij het park kom, word ik opgenomen in een stroom wandelaars
en fietsers die dezelfde kant op gaan. Er is muziek in het park om
het einde van de maandag, de vervelendste dag van de week, te vieren.
Vervelend vooral omdat op maandag mijn stamcafé
gesloten is. Vanavond speelt Level
Six. Muziek op de
zomermaandagavonden, georganiseerd door Palm Parkies, het begint een
mooie traditie te worden. Vanmorgen kreeg ik een e-mail van
een verre achterneef. Zijn zoontje had verteld dat 'een oude meneer'
een brief had bezorgd. Dat sloeg op mij. Ik begin mij licht gegeneerd
te voelen tussen het grotendeels piepjonge publiek om mij heen, maar
als ik op het festivalterrein kom, blijkt mijn generatie ruimschoots
vertegenwoordigd. Terecht, wij hebben de popmuziek zo'n beetje
uitgevonden.
Het terrein
heeft iets van een zeventiende-eeuws legerkamp. Overal rook van
barbecues, zoals indertijd de rook van kookvuren. Het stinkt hevig
naar vette worsten en vrijbankvlees. Die legerkampen waren vol
vrouwen die de soldaten volgden, zoals het hier wemelt van vrouwen en
meisjes. Van het giechelgrut van de brugklasleeftijd tot dames van
mijn jaren of nog meer. Ze zijn wat luchtiger gekleed dan het
vrouwvolk uit de tijd van de gebroeders De Witt. Dat mag op zo'n
mooie avond. Tegen al die mannen in korte broeken heb ik wel flinke,
esthetische bezwaren. Geen gezicht die harige poten, maar ik
behoor niet tot de verbiedersmaffia. Ik gun iedereen het recht om
voor lul te lopen, zolang ik mij maar niet in het openbaar in zo'n
broek hoef te vertonen.
Ik koers af
op de drankverkoop, waar ik de nodige bekenden zie. Oud-collega's,
kroegmaatjes, vrienden van DFC en FC Dordrecht, iemand van de
schaakclub, maar geen enkele Dordtse dichter. Nu is het razend druk
en dichters zijn doorgaans bezonnen types die zich schuchter
mompelend onder de mensen begeven, dus misschien heb ik mijn lyrische
confraters simpelweg over het hoofd gezien. Ik kom voortdurend
oud-leerlingen tegen. Ik praat met Birgit, een meisje dat een
fundamentele vrolijkheid uitstraalt. Ze heeft mooie, groene ogen die
twinkelen. Ik schrik wel even als ze vertelt dat ze in Rotterdam is
gaan wonen. Dat er mensen bestaan die in Rotterdam of Amsterdam
willen wonen is één
van de raadselen van het bestaan, maar ja, het vriendje is de
boosdoener. Dat is meestal zo, het vriendje of de baas. Ik kom
Lisanne tegen, ooit een van mijn mentorkindjes, die op de
politie-academie voor rechercheur studeert. Ook twinkelogen, maar dan
bruin. 'Als ik ooit iemand vermoord,' zeg ik, 'dan bel ik je en zoek
jij uit wie het heeft gedaan.'
De
band begint. De muzikanten spreken met een sympathiek, Vlaams accent.
De zangeres is mooi en sexy en ze kan nog zingen ook. Ik sluit mij
aan bij een clubje vrienden uit Visser. De stemming raakt er snel in.
We swingen wat, we drinken wat, we kletsen soms onvermijdelijk door
de muziek heen. Dan moet ik pissen. Er staat een eindeloze rij voor
een hokje met maar een paar toiletten. Er zijn misschien meer dan
duizend bezoekers en dan zo'n misser! Ik loop het terrein af en duik
de bosjes in. Ze hebben er zelf om gevraagd.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten