woensdag, januari 01, 2014

Vijfenveertig kilometer per uur





Het schijnt dat soldaten tijdens achttiende eeuwse veldslagen na verloop van tijd door de wolken buskruit alle zicht ontnomen werd. Daarom zie je de generaals op schilderijen uit die tijd altijd op veilige afstand, liefst te paard, op een heuvel staan. Om uit te kijken over het slagveld, om de mist te doorgronden. Wie daar het best in slaagde won, althans, zo stel ik mij dat voor. Als ik uit het raam kijk, zie ik een soort achttiende eeuws slagveld. Nu ja, de wolken van zo'n slagveld. Er vallen wel een paar doden en flink wat gewonden tijdens de jaarlijkse vuurwerkoorlog, maar het is toch vooral de dichte buskruitmist en de aanklevende stank die aan achttiende eeuwse oorlogvoering doen denken. Mijn ogen branden ervan, terwijl ik van rook in kroegen en kantines, alsmede de rook in mijn eigen huiskamer, zelden of nooit, meestal nooit, last heb.

Roken in kroegen en kantines mogen we niet meer van onze uit betuttelende kleuterleiders en -leidsters bestaande regering, maar tegen het kabaal en de buskruitdampen van de vuurwerkoorlog bestaan geen bezwaren. Jongelui van zestien en zeventien, die zo even nog een biertje of een wijntje mochten drinken, mogen dat nu ineens niet meer, maar er zijn geen bezwaren als ze naar hartelust doorgaan met deelnemen aan de vuurwerkoorlog. Ach, wat handen er af, of een handvol vingers, een oog eruit, dat mag het plezier toch niet drukken? Vandaag worden er even geen katten, honden en andere huisdieren geknuffeld. Er moet gevierd worden, liefst zo luid mogelijk. De enige die er niet aan meedoet is de radio. Op Radio 1 vertelt een meneer aan een andere meneer dat het sperma er met vijfenveertig kilometer per uur uit spuit als een man klaarkomt. Ik vraag me af hoe ze dat meten en waarom wij dat moeten weten.

Een goede vriend belt of ik mee ga naar een feestje in de stad, maar er komt zo een gezelschap dat aan wijn en cognac moet worden geholpen. Bovendien weet ik niet waar mijn gasmasker ligt. Langzaam neemt het knallen af, het is vrijwel windstil. Het kan nog uren duren voor de rook optrekt. Ik wacht op mijn gasten. Ik zie spookachtige gestalten in de mist. Ik wrijf, tegen beter weten in, in mijn brandende ogen. De radio meldt dat jongens van zeventien het al een paar honderd keer met zichzelf hebben gedaan en meisjes van zeventien slechts een keer of vijf. Ik vraag mij af hoe ze dat meten en waarom wij dat moeten weten. De eerste gasten komen binnen, wij wensen elkaar gelukkig nieuwjaar. Waarom moet ik steeds aan die vijfenveertig kilometer per uur denken?

©Kees Klok


Geen opmerkingen: