Ook Warnaar bleek gevoelig voor alle berichten over chaos op het vliegveld. Hij zou graag van een ander vliegveld dan het hoofdstedelijke zijn vertrokken, maar dan moest hij vliegen met een prijsvechter die hem tegenstond. Hij had daar weliswaar weinig ervaring mee, het was meer een gevoel, maar toch, dan maar de ellende trotseren die regelmatig van de krantenpagina's afspatte.
Hem was verteld dat hij niet eerder dan vier uur van tevoren op de luchthaven mocht komen. Stipt als hij probeerde te zijn, was hij er precies vier uur voor zijn vlucht. In de vertrekhallen krioelde het, maar na een eindeloze wandeling naar een verre balie, was het afgeven van zijn bagage snel gedaan. Opnieuw een forse wandeling bracht hem bij de controle. Met honderden andere, bezwete lijven, de hondsdagen waren warm dit jaar, schoof hij door de rijen. Dat schuiven viel niet tegen. Na een half uur was hij de controle door.
Hij doodde de lange wachttijd in een bar bij de gate met een broodje ei met spek en wat glazen wijn. Hij raakte in gesprek met een jong stel. Dat ging naar een Canarisch eiland. 'Nooit geweest', mompelde hij, de laatste resten ei wegslikkend. Zij bleken ook nooit zijn bestemming te hebben aangedaan. Na wat luchtige conversatie scheidden de wegen. Omdat hij een kleinigheid extra had betaald mocht hij als eerste de enge sigaar in. Tijdens de vlucht zat hij naast een dikke man, die breeduit zwijgend drie uur naar de rugleuning voor hem zat te staren.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten