Mijn
dagelijkse wandeling gaat richting Wantijpark. Ik loop de Oranjelaan
uit, langs Villa Augustus, en sla de Badweg in, die ik volg tot aan
het openluchtzwembad waar ik, met de lagere school, zwemmen leerde
van badmeester Van Duinen. Aan een hengel met zo'n vieze, glibberige,
leren band om je middel. Wie eenmaal los kon zwemmen moest in het
diepe. De zwemles begon altijd om half negen. Vooraf keken wij bezorgd naar het bordje bij de ingang.
Dat gaf de temperatuur van het water aan. Zestien graden of minder
betekende kleumen, maar wie niet snel genoeg het bad in sprong, werd
er door de meester resoluut in geduwd. Daarna sprong hij er zelf bij,
zo was hij wel.
In
het jongensbad zwommen we gemengd, maar in het meisjesbad mochten
geen jongens komen. Daar werd streng de hand aan gehouden. Toen ik
een jaar of vijftien was, hing ik op mooie zomermiddagen vaak met
vrienden rond op de Badweg, achter het meisjesbad. Ik schreef daar
het gedicht Meisjesbad over, dat een favoriet van de
recensenten werd. Waarom heb ik nooit goed begrepen, al lijkt het mij
terecht.
Ik
loop het park in. Het is een milde ochtend na een regenachtige nacht.
De bomen druipen nog na. Er is geen wind. Het lijkt meer herfst dan
eind augustus. Bij de grote vijver kom ik een groepje vrouwen met
honden tegen. Ik ken hen uit Visser. Ze zeggen verbaasd te zijn dat
ik zonder hond door het park loop. Ze weten dat ik geen hond heb. Ik
doe alsof ik het niet begrijp en maak mij er met een grapje vanaf.
Foto:
auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten