Ik ben aan de rand van het centrum geboren, in wat de Negentiende Eeuwse Schil wordt genoemd. Ik zie mijzelf als een jongen van de binnenstad. Ik zat korte tijd op School Vest, tot ik door wangedrag en toeval op de Boermanschool terechtkwam. Dat was al héél ver weg, vond ik, maar nog wel aan de goede kant van de spoorlijn. In het winkeltje van Kunkeler in de Kromme Elleboog haalde ik snoep en bij Bart de Groot op de Vest, ongeveer waar nu La Venetia is, patat. Een kleintje voor vijftien cent, een kwartje voor een grote. Voor een stuiver extra kreeg je er mayonaise bij. Met mijn opa, voormalig zeeman, zwierf ik langs de havens.
Het
gebied tussen het Groothoofd en de spoorlijnen is voor mij Dordrecht.
De rest is Azië. Nu goed, ik ben bereid Krispijn, de Bloemenbuurt en
het Land van Valk nog een beetje als Dordt te beschouwen, maar de
rest van het eiland is koloniaal gebied. Dat hoorde vroeger niet voor
niets tot het in 1970 geannexeerde Dubbeldam. Een tijdje geleden moest
ik voor mijn hart gaan sporten in Refaja, dat inmiddels is vernoemd
naar het oude landgoed Amstelwijk. Dat is aan de rand van de
wildernis, voorbij het wereldvreemde Wielwijk, waar je je verbaast
dat er toch gewoon Dordts wordt gesproken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten