De vijfde klas van de J.W. Boermanschool aan het Vogelplein, dat moet dus 1962 zijn. Dat waren nog eens klassen! Meester de Kramer, rechtsboven tussen zijn leerlingen, draaide er z'n hand niet voor om. Ik begon zelf in 1974 trouwens met een klas van 38 schatjes. In Hendrik-Ido-Ambacht, in een schoolgebouw dat zo oud en gammel was dat je bij regen emmers in de gangen moest neerzetten tegen de Zondvloed. De Boermanschool was gloednieuw, een licht gebouw zonder matglas voor de ramen. Ik was dat tijdens mijn eerste twee lagere schooljaren, op School Vest, anders gewend. Daar waren matglas en statige somberheid troef. Ik weet niet of er een voorspellende waarde in zo'n min of meer toevallige opstelling zit, maar de jongen ongeveer in het midden, door twee stralende meisjes gescheiden van de meester, is Piet Sleeking, tegenwoordig als wethouder van de grootste partij een centrale figuur in het Dordtse gemeentebestuur. Ik heb een bescheidener plaats, tussen de rijen, tweede jongen van rechts (richting meester). Zo gaat dat nu eenmaal met dichters.
woensdag, september 29, 2010
maandag, september 27, 2010
Bij een foto (2)
In 1960 kwam de Zandkreekdam gereed, de eerste dam van de Deltawerken. Mijn oom Arie, een broer van mijn moeder, was daar als waterstaatkundig ingenieur bij betrokken. Koningin Juliana kwam persoonlijk het lint doorknippen dat de dam in gebruik stelde. Ik weet niet wat ik me in dit geval bij in gebruik stellen moet voorstellen. Bij die gelegenheid gaf zij mijn oom een hand, wat op de foto is vastgelegd. Het was overigens niet de eerste keer dat zij dat deed, ook bij de opening van de waterkering bij Krimpen aan de Lek schudden oom en vorstin handen. Beide keren was mijn grootvader, als trotse vader van de ingenieur, aanwezig. Ik vermoed zelfs dat hij de maker van de foto is, maar zeker weet ik dat niet. Wel weet ik dat hij nooit een hand heeft gekregen van Juliana. Over het Huis van Oranje wordt in de familie verschillend gedacht. Een meerderheid is niet echt aanhanger, het koningshuis wordt bij ons min of meer gedoogd. Mijn grootvader was, evenals ik nu, wat je in 17e eeuwse termen 'staatsgezind' zou kunnen noemen. Jongens van Jan de Witt.
zondag, september 26, 2010
Bij een foto (1)
Het moet ergens halverwege de jaren negentig zijn geweest dat Stella werkte aan de vertaling van een aantal gedichten van C. Buddingh' in het Grieks en dat op een avond Stientje Buddingh' bij ons te eten was. Stella las haar vertalingen voor en hoewel Stientje de taal niet kende, kon ze de muzikaliteit van het Grieks zeer waarderen. Ik vroeg mij af hoe de gedichten zouden hebben geklonken als Buddingh' nog had geleefd en hij ze met zijn karakteristieke stemgeluid zelf in het Grieks had kunnen voorlezen. Een jaar of wat later werden de verzen gepubliceerd in To Dentro, een vooraanstaand literair tijdschrift uit Athene. Buddingh' is voor zover ik weet nooit in Griekenland geweest. Hij ging liever naar Engeland. De liefde voor de Yorkshire Dales en de Engelse literatuur deelden Stella en ik overigens met hem. Toen ik Stella leerde kennen was Buddingh' al twee jaar dood. Ik stel me weleens een ontmoeting tussen die twee van poëzie bevlogen mensen voor. Dat had een fascinerende avond kunnen worden, maar als de tijd andere plannen heeft, dan heb je je daar maar bij neer te leggen.
woensdag, september 22, 2010
André van der Veeke eert Jan Eijkelboom
In Dordtse kringen hoor je weleens spreken over 'de Dordtse dichters.' Vrijwel altijd worden daar C. Buddingh' en J. Eijkelboom mee bedoeld. Dat er heel wat andere Dordtse dichters waren en zijn, ontgaat een deel van die kringen. Daar hebben ze nog nooit het boekje Dichters in Dordt van de Gemeentelijke Archiefdienst ingekeken, waaraan ik een tijdje geleden aandacht besteedde. Die beperkte blik gaat bijvoorbeeld ten koste van Wim de Vries, om van de generatie hedendaagse Dordtse dichters maar niet te spreken. Of dat jammer is? Ach, wat is het belang van de Dordtse kringen, kun je je afvragen.
Niet te ontkennen valt dat de bekendste Dordtse dichters tot nu toe worden gevormd door het trio Buddingh', Eijkelboom en de Vries. Hoe lang het nog zal duren voor daar een stel namen bijkomt weet ik niet, maar gezien de kwaliteiten en aktiviteiten van een aantal hedendaagse Dordtse dichters zou het weleens niet zo lang kunnen zijn voor de Dordtse Drie uitbreiding krijgen. Dat alles doet aan de kwaliteiten van Buddingh', Eijkelboom en de Vries uiteraard niets af, meer aandacht voor Dordtse poezie is ook meer aandacht voor de hunne en dat is langzamerhand wel nodig.
Kees Buddingh' is in de Nederlandse letteren in de loop der jaren van de eredivisie naar de eerste gedegradeerd. Veel hebben we het laatste decennium niet over hem mogen vernemen, alle pogingen van het Buddingh'-genootschap ten spijt. De verjaardag van de Blauwbilgorgel deed de belangstelling weer even opleven, maar een grote sprong voorwaarts was het niet. De inspanningen van Wim Huijser, de bezorger van Buddingh's werk, zijn te waarderen en aan hem is het te danken dat de dichter niet nog meer naar de achtergrond verdween, maar van het boek dat hem weer volop in de belangstelling zou kunnen plaatsen, zijn biografie, is nog steeds geen schim aan de horizon te ontwaren. Gelukkig komen binnenkort bij Nijgh en Van Ditmar zijn Verzamelde Gedichten uit, een boek waar ik met belangsteling naar uitkijk, maar dat direct twee vragen oproept: waarom niet bij Buddingh's vaste uitgever De Bezige Bij (waarvan hij zelfs jaren voorzitter was)? En waarom alleen zijn Verzamelde Gedichten en niet zijn Verzameld Werk? Het antwoord op de laatste vraag kan men raden: een kwestie van geld. Nu, Buddingh' heeft meer geschreven dan gedichten en dat wil ik ook in een kloeke dundrukserie op de plank.
Wim de Vries, die tijdens zijn literaire leven evolueerde van een arbeider die dichtte tot een dichter die er voor de kost bij arbeidde, verdient meer erkenning dan hij tot nu toe kreeg. In een vroeger weblog heb ik daarover al eens geschreven en in een artikel dat binnenkort wordt gepubliceerd in de najaarseditie van het uitstekende literaire tijdschrift Ballustrada, pleit ik voor de uitgave van zijn Verzameld Werk. Ik ga in dit weblog niet voor de muziek uit lopen, maar lezing van Ballustrada is altijd aanbevolen en zeker in dit geval: http://www.ballustrada.eu.
Jan Eijkelboom staat nog behoorlijk in de belangstelling. Hij was de laatste van de Dordtse Drie die overleed en zijn werk wordt nog volop gelezen. Ik hoop dat dat nog lang zo zal blijven, maar bij iedere schrijver is het gevaar groot dat er gebeurt wat Gerard Reve ooit schreef: je wordt nog tien jaar gelezen, daarna noemen ze een straat naar je en word je vergeten. Waaraan hij toevoegde, met zijn kenmerkende ironie: Wie kent nog Tweede v.d. Helst? Ik hoop dat het met Jan Eijkelboom niet zo zal gaan, maar ik kan ook niet in de toekomst kijken. Het lijkt mij evident dat er in de nabije toekomst een biografie van hem moet verschijnen. Dat zou, afgezien van het literaire aspect, nog weleens een spannend boek kunnen worden. Jan was nu eenmaal niet altijd zo'n brave huisvader als Kees Buddingh'.
De in Zeeland wonende dichter André van der Veeke steekt in zijn onlangs bij De Contrabas verschenen bundel Rotterdam vertrekt, zijn bewondering voor Jan Eijkelboom niet onder stoelen of banken. In deze zeer consistente, kwalitatief sterke bundel, staan twee prachtige gedichten die aan hem zijn gewijd: Presentatie en Herdenking (opgedragen aan Jan en Roelien Eijkelboom). Het eerste gedicht roept de presentatie van v.d. Veeke's vorige bundel 'Moerasbeest Verdriet' in herinnering. Die gebeurtenis vond plaats in Middelburg. Jan Eijkelboom zou een inleiding houden, maar was enkele dagen daarvoor getroffen door een zware epileptische aanval, waarvan de sporen nog duidelijk aanwezig waren. Het tweede gedicht handelt over de herdenkingsbijeenkomst voor Jan in het Dordrechts Museum, waar zijn weduwe in de tuin het beroemde Tuin Dordrechts Museum voorlas. Voor alle aanwezigen was dat een zeer ontroerend ogenblik.
Ik was bij beide gelegenheden aanwezig, waardoor de gedichten op mij wellicht een nog diepere indruk maken dan op andere lezers. De beeldtaal en de stijl die André van de Veeke hanteert maakt de gedichten, ook voor mensen die Jan Eijkelboom in het geheel niet zouden kennen, diep invoelbaar. Dat geldt mutatus mutandis voor de gehele bundel. Ik hoop dat we van André v.d. Veeke nog veel zullen horen en ben daarom verheugd te kunnen vermelden dat binnenkort bij de in Dordrecht gevestigde Uitgeverij Liverse (http://www.liverse.nl) zijn bundel Blauw als ijs zal verschijnen.
Rotterdam vertrekt is te bestellen via http://www.decontrabas.com
zaterdag, september 18, 2010
In de ban van nationalisme en populisme:
vrijdag, september 10, 2010
Veertig!
Bobby Kinghe beleefde zijn kinderjaren in het Cultureel Warenhuis Bobby Kinghe in de Hofstraat, gedreven door Gerrit de Wolf en Jan van der Geer, in het voormalige boekwinkeltje van Koos Versteeg op (toen) nummer veertien. Na enige tijd haalden ze er een partner bij, die er prompt met de kas vandoor ging, zodat de winkel korte tijd het atelier van beeldend kunstenaar Ton van Dalen werd. Daarna bereikte Bobby de pubertijd met de manifestatie Poëzie in het Minitheater, in 1969. Dat minitheater lag onder het Stadskantoor en is lang geleden om onbegrijpelijke redenen omgedoopt tot fietsenkelder.
Volwassen werd Bobby in 1971, toen ten kantore van notaris Van Aardenne de akte werd verleden waarin de oprichting van de Stichting Produktiegroep Bobby Kinghe een feit werd. De stichting zou 'de Dordtenaren over de cultuurdrempel schoppen,' zoals bestuurslid Han van Gorkom het uitdrukte in een vraaggesprek met dagblad De Dordtenaar. Wie het allemaal in detail wil weten moet mijn verhalenbundel IJzeren logica kopen, want daar staat het in, maar Bobby Kinghe werd meteen een vis van formaat in de krap bemeten, ondiepe vijver van de Dordtse cultuur. Het doet mij, als een van de oprichters van de stichting, veel genoegen dat Bobby nog steeds een flinke vis is, in het nauwelijks veel verder uitgegraven en uitgediepte cultuurvijvertje van Hollands oudste stad. Het is dan ook zeer terecht dat het veertigjarig bestaan in 2011 gevierd gaat worden, ongetwijfeld op een Bobby Kinghe eigen wijze. Het stemt mij alleen droef dat de vader van Bobby, die in januari van dit jaar is overleden, het allemaal niet meer kan meemaken.
Op de foto een deel van het eerste bestuur van Bobby Kinghe, met vrouwelijke aanhang, aan de leestafel van café Centre Ville, oktober 1972. Met de klok mee: Gerrit de Wolf (deels, uiterst links), Hannie v.d. Heuvel, Bep Schoor, Han van Gorkom, Kees Klok, Anneke Klifman (net zichtbaar), Jacques Noorman, Liesbeth v.d. Heuvel en Herbert Bos.