maandag, mei 14, 2018

Burenruzie



Bij diverse gelegenheden heeft de Turkse president Erdogan in een rede zijn onvrede over het Verdrag van Lausanne uitgesproken. Dat maakte in 1923 ondermeer een einde aan de Grieks-Turkse oorlog en legde de basis voor het moderne Turkije. 'Ach, oude koek,' denkt u wellicht, 'waar maakt die man zich druk om?' Zodra echter 'Lausanne' in Turkije ter discussie wordt gesteld, beginnen bij de Griekse politici de nekharen overeind te staan. Het verdrag regelt onder andere de grenzen tussen Griekenland en Turkije en bepaalt dat de laatste afziet van verdere gebiedsafspraken. Dat is van belang omdat Noord-Griekenland en de Egeïsche eilanden, behalve de Dodekanesos, pas in 1913, aan het einde van de Tweede Balkanoorlog, Grieks grondgebied waren geworden. 'Lausanne' werd door Turkije, onder druk van de grote mogendheden, tandenknarsend aanvaard, hoewel het aanzienlijk gunstiger was dan het oorspronkelijke Verdrag van Sèvres, aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Te oordelen naar Erdogans opmerkingen, dat de eilanden vlak voor de Turkse kust zijn 'weggegeven' aan Griekenland, wordt in sommige kringen nog steeds met de tanden geknarst.

Waar Grieken en Turken zich werkelijk druk om maken, zijn niet alleen de eilanden zelf, maar vooral wat er onder ligt. Met andere woorden: wie gaat er over het continentale plat en wie mag eventuele delfstoffen, als olie en gas, uit dat gebied exploiteren? Het van grondstoffen verstoken Turkije is er alles aan gelegen om te bewijzen dat het continentale plat Turks is. De bodem van de Egeïsche Zee is in Turkse ogen simpelweg een voortzetting van het vasteland van Turkije. De Griekse eilanden die daar liggen, zijn een soort van enclaves. Lastig dat ze Grieks zijn, maar wat eronder ligt is Turks. De Grieken zien dat heel anders. Volgens hen zijn het gewone eilanden met eigen territoriale wateren en een eigen economische zone, waarin de Turken niets te zoeken hebben. De vraag wie gelijk heeft, zou mooi kunnen worden voorgelegd aan het Internationale Gerechtshof. De Grieken hebben dat ooit voorgesteld, maar de Turken willen daar niets van weten. Zij gebruiken liever spierballentaal om hun gelijk te krijgen.

In het voetspoor van de ruzie over het continentale plat is er onenigheid over de afbakening van het luchtruim, dat volgens de Grieken vrijwel dagelijks door Turkse straaljagers wordt geschonden. Ik ga geregeld van Thessaloniki naar Skyros, waar een basis van de Griekse luchtmacht is. Met eigen ogen zie ik met de regelmaat van de klok Griekse jagers opstijgen om Turkse indringers te onderscheppen.

Volgens het VN-zeerechtverdrag (1982) mag Griekenland haar territoriale wateren uitbreiden van drie naar twaalf zeemijlen. Dat doet het niet, omdat Turkije al jaren dreigt met oorlog, mocht Athene die stap nemen. Zelf heeft Ankara, dat het verdrag niet ondertekende, aan haar noord- en zuidkust wel een twaalfmijlszone ingesteld. Voor de Grieken zijn de bloedige pogroms tegen de Griekse minderheid in Istanboel in 1955 en de Turkse invasie van Cyprus in 1974 bewijzen dat 'Lausanne' door de Turken niet altijd wordt gerespecteerd en de grote angst is dat zij ooit een poging zullen wagen de oostelijke eilanden bij Turkije in te lijven. Vandaar dat bij elke Turkse kritiek op het verdrag in Athene de alarmsirenes afgaan.

Eerder in iets gewijzigde vorm gepubliceerd in Griekenland Magazine, winternummer 2016.

Foto: auteur


Geen opmerkingen: