Eind januari 1910 werd Parijs getroffen door een grote overstroming, waarover de Amerikaanse historicus Jeffrey Jackson onlangs een boek publiceerde onder de titel How the City of Light Survived the Great Flood of 1910. Zijn studie wordt uitgebreid besproken in The London Review of Books van 28 januari. Getuigen van de overstroming vergeleken het beeld van de verdronken straten en boulevards, waarboven de gebouwen en paleizen uit toornden, vooral op de linker Seine-oever, meestal met Venetië, een vergelijking die nogal voor de hand ligt. Een uitzondering daarop was de dichter Guillaume Apollinaire. Hij schreef in het dagblad L' Intransigeant dat de overstroming bij hem vooral herinneringen opriep aan Dordrecht.
Hoewel minder voor de hand liggend dan Venetië, was dat zo vreemd nog niet. Dordrecht was in de tijd dat Apollinaire het moet hebben gezien nog vooral een waterstad. Het Steegoversloot, de Museumstraat (toen Lindengracht), en de Grote Spuistraat bijvoorbeeld waren nog echte grachten, zoals we die nu kennen uit Delft, Utrecht en Amsterdam. Wie schilderijen en prentenboeken van het 19e eeuwse Dordrecht bekijkt wordt getroffen door de schoonheid van de stad en vooral door zijn grachten. Ik droom er weleens van dat ik door dat schilderachtige Dordrecht zwerf, dat eind 19e eeuw nog geen veertigduizend inwoners telde. Ik zou Dordrecht weleens willen beleven zoals het tevoorschijn komt uit het prachtige boek Dromen van Dordrecht. Buitenlandse kunstenaars schilderen Dordrecht, 1850-1920, onder redactie van Moniek Peters, Ursula de Goede en Jan Alleblas. Uit dat boek blijkt dat niet alleen dichters, maar vooral schilders zich door het 'Venetië van het noorden' lieten inspireren.
Voor de bewoners had dat schilderachtige een duidelijke keerzijde. De grachten, met meestentijds stilstaand water, fungeerden ook als riolen, wat 's zomers leidde tot stankoverlast en vooral tot het steeds weer voorkomen van besmettelijke ziekten als tyfus en cholera. Vandaar dat beter gesitueerde Dordtenaren hun villa's aan de Singel buiten het centrum lieten bouwen, zoals in eerdere eeuwen regenten zich terugtrokken in landhuizen als Dordwijk en Dubbelsteyn. De modernisering in de loop van de 19e eeuw maakte door de komst van riolering en stromend water een einde aan de jaarlijks terugkerende cholera-ellende, maar ook grotendeels aan de schoonheid van Dordrecht. Op twee na werden de stadspoorten afgebroken, grachten werden gedempt, straten verbreed, de stad begon te groeien en nieuwe wijken verrezen. Het trieste hoogtepunt van de modernisering was het idiote en megalomane 'saneringsplan' uit de jaren vijftig, waaraan we de foeilelijke Spuiboulevard te danken hebben, die in de oorspronkelijke visie had moeten worden doorgetrokken tot aan de Noordendijk. Een tochtgat van niets naar nergens.
In het havenkwartier en in delen van het centrum is de oorspronkelijke grandeur van Dordrecht nog wel te zien en te voelen, wat vooral te danken is aan het stadsherstel uit de jaren zeventig en tachtig. Anderzijds is Dordt op veel plaatsen onherstelbaar verminkt. Een slachtoffer van projectontwikkelaars en hedendaagse architecten. Vergeleken bij Rotterdam is het nog altijd een parel, zoals een ekster mooi is vergeleken met een kraai, maar of Apollinaire aan Dordrecht zou hebben gedacht als de Parijse geschiedenis zich honderd jaar later had afgespeeld, dat wens ik ernstig te betwijfelen.
1 opmerking:
Prachtig artikel Kees, leerzaam en lekker leesbaar.Ook hierin schuilt je liefde voor deze stad, getuige de bijna melancholische hunker naar het oude Dordt, hetgeen ik overigens met je deel.
Bij het lezen van de titel dacht ik onmiddellijk aan mijn gedicht met die titel, dat ik vorig jaar schreef.
Vriendelike groet, Wim.
Een reactie posten