Hij is naar een stad in het buurland gereisd. Een oude stad, net als de zijne. Alleen is bij deze stad de haven al eeuwen geleden dichtgeslibd en ligt zij ook niet op een eiland. Wel zijn er nog de oude grachten, die reien worden genoemd. In zijn eigen stad heten die havens, al was het alleen al voor het onderscheid met het arrogante Amsterdam.
Hij is naar de oude stad in het buurland gereisd om vrienden te ontmoeten, vrienden die hij door de pandemie met zijn aanklevende hysterie en angsten lang niet heeft kunnen bezoeken. Hij kent mensen die zo gek van angst zijn geworden, dat ze dubbel gemaskerd en met een duimstok in de hand door het leven gaan. Tragische mensen die behandeld zouden moeten worden, maar er zijn wachtlijsten. Zijn land wordt bestuurd door een kolderkabinet waarin een onvoorstelbare hoeveelheid onbekwaamheid zich heeft samengebald, met een belastingdienst die zich gedraagt als een dictatuur binnen de democratie en verder een corps van topambtenaren waar hij zijn vraagtekens bij zet, al beseft hij zelf ook niet de wijsheid in pacht te hebben. Niet altijd.
Om zijn vrienden te kunnen bezoeken reisde hij per trein. Een oncomfortabele reis met nodeloos overstappen waar vroeger een soepele verbinding was. Urenlang met een smoellap op, wat de tocht tot een ellendige verschrikking zou hebben gemaakt als hij niet eersteklas had gereisd, waar nauwelijks iemand zat en waar hij, zodra de conducteur de hielen had gelicht, het dwaze ding meteen onder zijn kin trok.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten