vrijdag, juli 04, 2014

Ierland




Het is pas 1980 en bij wijze van uitzondering een zonnige dag in Dublin. Met mijn vriendin bezoek ik Trinity College. Een beetje heilige grond, want Oscar Wilde heeft er gestudeerd. Als je het met de ongehoord sfeerloze campus op de Uithof in Utrecht moet doen is het extra indrukwekkend, maar ik mag niet klagen, want mijn instituut zit op de Kromme Nieuwegracht. Op prettige loopafstand van de endeldarm die Hoog Catharijne heet. Ik woon in Dordrecht en bereis de universiteit per trein. Later dat jaar zullen we een roos leggen op het graf van Wilde in Parijs en langs het hotel lopen waar hij is gestorven. Het is zomer, het is stil, studenten zijn er niet of nauwelijks. Nadat we voldoende hebben rondgekeken, wandelen we naar de rivier. Een stad is geen echte stad als hij niet aan een rivier is gelegen. Het water van de Liffey stroomt donker en snel. Het heeft veel geregend.

Ierland is het enige land dat ik ken dat ook adembenemend mooi kan zijn als het regent. Wij staan aan het einde van het schiereiland van Dingle. Mijn vriendin is een waaghals en klimt over de rotsen naar de uiterste punt. Ik heb dat liever niet, maar ze gaat gewoonlijk haar eigen gang. Ze gebaart dringend dat ik ook moet komen. Ik heb het niet op klauteren over rotsen, vooral niet aan de uiterste westrand van Europa, met die onmetelijke oceaan, maar ik wil mij niet laten kennen. Misschien zijn er elfen in de buurt die mij beschermen. Mijn vriendin gelooft in elfen. Ze heeft In de ban van de ring gelezen. Haar twee cavia's heten Pepijn en Merijn. Als ze pijptabak voor me gaat halen, noemt ze het pijpkruid. Mijn vriendin heeft soms zelf iets van een elf, ze denkt dat ze onsterfelijk is. Nadat ik moeizaam de rand bereik zien we op de rotspunten onder ons een dode dolfijn. Hij is helemaal aangevreten door de meeuwen die boos en schreeuwend om het karkas cirkelen.

De laatste nacht voor we naar het vliegveld moeten, brengen we door in de buurt van Cork. Bed and breakfast bij de nonnen, want het is ook een tehuis voor moeilijk opvoedbare jongens. 's Avonds komen we in de kroeg een Zweeds stel tegen. We drinken tegen elkaar op. Ons voornemen om bij de nonnen heftig de liefde te bedrijven loopt daardoor uit op een in kots gesmoorde ramp. Bij het ontbijt krijgen we liefdevol een gebakken eitje. De moeilijk opvoedbare jongens aan de andere kant van de eetzaal maken geweldig kabaal, waardoor we het pand zo snel mogelijk ontvluchten. Als we Ierland onder ons laten is de kater nauwelijks gezakt. Elfen bestaan niet, dat is wel duidelijk. Eenendertig jaar later overlijdt mijn vriendin, die dan allang niet meer mijn vriendin is in de zin van vriendin.

©Kees Klok





Geen opmerkingen: