woensdag, oktober 19, 2016

Uitzicht




Thuis heeft hij uitzicht op de school waar zijn eerste verkering onderwijzeres is. Als hij zijn vuilniszak naar de container brengt en zij met haar klas op het plein is, maken ze weleens een praatje. Die kinderen moesten eens weten, denkt hij dan. Hij heeft haar ontmaagd op zijn jongenskamer. Omdat ze niet alleen thuis waren en het bed kraakte, gebeurde dat op de sleetse pers naast het ledikant. Veel stelde het achteraf niet voor. Raffinement kwam pas met het klimmen der jaren.

Op het kantoor, waar hij twee dagen per week werkt, heeft hij uitzicht op de ziekenhuiskamer waarin zijn vrouw een paar jaar geleden lag te sterven. Het was net te ver om naar haar te kunnen zwaaien. Het was wel handig, hij kon gratis bij het kantoor parkeren in plaats van betaald in de chaos van het ziekenhuis. Ze overleed in een weekeinde dat het extra druk was tijdens het bezoekuur.

Vanuit zijn stamkroeg heeft hij uitzicht op de wegterende gevel van een herenhuis aan de overkant. De gemeente heeft het trottoir afgezet, want soms komen er stenen naar beneden. De eigenaar staat volgens een hardnekkig gerucht op failliet gaan. De gemeente dreigt met aanschrijving, maar de ambtelijk verantwoordelijke heeft nog niet gehandeld. Gelukkig maar, denkt hij aan de stamtafel, terwijl hij nog iets bestelt.

Eerder gepubliceerd in Ballustrada, voorjaar 2016

Foto: auteur


vrijdag, oktober 14, 2016

De navel van de wereld




Delphi, de omphalos (navel) van de wereld. Het blijft een mooi verhaal. Zeus die twee adelaars op pad stuurde, in tegengestelde richting. Boven Delphi ontmoetten zij elkaar. Het bewijs was geleverd: Delphi was het middelpunt van de aarde. Onlangs heb ik het weer eens mogen vertellen, en wel ter plekke, aan een groep leerlingen van VWO-6. Oud-leerlingen, die ik nog les heb gegeven in de brugklas en de tweede, voor ik het onderwijs verliet.

We waren 's morgens in alle vroegte met een touringcar uit Athene vertrokken, om de toeristische drukte voor te zijn. Een rit die almaar mooier werd naarmate we het doel naderden. Delphi is een van de fraaiste plekken die ik ken. Met enige vrees zag ik daarom zo'n twintig kilometer voor het heiligdom op een bergkam een rij windmolens, die het landschap ontsierden. Ik ben wel voor windenergie, maar niet ten koste van alles. Zeker niet in een land dat door zijn klimaat veel meer energie uit de vele malen efficiëntere zonnepanelen kan halen.

Via Arachova (gelukkig daar nog geen windmolen te zien) arriveerden we in Delphi, waar ik mijn verhalen op de jongelui kon loslaten. Het had heel wat voeten in de aarde voor ik als gids kon optreden. Het is in Griekenland ten strengste verboden in musea of bij monumenten te gidsen als je daarvoor geen vergunning hebt. Daar is iets voor te zeggen, je verwacht van een gids een zekere deskundigheid en niet iedereen heeft die. Voor docenten geschiedenis of klassieke talen die hun eigen leerlingen rondleiden, wordt echter een uitzondering gemaakt, maar daarvoor moet wel een aanvraag worden ingediend en Griekenland zou Griekenland niet zijn als dat niet met veel bureaucratische rompslomp gepaard gaat. Gelukkig nam het reisbureau die taak op zich en zo werd ik in de week dat we door Hellas reisden weer even officieel, zij het onbezoldigd, leraar geschiedenis aan mijn oude school.

Delphi was een hoogtepunt van een prachtige reis. Alleen al in het museum hadden we het grootste deel van de dag kunnen doorbrengen. Uiteraard wilden de stoerste leerlingen het hogerop zoeken, letterlijk, om op de atletiekbaan, net als de oude Grieken, een sprintje te trekken. De weg daarheen leidde langs de Apollotempel, waar de Pythia orakelde, het theater en de vele schatkamers. Dat alles overgoten door de Griekse zon en doortrokken van duizenden jaren geschiedenis. Er was niemand die blasé reageerde, in de trant van 'dit weten we allemaal wel.' In tegendeel, iedereen leek diep onder de indruk van de magische sfeer rond de navel van de wereld.

Uiteindelijk moesten we de terugreis aanvaarden. Ja, weer langs die windmolens, waarvan er niet één in werking was. Dat kan toeval zijn. We maakten een omweg om het klooster van Ossios Lukas aan te doen. Ook mooi gelegen en eveneens bijzonder om te zien, maar het is daar niet de omphalos en vergeleken met de oudheid is Byzantium al bijna moderne tijd. Hoewel, dat de meisjes hun blote benen moesten bedekken met een lange rok die ze kregen uitgereikt, dat vonden ze toch wel wat middeleeuws.

Eerder gepubliceerd in Griekenland Magazine, winter 2015


Foto: archief auteur


zondag, oktober 09, 2016

Agia Sophia




Ook op Cyprus zijn er caféhouders met de vervelende gewoonte rode wijn ijskoud te serveren. Klagen stuit op onbegrip. Ook wil ik niet de altijd zeikende Nederlander uithangen. Ik zit in een luisterrijke tuin in de Ermou, Lefkosia. Een deel van de straat valt buiten de VN-bestandslijn, die de stad nog steeds scheidt. Daar, waar ooit de Kalverstraat van Cyprus was, staan alleen nog maar overwoekerde ruïnes, waar katten op ongedierte jagen.

Terwijl de wijn opwarmt (het is avond, maar nog zesentwintig graden), klinkt vanaf de minaretten van de Selimiyemoskee de oproep tot gebed. Tweehonderd meter verderop, maar via het checkpoint in de Ledrastraat drie kwartier lopen. Oorspronkelijk een middeleeuwse, gotische kerk met minaretten. Gebouwd door de Lusignans, die van 1192 tot 1489 over Cyprus regeerden. Titiaan schilderde de laatste koningin, Catharina Cornaro, die werd opgeofferd aan Venetiaanse belangen.

Voor de komst van de Osmanen, in 1570, heette de moskee Agia Sophia, Heilige Wijsheid. Een begrip dat voor mijn gevoel niet strookt met de fantasiewereld die religie oproept. Drie engelen gaan een tafel verder zitten. Een van hen lijkt sprekend op Stella, toen ze half in de twintig was. Een gelijkenis die opwinding en weemoed teweeg brengt. Ik wil haar aanspreken, maar de oproep tot gebed dendert opnieuw over de wijk. Tijd om liever enige wijsheid te betrachten.


Foto: auteur



dinsdag, oktober 04, 2016

Azië





Ik ben aan de rand van het centrum geboren, in wat de Negentiende Eeuwse Schil wordt genoemd. Ik zie mijzelf als een jongen van de binnenstad. Ik zat korte tijd op School Vest, tot ik door wangedrag en toeval op de Boermanschool terechtkwam. Dat was al héél ver weg, vond ik, maar nog wel aan de goede kant van de spoorlijn. In het winkeltje van Kunkeler in de Kromme Elleboog haalde ik snoep en bij Bart de Groot op de Vest, ongeveer waar nu La Venetia is, patat. Een kleintje voor vijftien cent, een kwartje voor een grote. Voor een stuiver extra kreeg je er mayonaise bij. Met mijn opa, voormalig zeeman, zwierf ik langs de havens.

Het gebied tussen het Groothoofd en de spoorlijnen is voor mij Dordrecht. De rest is Azië. Nu goed, ik ben bereid Krispijn, de Bloemenbuurt en het Land van Valk nog een beetje als Dordt te beschouwen, maar de rest van het eiland is koloniaal gebied. Dat hoorde vroeger niet voor niets tot het in 1970 geannexeerde Dubbeldam. Een tijdje geleden moest ik voor mijn hart gaan sporten in Refaja, dat inmiddels is vernoemd naar het oude landgoed Amstelwijk. Dat is aan de rand van de wildernis, voorbij het wereldvreemde Wielwijk, waar je je verbaast dat er toch gewoon Dordts wordt gesproken.

Foto: auteur