Op
de een of andere manier schijnt het dichterschap een magische
aantrekkingskracht te hebben op allerlei querulanten, zotten en
charlatans. Als redacteur van een poëziereeks krijg ik met grote
regelmaat 'manuscripten' op mijn bureau van de vreemdste figuren die
hun huisvlijt aanbieden met de mededeling dat het uitgegeven dient
te worden omdat de verenigde vergadering van ouders, ooms, tantes,
neven en nichten vol bewondering voor het geschrevene zijn, of omdat
zij op een van de vele gedichtenfora op het internet door een
zwijmelende huisvrouw zijn toegejuicht. Of de auteur heeft de
fröbelprijs van een lokaal huis-aan-huisblad gewonnen en eist daarom
onmiddellijke
publicatie. Een manuscript met een begeleidend schrijven in die trant
is vrijwel altijd bagger. Treurige letterbrij. Zo'n 'dichter' kun je
maar het beste tegen zichzelf in bescherming nemen. Je zou zeggen:
'Veel kwaad kan het niet, ze doen maar, er is ruimte genoeg in de
speeltuin des Heren, ware het niet dat er een natuurwet is die zegt
dat de slechtste 'dichters' behept zijn met het grootste ego.
Godallejezus wat voelen veel van die knoeiers zich belangrijk. Ze
zijn nog net niet onze Lieve Heer of Zijn Moeder zelve, maar veel
scheelt het niet.
Ik
word af en toe gevraagd om mee te doen aan een literair festival. Soms is dat een geanimeerde ontmoeting van dichters, publiek en
organisatoren, in een inspirerende omgeving. Niet zelden is het een
troosteloos gebeuren in een achterafzaaltje met als publiek de
organisatoren met naaste familie of een handjevol vrienden. Meestal
ken ik de andere deelnemers, een enkele keer niet. Het zou verstandig
zijn om in dat geval vooraf even uit te zoeken met wat voor mensen je
te doen hebt. Voor je het weet sta je op het podium met een
charlatan.
Eerder
deze maand nam ik deel aan een poëziefestival in mijn woonplaats. De
organisatie had ook iemand uitgenodigd uit een afgelegen deel van de
provincie. Geen stadgenoot dus, maar wij zijn mild en tolerant. Laat
die man zijn verzen komen voordragen. Voor de plaatselijke televisíe
zou ik een filmimpressie maken. Die mocht vier minuten lang zijn. De
man droeg flauwe, weinig originele en in slecht Nederlands geschreven
gedichten voor. Ik besloot hem in bescherming te nemen en niet een
heel gedicht in het verslag te monteren, dat zou hem te zeer
beschadigen, maar twee korte, enigszins humoristische fragmenten. Dat
die gingen over iemand wiens achternaam naar het mannelijk
geslachtsdeel verwees was misschien een tikje vilein van mij, maar
dat lokte hij met zijn voordracht wel een beetje uit.
Nadat
het verslag was uitgezonden op de lokale televisie, zette ik het op
mijn Youtube-kanaal. De man uit het afgelegen gebied kon het niet
waarderen en overspoelde mij met beledigende, honende en bedreigende
berichten. Enkele Maria Magdalena's in zijn gevolg begeleidden hem
met gekrijs. Ik was, zeg maar enigszins verbaasd en besloot, veel te
laat, ik geef het toe, op het internet een onderzoekje in te stellen
naar de man. Ik stuitte op het ene na het andere gedichtenforum waar
hij een 'ban' had gekregen wegens belediging en bedreiging. Ik kreeg
bevestiging van wat ik na die vloed van beledigingen al vermoedde:
een querulant en charlatan met weinig talent voor de dichtkunst, maar
met veel aanleg voor zieken, zuigen en ruzie maken. Een
meelijwekkende treurwilg, die mij deed denken aan de titel van deel
twee van mijn literaire dagboeken: Idioten ontloop je nergens.
Ook niet in de schone letteren.
@Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten