Eind februari, maar het heeft iets van een milde zomeravond. Tegen kroegtijd sluit ik de computer af en neem de bus naar het centrum. Het is druk op straat. We rijden de Kamarra, de triomfboog van keizer Galerius voorbij. Als ik mij goed herinner dezelfde die in het hippodroom een paar duizend mensen liet afslachten. Het wemelt er van de jongelui. Kamarra is bij uitstek de plaats om met elkaar af te spreken. Veel studenten. Meisjes die lustig anticiperen op meer mooi weer, al is de voorspelling voor morgen somber. We hopen op een programmeringsfout in de weercomputer.
Voor ik uitstap bij de halte Agia Sophia zie ik twee pubers een kruis slaan bij het passeren van een kerk. Een gewoonte die steeds meer van de alom aanwezige, oude kwezels overslaat naar de jeugd. Ik begrijp daar niets van. Mijn beeld van gelovigen verhoudt zich slecht met korte rokjes, strenge laarzen en strakke, laag uitgesneden truitjes, al heb ik mij laten vertellen dat in bevindelijke kringen opwindende lingerie een grote mate van populariteit geniet.
Ik zuig mijn longen vol prezomermildheid en begin aan mijn ronde. Eerst naar News Stand voor kranten, want ik moet voor het Griekenland Magazine over de heersende crisis schrijven. In Nederland is het ook crisis, vernam ik van de Wereldomroep. Wouter Bos heeft er de brui aan gegeven. Afghanistan werd hem te veel, althans het drijven en konkelen van het CDA om daar tegen de wens van een meerderheid van de Nederlanders te blijven. Ik vind het nog knap dat hij het zo lang met de zingende zagen Jan-Peter en Maxime heeft uitgehouden. Ik vraag me alleen af of we straks niet van de regen in de drup komen. Boven de vlakte van Mordor groeit de steeds bruiner wordende schaduw van Geert Wilders.
Met een tas vol kranten loop ik langs de Agia Sophia, de alfa en de omega van mijn gelukkige jaren met Stella, naar de winkel van de Tabaksclub. Ik ben geen lid, maar krijg wel altijd korting. Waarschijnlijk vanwege mijn mooie groene ogen. Met een naar inroken hunkerende, nieuwe pijp zet ik koers naar Loxias, waar ik heb afgesproken met een meesteres in de financiën, die mij de kleine lettertjes van de Griekse crisis gaat uitleggen. De koffieboer in het souterrain van ons flatgebouw is failliet gegaan en op steeds meer plaatsen zie je vooral kleine winkels die het opgeven, maar of dat nu door de crisis komt of door de supermarkt, weet ik niet.
Ik ben redelijk vroeg, dus is het nog rustig in Loxias. Er staat zachte, klassieke muziek op. Eigenlijk overbodig, maar het volume is niet storend. Twee tafels verder zit een man met lang grijs haar, een gegroefd gelaat en een fikse haviksneus te schrijven. Dat kan niet anders dan een door het leven getekende dichter zijn. Ik herken de soort op ruime afstand. Zwijgend pak ik mijn Moleskin en begin mee te schrijven. Mijn bier wordt gebracht samen met een bordje kazen. Dat is het aardige van Loxias. Het bier is er, zoals overal in Griekenland, peperduur, maar je krijgt er altijd een verrassing bij. De tweede ronde levert een schotel pittige worstjes op.
De deskundige schuift aan. Ik bestel nog een keer. Nu komen er olijven in knoflooksaus en bloedworst mee. De worst laat ik aan de expert, die mij in drie kwartier alles uitlegt dat ik zelf ook al had bedacht. Daarna maken we ruzie om de rekening. Zij, nadrukkelijk geëmancipeerd, staat erop om te betalen, ik eveneens. Ik win tenslotte, waarna we hartelijk afscheid nemen. Buiten is het donker geworden, windstil en nog steeds zeer mild. De Gounarisstraat, aan weerszijden van de langgerekte fundamenten van – alweer – keizer Galerius zijn paleis, nu te zien als historisch monument, bruist van leven. De winkels zijn nog open, de terrassen in de zijstraten zitten tjokvol, overal zie je illegale straatventers en de studentes lijken nog frivoler dan op de heenweg. Het zal wel met die crisis, denk ik met de Grieken mee, maar nu hebben we even een onverwachte zomeravond en laten we daar eerst maar van genieten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten