Warnaar weet niet waar hij een grotere hekel aan heeft, aan storm of aan regen. Hij tikt op de barometer die niet veel goeds voorspelt. Hij twijfelt of hij naar de supermarkt zal fietsen of de boodschappen maar laat voor morgen. Hij heeft twee supermarkten op loopafstand, maar eentje is een goedkope dozenschuiver voor 'het volk', de andere is een dure zaak vanwege de biologische pretenties. In beide wil hij niet gezien worden.
Meestal gaat hij naar de refo richting stadscentrum. Ondanks de Heere vindt hij het sympathieke mensen, maar het aanbod is beperkt. Soms komt hij thuis met de helft van zijn boodschappenlijstje en moet hij alsnog naar de super aan het Lepelaarplein, waar hij zich altijd het lazarus moet zoeken omdat die dodo's iedere paar weken hun spullen op een andere plek zetten. Hij kan dan wel tegelijkertijd langs de sigarenboer. Hij rookt al jaren niet meer, bijna niet meer, maar wil een voorraad sigaren aanhouden. Je weet nooit of het oorlog wordt of dat er een nieuwe pandemie uitbreekt. Hoe moet je dan zo'n avondklok de baas blijven?
Als hij moet niesen ruikt zijn zakdoek vreemd. Een soort chemische lucht, denkt hij eerst, maar dan schiet hem het meisje te binnen dat een paar avonden terug uit de kroeg met hem meefietste naar huis. Het regende en ze hadden tegenwind. Ze dronken whisky. Naarmate hij meer innam kwam het glasoverschrijdend gedrag. Hij denkt met een glimlach aan hoe hij haar schoot met die zakdoek probeerde te drogen.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten