zaterdag, juli 25, 2009

Lekker klagen


Op een dag als vandaag, wanneer de temperatuur de veertig graden haalt, is het klagen niet van de lucht. Overal ter wereld wordt continue over het weer geklaagd, ook al leeft men in een veel gezegender klimaat dan het kledderige Nederlandse. De Grieken vormen hierop geen uitzondering. Zodra zich maar even wat bovenmatige warmte aankondigt begint het op de buis en bij de tientallen radiostations te gonzen, want in komkommertijd is men maar wat blij met een onderwerp waarover altijd wat te zaniken is. De mensen trekken zich massaal terug in huis om te kleumen bij de alom snorrende, ratelende en druipende airco's en een bezoek aan de supermarkt wordt een levensbedreigende zaak. In een land waar men zich tot aan het hysterische toe druk maakt over de Mexicaanse griep zien ze er geen been in om in de supermarkten de luchtkoeling op een graad of zeventien te zetten, zodat je bij iedere boodschap wordt geconfronteerd met een ongehoord temperatuurverschil en de gerede kans op een ernstige longontsteking. In diezelfde supermarkt staat de verwarming 's winters op vijfentwintig graden, of het buiten nu vriest of, wat ook voorkomt, het gewoon een graadje of twintig is. Behalve over het weer wordt er volop geklaagd over de energieprijzen. Heel menselijk allemaal. Ik doe mijn boodschappen het liefst op de buurtmarkt, de laïki agorá, 's morgens rond een uur of negen, waar de prijzen nog niet de helft zijn van die in de supermarkt en waar de kans op een longontsteking nihil is. 


Soms komt er een deskundige op de buis die omstandig uitlegt dat het allemaal de schuld van de opwarming van de aarde is. Je moet wát roepen, maar uit mijn dagboekaantekeningen blijkt dat het in 1987, toen ik Stella ontmoette, op sommige zomerse dagen ook al zo warm was. Alleen leed men toen minder onder de terreur van de airco. De zomer heeft voor een nieuwe gekte gezorgd: de windmachine. Sinds een jaar of twee, drie staan er op veel terrassen enorme ventilatoren, die ter plekke een storm van minstens windkracht negen veroorzaken. Geen normaal mens die daar in wil zitten, dunkt me, maar de Grieken zijn er dol op en kijken mij aan of ik van een andere planeet kom als ik vraag of het wat minder kan, of een plaats zoek aan de rand van het terras om de storm te ontlopen. Het komt misschien omdat Griekenland een land van hard is. De windmachine dient zo hard mogelijk aan te staan, muziek is alleen mooi als ze keihard uit de boxen komt en in een auto moet je als echte vent natuurlijk zo hard mogelijk rijden. Dat een storm bij je wijntje hinderlijk is, soit. Dat je van keiharde muziek half doof wordt, ach, ze praten hier doorgaans zo luid dat ze elkaar toch wel verstaan en hard rijden: er wordt op de buis regelmatig geroepen dat Griekenland percentueel het hoogst aantal verkeersdoden van Europa heeft, maar dat is iets voor het nieuws, niet om je in het verkeer van alledag erg druk om te maken. Stel je voor dat ze je aanzien voor een lulletje.


Ondertussen geniet ik van de prachtige, zwoele zomeravonden, de sterrenhemel en de milde ochtenden. Ja, zo tegen een uur of twee 's middags wordt het wat warmpjes. Dan doe ik de ramen en deuren dicht, zet mijn ventilatortje aan, eet mijn middagmaal en ga een poosje siësta houden. Een gewoonte die men node in het jachtige Holland ook zou moeten invoeren, maar daar hebben de kindertjes niet geleerd om tussen drie en vijf hun snater te houden en zwoegt de werkman met klopboor, hamer en schuurmachine lustig door, ondertussen hevig mopperend op de regen en de kou. Het weer, een ideale uitlaatklep, anders zouden de hysterie en agressie nog groter zijn. Ik juich het daarom allemaal toe, veertig boven nul of veertig onder, het hindert niet, zolang er maar wat te klagen valt.


zondag, juli 19, 2009

Stella Timonidou: De pruimenboom




























De pruimenboom


Op het kleine, besloten erf

heerste een pruimenboom waarvan

de takken over het dak van

het joodse huis* reikten,

daar waar ik het eerste licht zag

en zesentwintig meimaanden woonde.


Iedere lente geurde de plaats

van zijn zachte roze bloemen,

terwijl wij ’s zomers in zijn

donkere schaduw zaten en

grootmoeder leunend tegen zijn stam

ons verhalen vertelde over Klein-Azië.


Op een gegeven ogenblik begon de oogst:

eerst plukten we grote, donkerpaarse,

zoete pruimen van de lage takken

en daarna van de hoge,

terwijl we als eekhoorns langs zijn

sterke takken klommen.

Moeder maakte er zoetigheid van,

oma legde ze in de zon voor de

winterinmaak te drogen en van de rest 

maakte tante moes en marmelade.


Maar het duurde niet lang voordat

de bulldozer verscheen. Die nam hem

in één greep met de huizen.

Het werd een doorgaande weg met 

de naam Nieuwe Egnatia, 

of Nieuwe Wereld zo je wil.


Stella Timonidou


*Huizen waar oorspronkelijk door de Duitse bezetter gedeporteerde joden woonden. Na de oorlog werden zij door een joodse stichting verhuurd.


In: Eindeloze nachten. Liverse, Dordrecht 2008.



Η  δαμασκηνιά


Μες στη μικρή κλειστή αυλή

δέσποζε μια δαμασκηνιά που

τα κλαδιά της περνούσαν πάνω

από τη στέγη του εβραίικου* σπιτιού,

εκεί όπου αντίκρυσα το πρώτο φως

κι έζησα εικοσιέξι Μάηδες.


Κάθε άνοιξη ευώδιαζε ο τόπος

από τα απαλά ροζ άνθη της,

ενώ τα καλοκαίρια καθόμασταν

κάτω από τον παχύ ίσκιο της

και η γιαγιά ακουμπισμένη στον κορμό της

μας έλεγε ιστορίες από τη Μικρασία.


Κάποτε άρχιζε η συγκομιδή:

μεγάλα μοβ γλυκά δαμάσκηνα

μαζεύαμε πρώτα από τα χαμηλά

κι ύστερα από τα ψηλά σκαρφαλώνοντας 

στα γερά κλαδιά της σαν σκιουράκια.

Η μάνα έκανε απ’ αυτά γλυκό του κουταλιού,

η γιαγιά θα τ’ άπλωνε να ξεραθούν στον ήλιο 

για τις κομπόστες του χειμώνα κι η θεια 

θα τ’ αποτελείωνε με μαρμελάδα ή πελτέ.


Δεν άργησε όμως η μπουλντόζα να φανεί. 

Την πήρε παραμάζωμα μαζί με τα σπίτια. 

Κι έγινε διάνοιξη οδού με την ονομασία 

Νέα Εγνατία ή Νέος Κόσμος, 

όπως θέλεις πάρτο.


Στέλλα Τιμωνίδου


* Σπίτια όπου αρχικά ζούσαν Εβραίοι, αλλά μετά τον εκτοπισμό τους από τους Γερμανούς,

     ανέλαβε την επινοικίασή τους η Ισραηλινή Κοινότητα. 


In: Ατελείωτες νύχτες. University Studio Press, Thessaloniki 2009.


 


donderdag, juli 16, 2009

Altijd weer



Op dit zomerse balkon

passeren de dromen 

die we hadden van

een huis met oosterse tapijten,

een tuin vol kruiden 

en geurende bloemen,

van zon en schaduw onder het 

oog van de Olympische goden,

waardig in nevelen verscholen 

aan de overzijde van de baai.


Op dit zomerse balkon

waar motoren langs razen

in een door auto's verstikte stad,

waar de acacia's in het plantsoen

door onverschilligheid zijn verdord,

droom ik mijn dromen,

brand ik een olielichtje bij je foto,

omdat je nooit bent weggegaan.


Soms verschik ik je kleren 

in de hangkast

en altijd weer betaal ik stipt

de rekeningen die binnenkomen

op jouw naam.


Thessaloniki, 12 juli 2009


zondag, juli 12, 2009

Grenzeloos enthousiast


In het verhaal 'Bobby Kinghe' in mijn recent verschenen verhalenbundel IJzeren logica, komt het volgende fragment voor:


Het begon tegen de tijd dat we ons dichters begonnen te voelen. Gerrit de Wolf, Jan van der Geer en ik. Er werd op school een beetje tegen ons opgekeken, vooral tegen Jan, die een keer in Avenue-literair had gepubliceerd. Wij wilden meer dan verzen schrijven en zaten vol zendingsdrang. 'Over de cultuurdrempel schoppen, die lui,' zei Jan in een vraaggesprek met Janny Groen, die stage liep bij de plaatselijke editie van Het Vrije Volk. We zouden van Dordrecht een cultuurstad van formaat maken! Toen Jan kwam met het plan om een poëziefestival te organiseren, Carré was nog vers, werd het serieus. We vervoegden ons bij de enige dichter van naam die we hadden, Kees Buddingh'.

 

Hij ontving ons, zwaar pijp rokend, tussen een enorme verzameling lege flessen in zijn donkere werkkamer in het gebouw van het Teekengenootschap Pictura. We zagen hem in de schemer nauwelijks zitten. De kamer van een dichter, vonden we en we besloten voortaan ook geen fles meer weg te gooien. Tegen de achterzijde van de deur was een grote foto geprikt: 'Poëzie in Carré.' Daar zaten ze: de Selfkicker, Bernlef, Remco Campert, Buddingh' zelf. Al onze idolen in vogelvlucht. Als we die eens naar Dordt konden halen! Buddingh' vond het direct een goed idee en greep de telefoon. Er zouden er uiteindelijk maar liefst negen komen, onder wie Campert en de voor ons toen al legendarische Vinkenoog. (Ik herinner mij dat mijn vader onder het eten eens aangeslagen vertelde dat Simon Vestdijk was gearresteerd wegens het bezit van hasjiesj. 'De schrijver Simon V.' had er in de krant gestaan en voor vader was er maar één schrijver 'Simon V.')


Dat poëziefestival, voor Dordrecht spectaculair van omvang, maar in landelijke context gezien zeer bescheiden, vond plaats in mei 1969. Ik moest aan dit fragment denken, toen ik vanmorgen op de internetpagina van de Wereldomroep het bericht las dat Simon Vinkenoog is overleden. Dat hij stervende was had ik daarvoor al bij de Contrabas vernomen, maar ik dacht eerst nog: Vinkenoog is een taaie, die komt er wel weer bovenop, waarbij mij de montere foto voor ogen kwam, onlangs op zijn website, van een lachende, ongeschoren Simon V. in een Amsterdams ziekenhuisbed, nadat hij een zware operatie aan een been had ondergaan. Een doorzetter. Ook dat beteuterde gezicht van mijn vader zag ik ineens weer, toen hij geloofde dat Simon Vestdijk in de boeien was geslagen. Dat moet een jaar of wat voor onze dichtersavond in Dordrecht zijn geweest. Een avond waar Vinkenoog overigens als enige op het laatste ogenblik verstek liet gaan, ondanks zijn belofte aan Buddingh'. Dat maakte hij later helemaal goed met zijn prachtige woorden bij de herdenking na het overlijden van Kees in de foyer van theater Kunstmin in 1985. Een herdenking waar een van Buddingh's Dordtse schildersvrienden (zijn naam doet Fries aan) op respectloze wijze halfzat door de sprekers heen zat te brallen, maar dit terzijde.


Die bijeenkomst was een van de weinige keren dat ik Vinkenoog ontmoette, maar ik ben hem wel altijd blijven volgen. Een groot dichter heb ik hem nooit gevonden, maar wel een inspirator, een initiatiefnemer, iemand die altijd een enorm enthousiasme uitstraalde voor de poëzie. Dat bleek toen hij na het aftreden van Gerrit Komrij de ondankbare rol van Dichter des Vaderlands (ook zo'n term die nooit went) ad interim op zich nam. Wellicht schuilt in dat grenzeloze en belangeloze enthousiasme zijn grootste verdienste. Zijn ontbreken in Dordrecht in mei 1969 is hem natuurlijk al lang vergeven. Tachtig is hij geworden. Ik had hem nog graag een aantal mooie, dichterlijke jaren gegund, maar tegen een anders beschikkende natuur kan zelfs de meest enthousiaste dichter niet op.

   


donderdag, juli 02, 2009

Bourgondisch afscheid

Ik herinner mij een hilarisch fragment uit een brief van Gerard Reve, waarin hij een piloot bij de luchtmacht verzoekt een precisiebombardement uit te voeren op een bepaalde bovenwoning te Amsterdam, zijnde het huis van de schrijver Theun de Vries. Reve had het niet op de Vries, omdat deze een aanhanger was van de door de volksschrijver gehate communistische religie. Ik herinner mij ook de woonkamer van de ouders van een van mijn beste vrienden. Daar stond tot ver in de jaren tachtig een groot portret van Jozef Stalin op de schoorsteenmantel. Toen mijn vriends vader overleed smeet de weduwe als eerste Stalin uit het raam. Twee herinneringen die opkwamen toen ik afgelopen zaterdag in Brugge het allerlaatste nummer van het literair kwartaalschrift Kruispunt in ontvangst nam. Kruispunt 200 betekent na 50 jaar het einde van een flamboyant tijdschrift. Gesticht door twee Vlaamse communisten, Georges van Acker en Marc Braet, verloor het in zijn groei naar volwassenheid allengs de religie van Karl Marx en eindigde het als een vooruitstrevend, ruimdenkend blad waarin plaats was voor vogels van velerlei pluimage, mits onbesmet door rechts-extremistische virussen. Een tijdschrift dat door haar speciale katern 'Op het kruispunt,' gewijd aan boekbesprekingen, en door haar ruime belangstelling voor wat er in de wereldliteratuur te koop was, met name in de 'kleine talen,' als Bretons, Catalaans, Welsh, Zuid-Afrikaans enz., een fundgrube is geworden voor latere literatuurvorsers. 


Stella en ik kregen de kans onze bloemlezing van Cypriotische literatuur als Kruispuntnummer 197, een pil van 470 bladzijden, uit te geven. Dat was voor ons de bekroning van een lange samenwerking met Kruispunt, die voor mij begon in 1974 toen ik er als jong dichter voor het eerst in publiceerde en die afgelopen zaterdag eindigde toen ik het twijfelachtige genoegen had om het blad samen met mederedacteur Jan Deloof en dichter Hendrik Carette uit te luiden, in aanwezigheid van hoofdredacteur John Heuzel en een uitgelezen gezelschap  Kruispuntvrienden. Er was lof, terechte lof voor John Heuzel, die meer dan 25-jaar het aanzien van Kruispunt bepaalde en zonder wiens literaire inzicht en moed het blad waarschijnlijk allang het loodje zou hebben gelegd. 


De presentatie werd gehouden op het domein De Zeven Torentjes, waar ook de sfeervolle kinderboerderij van Brugge is gevestigd. Het was bijzonder prettig om veel oude Kruispuntvrienden terug te zien, al speelde bij iedereen wel in meer of mindere mate de weemoed over het verdwijnen van een tijdschrift dat voor de meeste aanwezigen meer was dan zomaar een literair blad. Bij wijze van uitzondering was het een mooie, zonnige dag, wat aan het weerzien ook een feestelijke tint gaf. Het was een welhaast Bourgondische bijeenkomst, waarop Kruispunt zijn genodigden ruimhartig onthaalde op drank en een kostelijk maal, maar evenzeer op muziek, poëzie en tenslotte op het nummer zelf. Geheel in Kruispuntstijl een bijzondere publicatie. Een tweedelig slotnummer, eigenlijk twee nummers, waarvan het eerste deel, Kruispunt 198-199, een uitgebreide verhandeling bevat van de hand van Peter Bormans over het beeld van Jozef Stalin in de literatuur. Het nummer opent met een krachtig gedicht van Hendrik Carette, getiteld Een bolsjewistische fanfare. Nummer 200 tenslotte bevat een aantal beschouwingen van oud-medewerkers en redactieleden over hun ervaringen met Kruispunt. Dit deel verscheen met een fraai ogend omslag waarop een tekening van Picasso, ooit voor dit doel afgestaan aan zijn vriend Marc Braet. Er staan bijzondere herinneringen, fraaie anekdotes en ontroerende passages in. Het is een nummer dat iedere liefhebber van Kruispunt, maar ook iedere verzamelaar, in de kast zou moeten hebben en dat kan, want het is eenvoudig te bestellen via kruispunt@telenet.be.