Ik luister graag naar De Taalstaat op Radio-1. Meestal beluister ik het programma in omgekeerde volgorde. Het tweede uur op zaterdag, het eerste op zondag, via het internet. Dat is de schuld van Ben Corino, want die zit op zaterdagmorgen met zijn onvolprezen lokale programma Studio De Witt bij Drechtstad FM en Ben wil mijn naam nog weleens noemen, je bent een bekende Dordtenaar of je bent het niet, en dan moet ik natuurlijk onmiddellijk mijn gal spuwen op Twitter, de roeptoeter van halfgaar Nederland.
Ik overdrijf, want Ben zegt nooit iets onaardigs en met die bekendheid van mij is het maar matig gesteld. Nu en dan kom ik op het Eiland van Dordt weleens iemand tegen die mij kent, meestal een oud-leerling, maar aan gene zijde van de Zwijndrechtse en Papendrechtse bruggen hebben ze nog nooit van me gehoord. Aangezien ik 's nachts wakker kan liggen van het gruwelijke idee dat Dordrecht ooit nog eens met die plaatsen gaat fuseren en dan de weerzinwekkend a-historische naam Drechtstad aanneemt, wil ik dat graag zo houden. Drechtstad FM moet dan ook maar zo snel mogelijk Omroep Dordrecht en Onderhorigheden gaan heten, zodat iedereen weet hoe de zaken liggen en men aan de andere kant van de rivier zijn of haar plaats kent.
Een lelijke constructie dat 'zijn of haar plaats kent,' maar als je zegt 'zijn plaats', gaat er meteen een stel politiek correcte taalfetisjisten los op Twitter. Ik vind het eigenlijk een onmogelijk communicatiemiddel, Twitter. Hooguit goed om snel een afspraakje met Kim Jong-un te regelen. Ik luister liever naar De Taalstaat dan dat ik mijn tijd verdoe op die virtuele apenrots.
Iedere week komt er bijvoorbeeld een vergeetwoord voorbij, dat iemand adopteert en weer gaat gebruiken. Woorden uit de tijd dat Radio-1 nog Hilversum-1 was, dat Suriname en de Antillen nog gewoon 'overzeese gebiedsdelen' heetten, dat iets nog 'mieters' was (een woord van een bewonderenswaardige lulligheid, maar dit terzijde) en dat we spraken van 'kuiven' en 'oliewijven.' De tijd dat op verjaardagen naast de drank nog keurig sigaretten en sigaren voor het grijpen stonden en mijn astmatische oom Adrie gewoon hoestend met de rest mee dampte.
Ach, die tijd hoeft van mij niet meer terug te komen, maar er met een beetje plezier aan terugdenken kan geen kwaad. Als je maar in de gaten houdt dat in de loop der jaren veel akeligs door je geheugen is gewist of in een heel diep laadje opgeborgen. Dat alle kinderen nog de mazelen kregen, rode hond, de waterpokken en de bof, om maar eens wat te noemen en dat je op school nog rustig van de meester een lel om je oren kon krijgen, wat je thuis angstvallig verzweeg, want dan kreeg je er nog eentje bij.
Wat van mij wel terug mag komen, zijn die vergeetwoorden. Ik weet wel dat de taal verandert, dat is op zich niet erg, maar het onnadenkende gewauwel in het bastaard-Nederlands dat je tegenwoordig alom hoort, daar kan de onverbeterlijke schoolmeester die ik ben slecht tegen. Dat iemand 'ik kan het niet hendelen' uit zijn (of haar) mond kan krijgen als hij (of zij) bedoelt dat hij (of zij, god wat vermoeiend, die fetisjisten in je nek) iets niet aan kan, vind ik onbegrijpelijk en dat de nieuwste stroming in de poëzie 'spoken word' moet heten in plaats van gesproken woord, wil er bij mij ook niet in. Trouwens, noem het gewoon wat het in de negentiende eeuw ook was: uiterlijke welsprekendheid. Er waren hele genootschappen die zich daar in die tijd mee bezighielden en wij maar denken dat er iets nieuws onder de zon is. Wie die vergeetwoorden nog kent, weet wel beter.
Foto: archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten