Lieve
Stella,
Ik
heb het weer eens bont gemaakt in het weekeinde. Doelbewust, geheel
opzettelijk. Waar ik vaak stevige discipline aan de dag leg, anders
zou ik nooit iets fatsoenlijks schrijven, moesten zondag de remmen
los. Aan het eind van de middag kwam ik terecht in Merz, waar tegen
die tijd meestal een band speelt. Altijd te hard, maar als het goede
muziek is, voilà,
dan schreeuwen we er gewoon overheen. Ik trof er buurvrouw Elvira en
kunstbroeder Josse. Later kwam ook Laura er bij, een vriendin van
Elvira en een oud-leerlinge van mij. Beter gezelschap voor een
zondagmiddag in onze provinciestad is nauwelijks te bedenken. Terwijl
de muziek voortdenderde en wij op goed mediterraan volume
converseerden, begon de alcohol rijkelijk te stromen. Ze hebben
lekkere wijn bij Merz, ik kan je vooral de rode aanraden. Ik zou
zelfs bijna vervallen in dubieuze clichés als kruidig bouquet en
fluwelen afdronk.
De
stemming zat er al snel in en ik vond dat we die vooral zo moesten
houden. Ik heb nog een fors bedrag tegoed van de Griekse
belastingdienst, dus het kon eraf. Dat ik dat geld wel nooit zal
terugkrijgen, is een gedachte die je op zo'n zorgeloze middag niet
toelaat. Als de meisjes even naar buiten gingen om te roken (O, de
gruwel van het rookverbod!), spraken Josse en ik over ernstige zaken,
zoals zijn aanstaande publicatie in Het
liegend konijn,
waarmee hij is toegetreden tot de Eredivisie van de Nederlandstalige
poëzie.
Nu was hij dat toch al, door de nominatie van zijn bundel Ik
heb geslacht voor
de C. Buddingh'-prijs, maar het kan nooit kwaad dat dat nog eens
wordt bevestigd. Ik gun het hem van harte, al zal hij er ook veel
afgunst mee oogsten. Haat en nijd horen bij de literaire wereld als
vlooien bij een straatkat. Lees daar New
Grub Street van
George Gissing maar eens op na. Vorig jaar is het verschenen in een
Nederlandse vertaling door Mario Molegraaf. Een turf van 560
pagina's, oorspronkelijk uitgegeven in 1891, maar nog zo actueel dat
het gisteren had kunnen zijn geschreven.
Om
het gesprek enigszins in balans te houden, vertelde ik hem een
episode uit mijn wilde jaren. Ik had toen een relatie met Marion. Wij hadden de gewoonte om in vakantietijd na het
opstaan vaak nog een tijdje naakt rond te lopen. Die zomer kwam een
Amerikaans meisje logeren, dat ik in Schotland, op een van de
Hebriden, had ontmoet. Ze paste zich moeiteloos aan onze gewoonte
aan, wat op een zonovergoten morgen leidde tot een schaamteloze vrijpartij met
zijn drieën. Ik
herinner mij dat ik de rest van de dag tot weinig meer kwam en of ik
zoiets op mijn licht gevorderde leeftijd nog eens moet herhalen, is
de vraag, al blijft het een aardige gedachte. Die uitputting kan
echter evengoed het gevolg zijn geweest van het doordrinken op de
avond ervoor. Dat geloof ik het liefst. We kwamen tot de conclusie
dat de late jaren zeventig en de vroege jaren tachtig heel wat minder
preuts en benauwend waren dan het huidige tijdsgewricht, ook al doet
het bestaan van instituties als Tinder en Second Love je soms anders
geloven. Geruststellend was ook dat AIDS nog moest worden
uitgevonden. Soms gingen we met zijn vieren roken. Blauwbekken voor
de deur, want Merz heeft wel een rookhol, maar dat is het dan ook
letterlijk. Ondanks de kou was dat wel even prettig voor de
gehoorzenuwen en de stembanden.
In
de loop van de avond kwam ik met Laura en Elvira terecht bij de Grote
Griek, waar ze wel een fraaie rookruimte hebben. De meisjes waren
verstandig overgeschakeld op water, maar ik moest natuurlijk de
pallikari,
de stoere jongen, uithangen. Ik ben nog wel keurig achter Elvira aan
naar huis gefietst, maar nadat zij door haar eigen voordeur was
verdwenen en ik de mijne wilde openen, lag ik ineens op de stoep,
onder m'n fiets. Eenvoudig een kwestie van omvallen. Jij zou het niet
goedkeuren, dat weet ik wel, maar ik had een geweldige middag en
avond, beloond met wat blauwe plekken en schaafwondjes, maar vooral
de andere dag met een gedicht onder de toepasselijke titel De
val. 's Avonds kwam
de Dordtse Dichterskring bij mij thuis bijeen en daar kreeg het
unanieme waardering.
De
gemeente Dordrecht heeft plannen voor de herinrichting van de
Visbrug. Daar wil men een gat in maken, met een trap die naar een
aanlegsteiger voert. Ik neem aan dat daar dan rondvaartbootjes moeten
aanleggen. Kleintjes, want anders kunnen ze niet onder het stadhuis
en het Scheffersplein door. Op zich wel een aardig idee, als het maar
niet ten koste gaat van de terrassen van Centre Ville en Olympiada,
die wat mij betreft eerder groter dan kleiner zouden moeten worden.
De loempiakraam van kunstbroeder Xuan Tran moet in het plan worden
verplaatst. Op die plek wordt in een nieuw terras voorzien. Dat moet
niet gebeuren. Die kraam, die er al ik weet niet hoe lang staat, is
op zich een beeldbepalend monumentje en op een terras dat de hele dag
in de schaduw ligt, zit niemand te wachten. Ik voel mij er nogal bij
betrokken, omdat, zoals je weet, mijn moeders vader boven Centre
Ville is geboren, een jaar na de publicatie van New
Grub Street. De
brug is deel van onze familiegeschiedenis. Ik vraag mij wel af of het
plan in deze tijd, waarin op van alles dat waardevol is hard wordt
bezuinigd, verantwoord is. Kees Thies schreef daar ook al over in De
Dordtenaar. Als het een erg kostbaar gat wordt (door stadsdichter
Peter M. van der Linden inmiddels 'de put van Piet' gedoopt, een verwijzing naar wethouder Piet Sleeking) moeten
we er maar niet aan beginnen. Het plan om meer bootjes door Dordt te
laten varen is zo gek nog niet, maar dat is veel goedkoper en
kinderlijk eenvoudig te realiseren door gebruik te maken van
bestaande kaden of steigers. Denk aan de Pottenkade, de steiger bij
het stadhuisplein, de Taankade, of al die andere steigers naar de
Voorstraatshaven, die bij wijze van spreken gebruiksklaar liggen te
wachten.
Ik
zit te wachten op een monteur van de KPN, die het internet en de
telefoon met de glasvezelkabel komt verbinden. Hij zou er tussen
negen en elf zijn, maar, ik was er al bang voor, hij is er nog niet.
Het is 12.46u. Ik heb de klantenservice gebeld, die iets zou
uitzoeken en mij dan terug zou bellen, maar ik heb nog steeds niets
gehoord. Na de lunch ga ik een prettige wandeling maken en dan zie ik
wel waar het schip strandt. Misschien wel bij een van de
concurrenten. Ik ben toch al niet gelukkig met de hele operatie, want
Joost weet wat er allemaal mis kan gaan. Never change a winning team.
Zo moet je ook afblijven van een systeem dat goed werkt, maar nee,
het moet allemaal sneller, sneller en nog sneller. Big deal! zou jij
zeggen.
In
gedachten, altijd,
Kees
Geen opmerkingen:
Een reactie posten