vrijdag, september 15, 2023

Pringipos





Warnaar drinkt koffie in Pringipos, een café waarvan het interieur hem doet denken aan de Belle-époque, aan de eeuw van zijn overgrootouders. Mensen die hij alleen kent van gekartelde zwartwit foto's. Hier liepen de groten der aarde in en uit, toen Thessaloniki een wereldhaven was met de hele Balkan als achterland. Hij stelt zich Mustafa Kemal voor, de latere Ataturk, geboren aan de overkant, die met vrienden een raki komt drinken. Misschien heeft sultan Abdul Hamid II, voor hij door de Jong-Turken werd afgezet en huisarrest kreeg in de Villa Alatini, het barokke paleis aan de Koningin Olga-boulevard, hier ook weleens gezeten. 


Warnaar droomt zich terug in de tijd. Hij hoort het geratel van karren in plaats van het geraas van auto's die zich door de Apostel Paulusstraat naar de benedenstad haasten. Een akoestische ramp, vooral als hij buiten op het terras zit. Hij hoort de klank van de vele talen die doorheen de stad wervelden: Turks, Grieks, Bulgaars, Servisch, Ladino, de taal van de talloze joodse inwoners. Hij denkt aan de veranderingen die de eeuw van zijn ouders zou brengen en die de stad haar eigentijdse karakter zouden geven. Hij denkt aan het drama van de joodse gemeenschap, door de nazi's gedeporteerd en grotendeels omgekomen in de vernietigingskampen.


Hij denkt aan de wandeling die hij straks zal maken, de helling af naar de triomfboog van keizer Galerius en de resten van zijn paleis bij het Navarinoplein. Daar, in een ander café, zal hij met oude vrienden nieuwere herinneringen ophalen.


Foto: auteur



woensdag, september 13, 2023

Naamdag




Lieve Stella,


Iedere brief lijkt ik wel met een rampbericht te kunnen beginnen. Nu weer Libië, duizenden doden door de storm Daniël, maar ik begin toch maar gewoon met wat huishoudelijke berichten. Ik ben net even naar Dimitri, de eigenaar van Konaki, gelopen om een tafeltje te bespreken voor vanmiddag. Dan ga ik er eten met Socrates en Anastasia. Er hangt ook een klein wasje buiten, maar daarvoor moest ik eerst naar de super, want van de knijpers die ik een paar jaar geleden hier heb achtergelaten hingen er nog maar zes aan het rekje en daar zijn er inmiddels vier van kapot gegaan door plastikmoeheid, vermoed ik. Ik heb nu maar houten genomen, eerlijk vervaardigd door de boeven in de gevangenis van Korydallos. 


Zo, dat was het belangrijke nieuws. Nu de rest. De vlakte van Thessalië staat nog steeds onder water, niemand heeft nog een idee van het aantal slachtoffers, maar er wordt in ieder geval een onbekend aantal arbeidsmigranten vermist, als ik het nieuws goed heb begrepen. Ook zouden de plaatselijke autoriteiten een paar dijken (die er dan toch blijken te zijn) bij Karditsa hebben doorgestoken, zonder overleg met Athene, om te voorkomen dat de stad onder zou lopen. Daardoor zou nu de hele vlakte onder water staan. Door die narigheid is er in het nieuws hier minder aandacht voor de aardbeving in Marokko en de ramp in Libië.

Goed dat hier wifi is, hoewel niet altijd even stabiel, en dat ik daardoor naar de Nederlandse radio kan luisteren. Ruzie in de Partij voor de Dieren. Vervelend voor mevrouw Ouwehand, maar dat krijg je als je te doen hebt met onverzettelijke principiëlen. Het lijken me daar ook een soort gelovigen, een SGP voor de dieren, net zoals je vroeger de communisten had. Lees Het geloof der kameraden van Karel van het Reve, dan weet je alles. 


In Nederland denken ze wanneer ze horen dat je naar Griekenland gaat direct aan vakantie. Dat je je tijd verknoeit met bakken aan een strand, in het gelid met vele anderen, onder zo'n maffe, rieten parasol en op zo'n duurbetaald bedje. Er zijn ongetwijfeld mensen die dat heerlijk vinden, maar mij is het een gruwel. Ik ga ook niemand meer uitleggen dat ik hier voornamelijk ben om te werken en zaken te regelen. Er is altijd wel iets met de belastingdienst en dus met de boekhouder, ik moet materiaal verzamelen voor mijn columns in het Griekenland Magazine, lezingen voorbereiden en, zoals altijd, flink lezen. Af en toe zie ik vrienden of familie en eind van de middag ga ik naar de kroeg, net als in Nederland, maar het grootste deel van de dag, zeker in de ochtenduren, zit ik voor of achter de computer. Wat is het eigenlijk, voor of achter? Er is voor beide wat te zeggen. Een enkele keer kijk ik naar een film of documentaire, meestal ook in het Tijdelijke Schrijfhuis, of ga ik naar een lezing.

Maandagavond was er in de Kentriki Dimotiki Vivliothiki (wij zouden zeggen de Openbare Bibliotheek) een avond gewijd aan het werk van Anestis Evangelou (1937-1994), de dichter die we leerden kennen toen we, samen met Sofronis Hatzisavvidis, werkten aan dat speciale nummer van Kruispunt over de geschiedenis en literatuur van Thessaloniki dat in 1992 verscheen. Anestis was toen al ernstig ziek, hij worstelde al een paar jaar met kanker, maar toch ontving hij ons thuis in Oreokastro en leverde hij enkele gedichten voor Kruispunt. Wij hebben altijd contact met zijn weduwe, Dina, gehouden en ook na jouw overlijden is dat contact blijven bestaan, al zie ik haar maar weinig. Ze reist veel en is vaak bij haar kinderen in het buitenland, dus deze avond was een gelegenheid haar even te zien.

De avond werd, als ik het goed heb begrepen, georganiseerd door de plaatselijke gedichtenleesclub en voorgezeten door de dichter Tolis Nikiforou. Een filologe, Triada Emmanouilidou, hield een vertoog over het werk van Anestis, dat steeds werd onderbroken om als voorbeeld van wat ze zei een gedicht te horen, dat iemand van die club dan voordroeg. Dat maakte het afwisselend en levendig. Er werd ook een korte documentaire over en met Anestis vertoond, die ik overigens al eens heb gezien bij de ERT-3. Dina gaf hier en daar wat achtergronden en een vriend van Anestis, de dichter Yiannis Karatzoglou, haalde herinneringen op. Het was allemaal in het Grieks, maar ik kon het goed volgen. Een welbestede avond, waarna ik een taxi heb genomen naar huis om het bij Konaki allemaal verder te verwerken. 


Ik heb me tussen alle bedrijven door ook weer eens op de koloniale geschiedenis gestort. Die blijft boeien. Ik lees op het ogenblik Daar werd wat gruwelijks verricht door Reggie Baay. Een studie over de slavernij in Nederlands-Indië en de rol van de Nederlanders daarin. Een boek waar je niet vrolijk van wordt. Merkwaardig dat tijdens mijn studie geschiedenis, waarin ik mij potdomme uitgebreid met Nederlands-Indië heb beziggehouden, nauwelijks werd gerept over slavernij in de Oost. Ja, de herendiensten kwamen aan de orde, Daendels met zijn Postweg, het Cultuurstelsel, de Ethische Politiek, enfin, de traditionele onderwerpen, uiteraard ook de Atjeh-oorlog, maar de slavernij bleef in het vage gehuld. Dat was iets waar inheemsen en vreemde oosterlingen zich mee bezighielden, maar Nederlanders? Daarover werd vooral gezwegen, zeker in de schoolboeken. Daarin was het (en is het) wat de slavernij betreft overweldigend de West. Ik ben dus heel wat aan het bijleren, want ik heb ook direct maar een paar andere studies van Baay aangeschaft.


Ik ben ook weer af en toe aan het dichten. Je weet, gedichten bedenk je niet, die ontstaan spontaan in je hoofd, waarna ze weer verdampen, net als dromen, tot er weleens een eerste regel naar buiten komt, waarna de rest van het gedicht, zoals bij een soort geboorte, uit je kop stroomt. Dan hoef je dat alleen maar op te schrijven en zonodig een tikkie bij te schaven. Daarna moet het een tijdje 'rijpen' en dan zie je vanzelf of het gelukt is of niet. In het laatste geval gooi je het gewoon weer weg. 

Zo gaat het althans bij mij en zo is er in de afgelopen weken een klein reeksje gedichten ontstaan. Het gebeurt weleens meer en soms ook heel lang weer niet, maar als ik wat 'in voorraad' heb, vraag ik me altijd af wat ermee te doen. Er komen twee van die gedichten in het najaarsnummer van Ballustrada, mijn favoriete literaire tijdschrift, maar ik heb na het publiceren van ongeveer dertig boeken, waaronder vijf 'officiële' dichtbundels eigenlijk helemaal geen zin meer om bij de redacties van allerlei andere literaire tijdschriften te gaan leuren, dus ik houd ze onder me of ik zet er af en toen eentje op Facebook. Beroemd en rijk hoef ik er niet meer van te worden. Iedereen in Dordrecht, de navel van de wereld, weet wel zo'n beetje wie ik ben, ik trek al een paar jaar van Drees en wie trouwens denkt van de poëzie rijk te kunnen worden is niet goed bij het hoofd. Ik leg ze wel voor aan de Dordtse Dichterskring, een prettig gezelschap waarin wij elkaars gedichten proberen op te stoten in de vaart der letteren en dat alles bij een aangenaam glaasje wijn.


Ik bedenk nu ineens dat het vandaag in Griekenland mijn naamdag is: Άγιος Κορνήλιος ο Εκατόνταρχος. De heilige Kornelis. Je moeder belde me ieder jaar om χρόνια πολλά (vele jaren) te wensen. Dat was lief van haar, maar gelukkig ben ik een Hollander die niet aan naamdagen doet, anders zou ik alweer een feestje moeten geven.



In gedachten, altijd,


Kees


Thessaloniki, 13 september 2023.


Foto: auteur


zaterdag, september 09, 2023

Vrolijke noot




Lieve Stella,


Op het nieuws horen we niets dan rampspoed. Vanmorgen vroeg al berichten over een zware aardbeving in Marokko, in Thessalië in Griekenland is vorige week in twee dagen tijd evenveel regen gevallen als normaal in drie jaar, zodat de hele vlakte rond Karditsa onder water staat, en de oorlog in Oekraïne gaat ook almaar door. In Dordrecht is weer een goede bekende veel te jong plotseling overleden en is het nog warmer dan in Thessaloniki, waar het vandaag 28 graden wordt. 


Dat is niks vergeleken met de smerigheid die de chemische industrieën in de buurt van de Merwestad jarenlang hebben uitgestoten, al moeten we dat wel in het Nederlandse perspectief zien. De lucht boven vrijwel geheel Nederland wordt al vele jaren vergiftigd door de uitstoot van allerlei fabrieken in binnen- en buitenland. Toch leven we, als we het gezucht van de boven ons gestelde Autoriteiten mogen geloven, ieder jaar gemiddeld langer, wat leidt, zegt men, tot een vergrijzing die voor onvoorstelbare problemen gaat zorgen. Misschien moeten we de oudjes dan eindelijk maar eens van de pil van Drion voorzien met daarbij een wervende gebruiksaanwijzing.


Ik dacht: laat ik mijn brief eens met een optimistische noot beginnen. Het heeft tenslotte weer even geduurd sinds ik je heb geschreven. Dat kwam vooral doordat ik het idee had om het maar bij vijftig brieven te laten voor een boek, maar nu denk ik dat er misschien nog wel een paar bij kunnen, want ik mis het schrijven aan je. Vraag me niet waarom, antwoord krijg ik nooit, het is nogal verslavend, denk ik. Daarbij komt dat ik het in de maanden tussen mijn voorjaarsverblijf in Thessaloniki en nu nogal druk heb gehad. Veel wandelingen met toeristen, veel onderzoek gedaan in het archief, veel gelezen voor boekbesprekingen en die ingesproken of opgeschreven. Dat hoeft toch allemaal niet, zou je zeggen, maar het hoeft wel. Van stilzitten krijg ik jeuk en jeuk is erger dan kiespijn.


Ik ben hier al bijna een week, opnieuw in mijn pied-à-terre in de Akropoleos. Ik zit hier ruim en rustig, maar voor mijn rug zou het beter zijn als ik iets in de benedenstad zou zoeken. Al die hellingen die ik af moet over gruwelijk slecht, nee helemaal niet onderhouden trottoirs vol gaten en kuilen. Gelukkig heb ik mijn derde been en moet ik zeggen dat de rug zich nog goed houdt. De PRF-behandeling die ik een paar weken geleden heb gehad lijkt voorlopig effectief. Behalve als ik op die traditionele kafeneionstoelen in Odysseas moet zitten. Daar krijg je normaal gesproken binnen de kortste keren al een blikken reet van, maar ook voor de rug zijn ze een ramp. Toch blijf ik hier zitten voor zolang als het kan, want inmiddels ben ik na acht jaar aan deze buurt gehecht en zijn een supermarkt, een prettig restaurant en vier apotheken in een straal van honderdvijftig meter om me heen toch wel erg handig. Ook de taxi's zijn nog heel betaalbaar. 


De heenreis was nogal avontuurlijk. Ik had in Zürich drie kwartier overstaptijd, maar het vliegtuig uit Amsterdam vertrok met ruim drie kwartier vertraging. Schiphol, nietwaar? In de lounge was het aangenaam toeven, maar bij de gate begon het gedonder al. Tot tweemaal toe werd die gewijzigd, maar dat even omroepen was te veel gevraagd. Iemand ontdekt op een gegeven ogenblik toch wel dat het bord bij de gate is veranderd en dan slaat de kudde vanzelf wel op hol. Eerst dus B17, daarna B23 en vervolgens B35. Aan boord bij Swiss Air was de bediening uitstekend, maar daarvoor heb ik dan ook weken overgewerkt. 

Ik had mij al neergelegd bij een nachtje Zürich, maar zodra we waren geland stond beneden aan het toestel een mevrouw met een busje me op te wachten en werd iemand het ruim in gestuurd om mijn koffer eruit te vissen. Ik werd rechtstreeks naar het wachtende toestel van Air Baltic gebracht, alwaar de bediening opnieuw smetteloos was. Het eten was, zeker voor vliegtuigbegrippen, zeer smakelijk, ze bleven wijn aanslepen en bij vertrek kreeg ik een aardig voorraadje Zwitserse chocola mee 'voor thuis'. Ik had ook nog een fatsoenlijk rijdende taxichauffeur in plaats van de gebruikelijke hoogvlieger, maar net als de vorige keer was ik iets te laat thuis om de super nog te halen.


In mijn bagage zat kennelijk slecht weer, want de eerstvolgende drie dagen hadden we af en toe een regenbuitje en viel de temperatuur wat tegen. Nu is het weer hoog zomer, maar we zijn deze week wel door het oog van de naald gekropen, want nog geen 150 kilometer zuidelijker woedde een bijbels noodweer in Thessalië met als gevolg dat een groot deel van de vlakte rond Karditsa, goed voor meer dan twintig procent van Griekenlands agrarische productie, onder water staat en de schade enorm moet zijn. Ook op het schiereiland Pilion, zo'n beetje het paradijs op aarde, zijn de verwoestingen groot. Iemand die ik daar ken zette foto's op Facebook die er niet om liegen. Zoals gewoonlijk waren de autoriteiten in het geheel niet voorbereid, met als lichte verschoning misschien alle voorgaande ellende met de talloze bosbranden. In ieder geval waren de mensen in de getroffen gebieden lange tijd op zichzelf aangewezen. De televisiebeelden doen je beseffen hoe het in Zeeland in 1953 met de watersnoodramp moet zijn geweest, maar daar hadden we in ieder geval nog Bernhard in een helikopter, Juliana op kaplaarzen en reddingswerk dat snel op gang kwam. 


De gevolgen zullen nog heel lang te merken zijn, vrees ik. Vaso, die een paar dagen bij haar ouders was, kon vandaag niet met de trein terug naar Athene. Vanwege de overstromingen is er geen openbaar vervoer tussen de grootste stad van Noord-Griekenland en de hoofdstad, op het vliegtuig na, dus daar zit ze nu in, want maandag moet ze weer op haar werk zijn. Alexis zou haar in eerste instantie met de auto ophalen, maar de doorgaande wegen staan ook onder water. De Pinios, die ook nog eens door dat nauwe dal bij Tempi moet, kan het allemaal niet aan. Zelfs delen van Larissa staan onder water, want in een land waar regen voorheen zeldzaam was, zijn dijken een niet alledaags verschijnsel, al is het de vraag of die het bij zo'n enorme hoeveelheid regenwater zouden hebben gehouden.


Rampen of geen rampen, afgelopen woensdag hebben Savvas en ik in Ambelos onze verjaardagen gevierd met een etentje voor naaste familie. Het was goed om een aantal familieleden, soms na jaren, weer eens te zien, maar het maakt ook wat melancholisch. Er zijn al zoveel mensen weggevallen dat je je afvraagt, als ik naar de foto kijk die Vaso op Facebook heeft gezet: wie van ons is er volgend jaar om deze tijd nog? Neef Pericles is ook al weer twee jaar weduwnaar en Savvas was bijna aan covid bezweken, maar gelukkig gaat het weer goed met hem, al is hij nog steeds wat hees. En ik zit tegen die liesbreukoperatie aan te hikken, waarvan iedereen zegt dat het niets voorstelt. Dat zeiden ze ook tegen Kees Buddingh' toen die een routine-operatie aan zijn darmen moest ondergaan. Twee dagen later was hij dood. Je ziet, met een vrolijke noot beginnen is met een vrolijke noot eindigen. Ik geloof dat ik maar eens op zoek ga naar een taxi voor de kroeg. 


In gedachten, altijd,


Kees


Thessaloniki, 9 september 2023.


Foto: auteur



woensdag, september 06, 2023

Eén-nul achter




Warnaar zit met een boek in een café in een Griekse studentenstad. Een tafel verder zit een kleine man, verdiept in zijn telefoon. Hij pakt zijn boek op en leest verder. Op dit uur van de dag is het café een oase van rust, midden in het centrum van de stad. Het academisch jaar staat op het punt te beginnen. Overal jonge mensen met rolkoffers op straat. Studenten die terugkeren naar de stad of er voor het eerst hun weg moeten zoeken. Er komt een echtpaar binnen dat de man aanspreekt. In het Hebreeuws. Warnaar herkent de taal, maar verstaat niets.


Na een uitvoerig gesprek verlaat het echtpaar het etablissement. De man spreekt hem aan. Wat is dat voor boek dat u leest? Warnaar legt uit dat het een pas verschenen roman van een Nederlandse auteur is, die binnenkort grote indruk gaat maken. Althans dat hoopt hij. De schrijver komt niet uit Amsterdam en zit niet bij een grachtengordeluitgeverij. Dan sta je in de Republiek der Letteren automatisch met één-nul achter.


De man geeft Warnaar een pamflet met uitleg over een schilderijententoonstelling. Die houdt men regelmatig in dit café. Er hangt een verzameling kleurrijke aquarellen. 'Bent u de schilder?' vraagt Warnaar. Dat blijkt zo te zijn. 'Daarom ben ik hier vrijwel dagelijks', legt de man uit. Dan wordt de aandacht afgeleid door een groepje studentes dat lachend binnenkomt. Eén van de meisjes blijkt de man te kennen. Ze leidt de groep langs de aquarellen, terwijl Warnaar betaalt en afscheid neemt.


Foto: auteur


maandag, september 04, 2023

Aan de kant




Warnaar gaat graag door zijn collectie historische foto's. Je zou er haast van gaan denken dat vroeger alles beter was, de lijfspreuk van menig oudere. Was het echt beter, dat ziekenfonds, met die man die wekelijks aan de deur kwam voor de contributie, en de meer bedeelden en ambtenaren 'particulier' verzekerd? Misschien, denkt hij. Hij herinnert zich het ogenblik dat zijn vader ambtenaar werd waarna ze terecht konden bij een bekwame en vriendelijke tandarts in plaats van de onbeschofte bullebak waar ze voorheen patiënt waren. Over de bullebak ging het gerucht dat hij in de oorlog fout was. Hij kwam in ieder geval uit Friesland. 


Hij herinnert zich dat hij als kind weleens naar de drogist moest om gaspenningen. De gemeente had zijn eigen gasfabriek, een grauwe kolos aan de haven. Soms waren de penningen op zondag op en moest het petroleumstel eraan te pas komen. Die drogist was een vreemde man. Als zijn moeder Warnaar om een dweil stuurde, zei hij 'neem mijn vrouw maar mee.' Een grap die Warnaar als kind niet begreep. Hij zag er uit als een drogist: bleek, mager en altijd in een grauwe stofjas.


Hij ziet de villa's, waar nu kleurloze jarenzestigflats staan, de bomenrijen die voor een 'ontsluitingsweg' zijn gekapt, het charmante fin-de-sciècle postkantoor waar nu een lullig ogende kolos staat waarin een warenhuis en een kledingzaak. Ze reden nog overal met paard en wagen. Later kwamen daar auto's bij. Als ze op straat voetbalden moesten ze daar even voor aan de kant.


Foto: archief auteur


vrijdag, september 01, 2023

De brug op!




In de kroeg vraagt iemand hem in welke eeuw hij het liefst zou willen leven als hij kon teruggaan in de tijd. De 18e, antwoordt hij. De contouren van het moderne Europa waren toen al aardig duidelijk met de opkomst van de Verlichting, maar de samenleving was nog niet toe aan de knellende zeden van het Victoriaanse tijdperk, een eeuw later. Ook het ruwe, nietsontziende kapitalisme, waarvan het neo-liberalisme in zijn ogen de recentste uitwas is, moest nog op gang komen. Hij voegt er aan toe dat hij in dat geval wel stinkend rijk zou willen zijn en kerngezond. Creperen tussen het crapuul lijkt hem weinig aantrekkelijk.


Warnaar biedt de vragensteller, een jongeman van tegen de veertig, iets te drinken aan en vertelt een anekdote uit de Londense dagboeken van James Boswell. Die had er schik in om het 's nachts op een van de Londense bruggen te doen, ondertussen genietend van het ruisen van de Thames. Naast hoertjes had hij een voorkeur voor actrices, wat in de 18e eeuw ongeveer synoniem was. Althans bij Boswell, die nog een tijdje rechten studeerde aan de Utrechtse universiteit. Daar had je, toen Warnaar student was, het James Boswell Instituut waar studenten en hoogleraren hun steenkolen-Engels, of een andere weggezakte taal van de middelbare school, konden verbeteren.


Een paar keer liep Boswell syfilis op en moest hij een kwikbehandeling ondergaan, waarover hij zich hevig beklaagde. Naar de opvattingen van die tijd was het oplopen van een geslachtsziekte altijd de schuld van de vrouw.