Het
is vrijwel windstil in Amsterdam. Op mijn wandeling van het centraal
station naar het PC. Hooft-gebouw van de universiteit, in de
Spuistraat, word ik al snel omring door de zware lucht van hasj. De
stad meurt als een open riool. Het is vrijdagmiddag. Dat betekent dat
onder de toeristen die door het centrum krioelen, ook nog eind
november, relatief veel Engelsen zijn. Van de soort die mijn
Grootbritse neef altijd fijntjes undesirables
noemt. Ze zuipen en blowen alsof we helemaal niet afkoersen op een
rampzalige Brexit, die ons een stuk armer gaat maken, en
Groot-Brittannië economisch zal ruïneren.
De
illusie van een wereldrijk dat zichzelf wel kan redden heeft bizarre
vormen aangenomen, maar na de Brexit zijn we voorlopig even van die
undesirables af,
denk ik. Tegen die tijd zullen de Amsterdamse hasjboeren het
Aziatische toerisme wel hebben ontdekt. Een groeimarkt die voor nog
veel meer stank in de hoofdstedelijke stegen kan zorgen. Terwijl ik
bijna van de sokken word gereden door een ploegje op huurfietsen
voorbij slingerende Chinezen, Japanners, of Koreanen, ik zie het
verschil niet, denk ik aan de tijd van de witte
fietsen. De tijd waarin wij als provinciale pubers nu en dan een
dagje Amsterdam deden en, helemaal te gek,
weet je wel, diep tevreden 's avonds in de
trein naar Dordrecht stapten, omdat we een paar uur in Fantasio op de
Prins Hendrikkade hadden gezeten en nu dus helemaal bij de
alternatieve wereld hoorden.
Ik
heb nog even de tijd voor mijn lezing begint. Ik zie dat het bij
Scheltema op de Nieuwezijds nog rustig is en besluit even koffie te
gaan drinken. Als we het bij Fantasio hadden gezien, gingen we naar
Scheltema. Daar kon je Rijk de Gooyer zien zitten en, zei men, veel
bekende journalisten van het Handelsblad. Bij ons thuis werd De
Dordtenaar gelezen. Wij kenden geen journalisten van het Handelsblad.
Wij kenden alleen Harry K., de stadsverslaggever die vierentwintig
uur per dag dronken was en desondanks zijn stukjes schreef. Tot hij
eraan dood ging. Hij was altijd te vinden in de Meyereische Kar en
later in de Vrijheid. Na de koffie loop ik door het Keizerrijk naar
de Spuistraat. Ook hier wordt geblowd dat het een aard heeft. Half
stoned zoek ik een plek in de collegezaal.
Foto:
archief Kees Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten