vrijdag, december 04, 2020

Warnaar: Parijs




Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig - het eerste huwelijk gestrand, het tweede nog niet in zicht - ging hij regelmatig met vrienden naar Parijs. Aanleiding was meestal een tentoonstelling in het Grand Palais of het Jeu de Paume. Hij was vooral geïnteresseerd in de schilderkunst van de tweede helft van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Op zijn werkkamer hing een reproductie van Henri de Toulouse-Lautrec.


Lautrec. Hij was er weleens langs gereden op weg naar Aigues-Vives, in de buurt van Carcasonne, de stad waarvan de middeleeuwse muren ongesloopt waren gebleven, evenals die van het Portugese Obidos. Albergaria Rainha Santa Isabel heette het hotel waar hij in Obidos logeerde. Met een vriend die ook een leven in de Republiek der Letteren ambieerde, maar ze bleken geen van beiden een Komrij, dus bleef het bij schrijven in de avonduren en het weekeinde, met Van Gogh als schrikbeeld: eerst dood dan furore maken.


Die vriend is een paar jaar geleden overleden, zonder ooit een boek te hebben uitgebracht. Een man van grootse plannen, maar vooral van grootse dromen. Ze waren door vervroegd pensioen net van bijzaken verlost. Ze zouden nog eens naar Parijs. Naar Renoir, Monet, Degas. Een avondje Pelforth drinken in het café van meneer Dupont. Die zal ondertussen ook wel dood zijn, veronderstelt hij.


Foto: auteur


Geen opmerkingen: