In
een gedicht van André
van der Veeke staat een oudere man aan de oever van een rivier, op de
plek waar hij als jongeman, die nog alles van de toekomst verwachtte,
ook stond. Hij overdenkt zijn leven en is tegelijkertijd nog steeds
die jongeman. De cirkel is rond. Ik denk weleens aan dat gedicht als
ik een wandeling maak langs de rivier bij Dordrecht, waar ik als kind
vaak met mijn grootvader te vinden was. Op 28 juli kwam het weer bij
mij op. Toen stond ik bij Pier Head in Liverpool, aan de oever van de
Mersey. Ik keek naar de overkant, naar de skyline
van Birkenhead op de
Wirral. Een paar kilometer verderop ligt het gehucht Hooton, waar ik
regelmatig logeerde bij mijn jeugdliefde, Wendy L. Ik herinner mij
die tijd als een aaneenschakeling van zomerse dagen en zwoele
avonden, al zal het ook weleens slecht weer zijn geweest. Er stond
een harde noordwestenwind, de temperatuur was hooguit zestien graden.
Eerder herfst dan zomer. Wat een contrast met die bloedhete 28e juli
1990, toen wij trouwden in Thessaloniki.
Op
de 22e juli vloog ik van Amsterdam naar Bristol, voor de jaarlijkse,
internationale conferentie van de Dickens Fellowship. Die begon op de
23e, daarom nam ik de eerste avond mijn intrek in het tamelijk luxe
Grand Hotel in het centrum. Kamer U20 in Wills Hall, een van de
studentenhuizen van de Universiteit van Bristol, was iets minder
luxe, maar ik heb geen klachten. Alles was brandschoon, er waren een
schrijftafel, een eigen badkamer en een bed waarop ik uitstekend heb
geslapen. Het was ook wel aardig om weer even als student te
leven. Jammer dat je naar de dichtstbijzijnde pub twee en een halve
mijl moest lopen. De huisbar was slechts open van zes tot elf uur 's
avonds. Op één
middag na goot het iedere dag van de regen.
Op
de conferentie heb ik mij uitstekend vermaakt. Het thema was Dickens
en reizen. Dat leverde
een aantal interessante lezingen op, maar mijn vraag waarom Dickens
nooit Griekenland heeft bezocht, bleef onbeantwoord. Het blijft,
tenzij er nog eens brieven van hem opduiken waarin hij erover
schrijft, een onderwerp van speculatie. Ik heb weleens geopperd dat
hij het misschien te gevaarlijk vond, omdat hij met zijn gezin
placht te reizen en het Griekse vasteland in die tijd nog wemelde van
de struikrovers. Ik zou er trouwens niet van opkijken als die tijd,
als gevolg van de voortdurende crisis, nog eens terugkeert.
Na
afloop van de conferentie ben ik naar Liverpool gespoord, waar ik
drie nachten logeerde in wat ze tegenwoordig een design
hotel noemen. Alles
ingericht rondom het motief The
Beatles, die je nog
volop hoort in de Liverpoolse horeca. Ik sliep onder de gestileerde
koppen van John, Paul, George en Ringo, in een reusachtig bed, waar
je gemakkelijk met zijn vieren in kon. Het personeel was vriendelijk
en behulpzaam, maar slecht te verstaan. Allemaal meisjes en jongens
uit het Oostblok met schamel Engels wat de uitspraak betreft. In
Liverpool scheen de zon, maar ook daar was het alle dagen koud. Ik
vroeg mij af wat ik van de stad zou herkennen. Veel, maar toch anders
dan in mijn herinnering, waarin ik voornamelijk beroete gebouwen en
vervallen pakhuizen vind. Het roet (tot 1968 reden er nog
stoomtreinen tussen Liverpool en Manchester) is weg gezandstraald,
het havengebied rond het Albert Dock is mooi gerestaureerd. Je vindt
er veel horeca en de Liverpool Tate. Ook Pier Head is opgeknapt. Je
kunt er nog steeds de 'ferry across the Mersey' nemen, zoals ik met
Wendy deed. Voor de replica van de Cavern Club, een soort
pretparkachtig ding, heb ik mij laten vertellen, verdrong zich een
brigade oosterse toeristen. Ik ben er schielijk aan voorbij gelopen.
Ik
ging op zoek naar een boekhandel, omdat ik de volgende middag de
trein naar neef Brian in Newton-le Willows zou nemen. In Bold Street
vond ik News from
Nowhere, een ouderwets
links-radicale zaak met Ierse muziek en volop traktaten voor de
gestaalde kaders. Ik zag een plank met boeken over de Griekse crisis.
Ik had ze graag cadeau gedaan aan Jeroen Dijsselbloem, maar een
starre gelovige bekeren met de heilige boeken van een andere leer, is
zonde van de tijd. Uiteindelijk kocht ik A
Fine Brother. The Life of Captain Flora Sanders,
van Louise Miller. Sanders was een Engelse die in de Eerste
Wereldoorlog als officier in het Servische leger vocht. Een wel heel
zeldzaam exemplaar dus. Brian was er blij mee. Achteraf had ik mezelf
ook wel een exemplaar cadeau willen doen, maar mijn koffer was al
zwaar genoeg. Het staat op de lijst voor als ik weer boeken in
Engeland bestel. Onderweg naar de boekhandel zag ik een Grieks
restaurant, Zorbas, waar ik 's avonds heb gegeten. Wat vroeg op de
avond, het was nog stil. Ik raakte met de eigenaar (afkomstig van
Samos) in gesprek. Even lekker Grieks kletsen in Liverpool. Voor ik
wegging schonk hij mij een flink glas tsipouro uit een fles 'die
alleen voor vrienden is.'
In
mei 2007 waren wij samen met de auto in Newton-le-Willows, toen we uit
Schotland kwamen, op weg naar de veerboot in Hull. De keer daarvoor,
was dat niet in 1995?, zijn we ook een keer met de auto geweest. Dat
betekent dat ik er in 1986 voor het laatst met de trein aankwam. Toch
leek het of ik de wandeling van Newton station naar Brian's huis,
langs de Legh Arms en via Willow Road, gisteren nog had gemaakt, zo
vertrouwd was alles. Bij Brian trof ik John H., die ik voor het
laatst had gesproken bij de begrafenis van neef John, in mei 2009.
John bezoekt Brian, die zich na een reeks operaties maar heel
moeizaam kan voortbewegen, wekelijks, een reis van twee uur met trein
en bus. Petje af voor zoveel vriendentrouw. We hebben voornamelijk oude herinneringen opgehaald, dat krijg je als je drie
mensen, die elkaar al vanaf hun vroege jeugd kennen, na zoveel jaar
bij elkaar zet. Met John voor het avondeten naar de afhaal-Indiër
in de Highstreet gelopen. Ook daar is vrijwel niets veranderd. Er is
een barretje bijgekomen, maar The Blue Lion, de fish-and-chips-boer,
The Pied Bull en apotheker Jolly (die man moet zeker negentig zijn)
zitten er nog steeds. Toen ik vroeg in de avond de sneltrein
terug nam, stapten drie nogal schaars geklede jongedames in, die
overduidelijk een avondje op avontuur gingen in Liverpool. Ik ben
maar een coupé
verder gaan zitten, met het dagboek van Arnold Bennett.
Zodra
ik terug was op het Eiland van Dordrecht, keerde ook de zomer weer.
Op een zonnige vrijdagavond zagen we FC Dordrecht geïnspireerd
winnen van Volendam. Dat leidde tot een even geïnspireerde derde
helft en moeizaam opstaan de volgende morgen. Gisteren hoopten we op
een reprise in Emmen, maar dat mocht niet zo zijn.
Ik
ben een paar uur in de tuin gaan werken. Ik heb hem ik de laatste
tijd wat verwaarloosd. Te veel andere dingen om handen, waaronder de
redactie van het boek van Roos Mavrikou-Zevenhuizen, het tweede deel
van haar dagboek over de Griekse crisis. Daarnaast is op mooie dagen
het terras van Visser ook verleidelijk. Mooie dagen zijn echter wat
schaars deze zomer. Zojuist ben ik door regen alweer uit de tuin
verdreven.
In
gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht,
15 augustus 2015
Foto: Kees Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten