Er
is een hete nazomerdag voorspeld, met ongewoon hoge temperaturen voor
september. Daarom ben ik vroeg aan mijn dagelijkse wandeling
begonnen. Die voert bijna altijd naar het historische centrum en het
oude havenkwartier. Daar is Dordrecht op zijn mooist. Ik ben er
dichtbij opgegroeid. Ik loop altijd eerst langs het huis waar ik van
mijn achtste tot mijn drieëntwintigste woonde, om de krant van
gisteren te bezorgen. Als ik die uit heb, gaat hij naar mijn zwager,
in plaats van in de papierbak.
Het
is bijna windstil. De Oude Maas ligt er gladgestreken bij. Vrijwel
geluidloos komt een groot vrachtschip stroomopwaarts van onder de
Zwijndrechtse brug. Diep geladen, de hydraulische luiken open. Geen
blauwe driehoeken, dus geen giftige of brandbare stoffen aan boord.
Het leven op de rivier boeit me. Ik wil er alles van weten. Daarom
ben ik bezig met mijn vaarbewijs, maar nadat ik dat aan iedereen heb
rondgetetterd, betwijfel ik of ik ook het examen ga doen. Ik zal
nooit een boot kopen. Weten is genoeg, misschien kan ik het
examengeld beter doneren aan een dierenasiel.
Bij
de scheepsmotorenfabriek is het koffietijd. Een rij mannen in
werkkleding zit op de stoep, in de schaduw tegen de muur geleund.
Iedereen staart op zijn telefoon, behalve een man van mijn leeftijd.
Hij leest een krant. Allemaal dragen ze een honkbalpet, cap moet je
tegenwoordig zeggen. Honkbalpetten maken dom. Ik ben nog nooit iemand
tegengekomen die er, met zo'n pet op, intelligent uitzag. In
tegenstelling tot de ouderwetse, op degelijk vakmanschap duidende,
platte pet. Een tweedjasje er onder en je bent een landjonker. Onder
hun cap maakt het rijtje telefoonstaarders een troosteloos
gedegenereerde indruk, ook al weten ze ongetwijfeld honderd keer zo
veel van technische zaken dan ik.
Kwart
over tien, zie ik op de toren van de Grote Kerk, de mastodont die
zich liefdevol liet bekloppen door de dichter J. Eijkelboom. Het is
nu al Grieks warm. Nog even. Voor het einde van de week is de herfst
voorspeld en begint de beroerde, koude, natte winter op te doemen.
Nog even leven bij de dag, genieten van het ogenblik. Ik loop naar
huis Roodenburg in de Wijnstraat, waar het in het petit café,
in het middeleeuwse keldergewelf, aangenaam koel is. De deuren naar
de beschaduwde binnentuin staan open, maar we mogen er niet in. Een
omwonende maakt bezwaar. Bijna veertig jaar geleden woonde ik in deze
buurt. Boven een kroeg, met op vrijdagen en zaterdagen vanaf vijf uur
's morgens marktkooplui voor de deur. Ik ben er alleen maar weggegaan
omdat ik voor een leuke prijs mijn huidige woning kon kopen. Met een
tuin en vooral die heerlijke veranda, die herinnert aan Tempo Doeloe
en Ons Indië.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten