maandag, juni 27, 2011

Politieke verdeeldheid continuïteit in Griekse geschiedenis


Politieke verdeeldheid lijkt een continuïteit in de geschiedenis van Griekenland, in ieder geval van het moderne Griekenland, dat tussen 1821 en 1830 zijn onafhankelijkheid bevocht op de Osmanen. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd vochten de Grieken regelmatig onder elkaar, terwijl Britten, Fransen en Russen te hulp moesten schieten om de onafhankelijkheid te verzekeren. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kende het land enige tijd twee regeringen, de officiële in Athene onder leiding van de koning en een van de oppositie in Thessaloniki onder Eleftherios Venizelos. Tot de laatste onder druk van de Geallieerden uiteindelijk de macht over het gehele land kreeg en Griekenland aan de kant van de Britten en Fransen ging deelnemen aan de oorlog. Op dit ogenblik, terwijl het land een buitengewoon diepe economische crisis doormaakt, lukt het evenmin de krachten te verenigen. Verschillende pogingen van premier Papandreou om een regering van nationale eenheid te vormen zijn vooralsnog gestrand op het stugge verzet van de oppositie.


Een dieptepunt bereikte de Griekse verdeeldheid in de burgeroorlog, die in feite al uitbrak tijdens de bezetting van het land in de Tweede Wereldoorlog. De belangrijkste verzetsbeweging, het door de communistische partij (KKE) gedomineerde EAM/ELAS kreeg het in 1943 aan de stok met de rechtse verzetsbewegingen EKKA en EDES, nadat pogingen van de Britten het verzet op een lijn te brengen slechts kortstondig succes hadden. Deze gevechten worden beschouwd als de eerste ronde van de burgeroorlog, die echter pas in alle hevigheid zou uitbreken in 1946, met een derde en laatste ronde. Daarvoor was er uiteraard een tweede ronde, die zich afspeelde in december 1944 en in de geschiedenis bekend staat als de dekemvriana.


Deze kwamen neer op een gewelddadige poging van EAM/ELAS in Athene de macht te grijpen. Na terugtrekking van de Duitsers, in de zomer van 1944, stonden zowel het linkse als het rechtse verzet, waarvan EDES nog als enige belangrijke beweging was overgebleven, onder bevel van de Engelse generaal Ronald Scobie, die met een kleine troepenmacht de uit ballingschap teruggekeerde Griekse regering vergezelde naar Athene. Die regering stond voorlopig onder leiding van Yorgos Papandreou, grootvader van de huidige premier. Daar en in de belangrijkste steden werden Britse garnizoenen gelegerd, die de resten van het Griekse regeringsleger moesten ondersteunen. Een groot deel van het noordelijke bergland was al voor de Duitse terugtrekking eigenhandig door het EAM/ELAS bevrijd, dat daar ook een eigen bestuur had geïntroduceerd. Na veel geharrewar en waarschijnlijk onder Russische druk besloot de KKE, die het zoals gezegd binnen het linkse verzet feitelijk voor het zeggen had, zich coöperatief op te stellen. EAM/ELAS tekenden de zogenaamde Libanon-overeenkomst, waarin ondermeer werd afgesproken dat de beweging begin december 1944 zou demobiliseren en dat men zes ministersposten kreeg in de voorlopige regering, zij het niet op sleutelposities. Uit de manschappen van ELAS, EDES en de uit Egypte teruggekeerde Griekse troepen zou een nieuw regeringsleger worden opgebouwd. ELAS vond echter dat zij binnen de nieuwe organisatie te weinig invloed kreeg en trok de belofte om te demobiliseren in. De Engelsen dreigden hierop met geweld, waarna de EAM-ministers uit de regering stapten. Op 3 december organiseerde het EAM een massabetoging op het Syndagmaplein, die geheel uit de hand liep. De politie opende het vuur en er vielen doden en gewonden. Binnen enkele dagen braken er op verschillende plaatsen in Athene vuurgevechten uit tussen ELAS-strijders enerzijds en regeringsgezinde en Britse militairen anderzijds. Die werden zo hevig dat de Britten overhaast troepen uit Italië moesten laten aanrukken om te voorkomen dat ze onder de voet werden gelopen.


In een poging de partijen te verzoenen reisden Churchill en zijn minister van buiten­landse zaken Eden op Tweede Kerstdag, op het hoogtepunt van de strijd, naar Athene. Er kwam geen einde aan de gevech­ten, maar wel raakte Churchill onder de indruk van de diepe verdeeldheid over de toekomst van de monarchie. Als tijdelijke oplossing ging hij daarom akkoord met de benoeming van aartsbisschop Damaski­nos, een man die kort tevoren nog het onder­werp van een bloem­rijke scheldkanonnade door de Britse ijzer­vreter was geweest, tot regent. Ook ruimde premier Papandreou het veld voor de republikeinse veteraan Plastiras. Hierdoor kon het EAM/ELAS, door de Britten langzamerhand in het nauw gedre­ven, zonder al te veel gezichtsverlies akkoord gaan met een wapen­stil­stand. Besprekingen leidden tot de ondertekening van de zogenaamde Varkiza-overeenkomst (12 februari 1945). Het ELAS stemde daarbij toe in het inleveren van zijn wapens. In ruil daarvoor beloofde de regering een amnestie voor politieke misdrijven, het aanpakken van collabo­rateurs binnen het leger en het politie-apparaat, een garantie voor de democratische vrijheden en tenslotte verkiezingen na een referendum over de toekomst van de monar­chie.


Op papier werd in Varkiza heel wat bereikt. De resultaten in de praktijk vielen nogal tegen. De polarisatie tussen het EAM/ELAS en rechts (o.a. royalistische officieren en andere anti-commu­nistische militairen, restanten van het EDES en van de door de Duitsers opgezette veilig­heidsbatal­jons uit de bezettingstijd) bleef toenemen. Het geweld kwam nu vooral van rechts, vooral nadat bekend werd dat een aantal van de 8000 gijzelaars die het ELAS had ge­maakt tijdens de gevechten in Athene, om het leven was gebracht. Van de berech­ting van collaborateurs kwam niets terecht en de regering kreeg geen greep op het geweld tegen aan­hangers van links. Er vonden verschillende regeringswisselingen plaats, zonder dat die leidden tot een verbetering van de politieke en deplorabe­le economische situatie.


De KKE en het EAM/ELAS probeerden zo goed als mogelijk te blijven functione­ren. Toen er verkie­zingen werden uitge­schreven voor 31 maart 1946, besloten ze deze te boycotten. In de eerste plaats uit woede over de schending van de afspraak dat het referendum over de monarchie voor de verkie­zingen zou worden gehouden, niet erna. Bovendien werd van de rege­ring verlangd dat zij eerst een einde aan de rechtse terreur zou maken, omdat in het gewelddadige klimaat van een eerlijke stemming geen sprake kon zijn. Onder Britse druk werden de verkiezingen echter doorge­zet.


Vijf maanden later vond het referendum plaats over de toekomst van de monarchie. Er bleek een meerderheid voor terug­keer van de koning te zijn. Kennelijk had een aantal niet-communistische republikeinen toch voor de monar­chie gekozen, wellicht uit angst voor het communisme. Op 27 september keerde koning George II terug in Athene. In april van het jaar daarop overleed hij en werd opgevolgd door zijn broer Paul.


De conservatieve coalitie onder leiding van Konstantinos Tsaldaris, die na de verkiezingen tot stand kwam, stak geen vinger uit om het geweld van rechts te beteugelen, maar nam wel maatrege­len tegen links. Steeds meer aanhangers van links zochten opnieuw hun heil in de bergen. Een linkse verzets­groep had al voor de verkiezin­gen een aanval gepleegd op het dorp Litochoro aan de voet van de Olympos. Er ontstond een geweldsspiraal waarin niet alleen politieke tegenstanders elkaar te lijf gingen, maar waarin soms ook dankbaar gebruik werd gemaakt van de ideologische tegenstellingen om familievetes, dorpsruzies en persoonlij­ke conflicten te beslechten. In oktober 1946 werd door de guerrilla, waarin de KKE inmid­dels volledig de dienst uitmaakte, de oprichting van het Democrati­sch Leger aangekondigd, dat onder bevel kwam te staan van Markos Vafiadis. Nu was er sprake van een volle­dige burgeroor­log. Deze is de geschiede­nis ingegaan als de zoge­naamde derde ronde.


Al spoedig beschuldigde Athene zijn communistische buur­landen van openlijke steun aan de guerrilla. Ook leek het erop alsof de Sovjetunie zijn neutrale standpunt had gewijzigd door steeds luider te eisen dat Enge­land zijn troepen uit Grieken­land moest terugtrekken. Van een directe steun van Stalin aan de Griekse communisten is echter tot op heden niets gebleken. Of de communistische buurlanden in het begin van de derde ronde hun Griekse geestverwanten al volop steunden is nog maar de vraag. De KKE hinkte zelf op twee gedachten: enerzijds het bewandelen van de parlementaire weg, al had ze die bemoeilijkt door het boycotten van de verkiezin­gen, ander­zijds de gewapen­de strijd, die haar, al­thans in de eigen opinie, was opge­drongen door ultra-rechts en de onmacht c.q. onwil van de regering. Dat haar echter door de regering officieel weinig in de weg werd gelegd mag blijken uit het merkwaardige feit dat de KKE pas verboden werd in december 1947. Tenslotte kwam er weliswaar hulp uit Albanië, Bulgarije en vooral Joegoslavië, maar het is opvallend dat de Voorlopige Democrati­sche Rege­ring die in 1947 door de Griekse communisten werd uitgeroepen noch door de Sovjetunie noch door haar satelliet­staten werd er­kend.


Het slecht getrainde en zwak bewapende Griekse regeringsle­ger kon, ondanks Britse steun, aanvankelijk nauwelijks tegen het Democratisch Leger op. Het door de we­reldoor­log econo­misch sterk verzwakte Engeland liet in het voorjaar van 1947 weten dat het de hulp aan Athene niet langer kon volhou­den. Daarop namen de Amerika­nen de fakkel over. Op 12 maart 1947 kondigde president Truman in een drama­tische reden in het Congres zijn befaamde doctrine af, op grond waarvan een uitge­breid hulpprogramma aan Grieken­land en Turkije werd ingesteld, om het communistische gevaar te keren.


De Amerikaanse economi­sche en militaire steun had tot gevolg dat het Democratische Leger danig in het nauw werd gedreven. Niet alleen de groeiende kracht van het Griek­se leger was hier debet aan. De steun voor links, die met name in Noord-Griekenland aanvankelijk aanzienlijk was, nam af, ondermeer door de anti-nationalistische opstelling van de KKE in de kwestie Macedonië en door het over­brengen van zo'n vijfentwin­tigduizend Griekse kinderen naar het Oostblok 'om veilig­heidsredenen'. Ook andere factoren, zoals een gewijzigde strategie en een breuk met Tito, droegen bij tot de uiteindelijke nederlaag van het DL.


De steun die het DL van over de noordgrens ontving stond niet in de schaduw van wat de Amerikanen aan hulp aan Athene gaven. Daarbij kan men zich afvragen of het enthousi­asme in het oostblok voor de strijd wel zo groot was als de KKE veron­derstelde. Bekend is dat de Sovjetunie in het voorjaar van 1949 aandrong op het staken van de strijd, toen het DL zover was teruggedrongen dat de kans bestond dat Griekse regeringstroepen het eventueel tot in Albanië zouden achtervolgen. De strategie waarop het DL over­ging, nadat Nikos Zachariadis begin 1949 overnam, bracht het in een aanzien­lijk nadeel. Qua bewapening en training was het niet ge­schikt voor het voeren van een conventionele strijd, waardoor de regeringstroepen de ene slag na de andere wisten te winnen. De keuze die de KKE maakte in het conflict tussen Stalin en Tito, leidde in de loop van 1948 tot een openlijke breuk met de laatste. Als gevolg daarvan sloot Tito in juli 1949 de grens. Over de motieven die aan de keuze voor Stalin ten grondslag lagen, tasten we vooralsnog in het duister. We mogen veronderstellen dat de ideeën van Tito over een Joegoslavische Federatie inclusief Grieks-Macedonië, bij een deel van de aanhang van het DL en de KKE op bezwaren stuitten, hoewel die gedachten door de KKE-leiding uiteindelijk wel werden gesteund. Persoonlijke loyaliteit en ideologische verwantschap van de in Moskou opgeleide KKE-leiding jegens Stalin kunnen zeker een rol hebben gespeeld.


Aan de derde ronde kwam een einde toen het Griekse leger in de zomer van 1949 de laatste resten van het DL verdreef uit de streek van de Grammos en Vitsi. Zij vluchtten over de Albanese grens. In oktober kondigde de uitgeweken KKE-leiding een 'voorlopig einde' van de gewapen­de strijd aan. Een einde dat uiteindelijk definitief bleek te zijn.


Op de burgeroorlog volgde ruim een decennium van rechts, autoritair, nauwelijks democratisch te noemen bestuur. Begin jaren zestig leek daar, met het opnieuw aantreden van Yorgos Papandreou als premier, een einde aan te komen, maar de democratiseringsbeweging werd ruw onderbroken door de staatsgreep van 21 april 1967 en het daarop volgende kolonelsbewind, dat pas in 1974 ten val kwam. Pas na deze gebeurtenis begon in Griekenland het proces dat leidde tot meer politieke stabiliteit. In een poging dat proces te ondersteunen werd het land in 1981 toegelaten tot de EEG, de huidige EU. Hoewel Griekenland zich ontegenzeggelijk sterk heeft ontwikkeld in de richting van een moderne, westerse democratie, is er aan de diepe politieke verdeeldheid geen einde gekomen. Dat blijkt ondermeer uit de weigering van de Griekse oppositie om deel te nemen aan een regering van nationale eenheid, om de huidige crisis effectiever te kunnen bestrijden.

zaterdag, juni 25, 2011

Literair dagboek: Griekenland (5)


Dinsdag, 14 augustus 2007:

Thessaloniki

Tijdens onze bergwandeling de nieuwe digitale camera uitgeprobeerd, die we vrijdag hebben gekocht. Mooie landschapsfoto's gemaakt, maar het is even wennen. De cactus op het balkon stond vanmorgen in bloei. Zo'n bloem heeft hij maar één dag, tegen de avond verwelkt zij alweer. Het is een prachtige, witgele bloem. De foto is goed gelukt, de bloem inmiddels alweer langzaam aan het afsterven.


Vraag mij af waarom er in Griekenland geen hangjongeren zijn en waarom er, ondanks de vele bankovervallen, veel minder sprake is van dat blinde, zinloze geweld dat in Nederland en ook Engeland aan de orde van de dag is. Misschien is het een kwestie van tijd, wie weet. Ooit kwam de beschaving vanuit het zuidoosten naar het noordwesten. Misschien dat de barbarij nu een tegengestelde route aflegt.


Donderdag, 16 augustus:

Thessaloniki

Stella heeft vandaag de jaarlijkse routine-onderzoeken ondergaan naar borst- en baarmoederhalskanker. De uitslag komt volgende week. Alleen heeft ze geen bloedonderzoek gedaan, omdat haar vaste dokter nog met vakantie is. 'Dat doe ik wel met Kerst,' zei ze, 'de uitslag is toch altijd goed, dus zo nodig is het niet.' Daarna hebben we gegeten bij het Varken. Ik gestoofde aubergines, courgettes, paddestoelen en paprika's in een lekkere saus, omdat ik geen zin in vlees of vis had. Stella kolios, een vis die in augustus het best schijnt te zijn. De wijn van het vat was van Aïdarini, Stella's oud-leerling uit Goumenissa.


Zondag, 19 augustus:

Thessaloniki

Op de berg stak een mooie schildpad op zijn gemak de weg over. Even dachten we eraan om hem mee te nemen voor Marina, maar we hebben Kobus toch maar ongestoord verder laten wandelen. Hij is op de berg beter op zijn plaats dan op een stadsbalkon.


Dinsdag, 21 augustus:

Thessaloniki

Stella is naar tandarts Zogakis. Ik heb ondertussen in de Vima de artikelen gelezen over de grote Byzantiumtentoonstelling die vanaf oktober 2008 in de Royal Academy in Londen wordt georganiseerd en over de reisbeschrijving van Pausanias, uit de 2e eeuw. Na een jaartje les van Stella kan ik de Griekse kranten nu heel behoorlijk lezen.


Donderdag, 23 augustus:

Thessaloniki

Het wereldnieuws uit Nederland is weer echt zoals het hoort: diep provinciaal. Een juffrouw van een Nederlandse ambassade, ergens in een ver land, beschuldigt Kamerlid Harry van Bommel van 'seksuele intimidatie.' Hij zou gezegd hebben dat ze er wel leuk uitzag. Vroeger noemden ze zo iemand een trut van Troye en ging men over tot de orde van de dag. Verder wil de overheid leraren opleiden tot geheim agenten, die de radicale islam te lijf moeten gaan en de slavernijlobby roept weer eens dat er meer aandacht moet komen voor hun inmiddels minimaal honderdvierenveertig jaar oude leed. Men denkt daar nog steeds een bedragje uit te kunnen slaan. Ik denk dat ik, als derde generatie slachtoffer van de spoorwegstaking van 1903 en de daarop volgende worgwetten, levenslang vrij reizen met de NS ga eisen. Ondertussen loopt de temperatuur hier alweer op tot tegen de veertig graden.


Vrijdag, 24 augustus:

Thessaloniki

We zijn een dagje naar Theodósia geweest, met Menelaos, Savvas en Fotini. De boomgaard en de tuinen bewaterd. Door de grote hitte lagen ze er wat dor bij, maar de fruitbomen doorstaan dat wel. Het huis stond er verzorgd bij nu de veranda's zijn aangesmeerd en het houtwerk opnieuw in de verf is gezet. Door de dubbele pannenlaag isoleert het dak heel goed en is het op het heetst van de dag nog aangenaam koel binnen. Koffie gedronken onder de reusachtige vijgenboom uit Stella's gedicht Theodósia. Aan het einde van de middag naar het restaurant van Takis gereden, beneden het dorp, aan de weg van Thessaloniki naar Serres, en daar gegeten. De wijn van het vat kwam van neef Yannis Tavatidis. Takis vertelde dat Savvas z'n tavli-maatje Alekos, de bohémien die aan het begin van de weg naar het dorp in een oude vrachtwagen woonde, midden in zijn kruidentuin, zondag is overleden aan een hartaanval. Hij had het al een paar dagen benauwd, maar weigerde naar een dokter te gaan.


Thuis op het nieuws de score wat de bosbranden betreft. We hebben er nu zo'n honderddertig zegt de buis, waarvan een deel onblusbaar vanwege het ontoegankelijke terrein en de harde wind. Er zijn veel dorpen en hele landstreken verwoest, vooral op de Peloponnesos. De noodtoestand is daar uitgeroepen en behalve de brandweer is het leger ingezet. Honderddertig branden op een dag. Zelfs iemand als ik, die niet gelooft in de complottheoriën die hier altijd direct de kop opsteken, begint te denken dat het niet allemaal toeval kan zijn.

zondag, juni 19, 2011

Literair dagboek: Griekenland (4)


Dinsdag, 31 juli 2007:

Thessaloniki

Vanmorgen de kleine Marina op bezoek. Menelaos bracht haar rond half elf en haalde haar om één uur weer op. Schat van een kind. Slim, gezeglijk, mooi. Ze leek het naar haar zin te hebben bij thea Stella en theos Kornilios. Ze heeft geschilderd, op de computer familiefoto's en foto's van Dordrecht bekeken en honderduit gekletst. Toen haar vader kwam wilde ze nog lang niet weg. Morgen vertrekt ze met Zina en haar vader naar opa en oma in Doxato, voor de rest van de zomervakantie.


Het pakket boeken dat ik uit Dordrecht verstuurde is, na drie weken, aangekomen. Alles keurig en onbeschadigd. Scheelde nog meer gesjouw.


Woensdag, 1 augustus:

Thessaloniki

Alweer vroeg op de berg. Om kwart voor acht waren we boven bij het kapelletje. Op de terugweg zagen we dat de vrijwilligers die het bos onderhouden een stapel afvalhout aan het opruimen waren. We hebben ook maar even geholpen. Als je grofvuil hebt kun je dat gewoon op afspraak voor de deur leggen, dan haalt de gemeente het op, maar er zijn nog altijd mensen met een IQ van 75 die het in een aanhanger laden en ermee naar het bos rijden om het daar te dumpen.


Donderdag, 2 augustus:

Thessaloniki

Het artikel voor Lychnari over Makarios afgemaakt en aan Stella laten lezen, die er zeer tevreden over was. Vanmiddag heb ik het naar de redactie gemaild. Een dag voor zijn dertigste sterfdag en twee en een halve week voor de deadline, maar dan ben ik er vanaf. Ik houd er niet van om alles op het laatste ogenblik te laten aankomen.


Zondag, 5 augustus:

Thessaloniki

Er valt een gestadige regen uit een effen, grauwe lucht. Goed voor de natuur, goed tegen de bosbranden, goed voor de waterbekkens, maar het is zo wel een heel erg Hollandse zondagmiddag. Begonnen met het persklaar maken van Laaglandse Poëzie voor Ballustrada. In een van de gedichten van Jana Beranová staat een vreemde wending. Het boek waaruit het komt staat in Nederland. Ik heb haar het gedicht per e-mail gestuurd met de vraag om te controleren of het klopt. Als het antwoord binnen is stuur ik de zaak door naar Zeeland. E-mail is soms een groot gemak, maar de verbinding is erg traag, daarom zit ik maar weinig op het internet.


Woensdag, 8 augustus:

Thessaloniki

Leuke dag gisteren. Nicht Karin met haar man Hugo en de kinderen op bezoek. Ik heb ze met groot plezier de stad laten zien. Het zijn mensen met echte belangstelling voor het land. Het Archeologisch Museum (na de recente verbouwing mooi geworden), lunch bij Xarchakos, de Witte Toren, de Agia Sofia, de markt van Modiano. Vandaar via het Navarinoplein en de opgravingen in de Gounarisstraat naar de Rotunda, die zoals gebruikelijk was gesloten. Op het terras bij een studentencafé wat gedronken, daarna thuis pizza gegeten. De kinderen onvermoeibaar en vol met vragen, vooral Tobias, die erg geïnteresseerd is in Griekse geschiedenis. Meestal lopen ze er in die leeftijd maar wat verveeld bij, met hun hoofd bij andere dingen.


De inleiding geschreven bij Laaglandse Poëzie, maar ik stuur het bestand pas op als we terug zijn. De internetverbinding is zo traag en ik wil me niet nodeloos ergeren. Kan het stuk bovendien nog een beetje rijpen.


Zondag, 12 augustus:

Thessaloniki

Ik oog niet bepaald Grieks, maar om de haverklap wordt me de weg gevraagd. Soms begint iemand op straat ook spontaan een praatje. Ik liep gistermorgen met een bijzettafeltje onder mijn arm naar huis, opgehaald bij de timmerman in de Vassiliadisstraat, die het voor ons gelijmd had, toen een oude baas, die van de laïki, de buurtmarkt, kwam, me aansprak. Hij begon over het klimaat in onze wijk, Ano Toumba. Van het een kwam het ander en tenslotte hebben we wel zo'n twintig minuten heel gezellig staan babbelen.


Men zegt te zijn begonnen aan de bouw van de metro. Er is weer een gat in de Egnatia gemaakt, net als een aantal jaren geleden. Dat heette 'het gat van Kouvelas,' naar de toenmalige burgemeester. Na anderhalf jaar werd het weer dichtgemaakt, zonder dat er iets was gebeurd. Ik vrees dat het jaren gaat duren, als er iets van terechtkomt. De voortvarende arbeidersmassa bestond uit vijf man. Drie waren aan het ijzervlechten, de andere twee liepen belangrijk te doen. Komt er echt een metro of wordt dit 'het gat van Papayorgopoulos'?


vrijdag, juni 17, 2011

Mededelingen



In het jongste nummer van de literaire periodiek Ballustrada een gedicht en een beschouwing over dichter Wim de Vries van mijn hand.
Losse nummers: 12.50 euro
Bestellen: avdveeke@zeelandnet.nl



In het jongste nummer van Lychnari, verkenningen in het Griekenland van nu, publiceer ik een bespreking van het boek Tabaksblad & staaldraad van Emine Osmanoglou-Hakioglou.
Losse nummers: 9.20 euro
Bestellen: marietje.wennekendonk@attica.nl



In het jongste nummer van DiEP, cultuur-historisch magazine voor Dordrecht en de regio, staat een artikel van mij over veertig jaar Stichting Produktiegroep Bobby Kinghe.
Losse nummers: 5.95 euro
Bestellen: diepmagazine@dordrecht.nl


In het jongste nummer van de Poeziekrant staat een bespreking van het door mij vertaalde Het bal in de inrichting van de Schotse romancier en dichter John Burnside.
Losse nummers: 9 euro
Bestellen: w.tibergien@poeziecentrum.be

Verder in deze tijdschriften veel meer literatuur, geschiedenis en Griekenlandinformatie. Allen zeer aanbevolen!

dinsdag, juni 14, 2011

Brieven aan...



Dordrecht, 15 juni 2008


Beste T.,


Dat artikel in de Groene Amsterdammer heb ik gemist. Als je het me wil sturen: graag. Doe er dan ook enige poëzie van jezelf bij. Laat mij ook even weten of je In dit laagland al hebt ontvangen. Soms is men traag bij Wagner & Van Santen (Guus Luijters noemt ze niet voor niets Te Laat & Onbereikbaar). Mocht het niet lukken dan stuur ik je een exemplaar. Het probleem is dat W & vS, in tegenstelling tot de uitgever van mijn proza (Liverse) niet is aangesloten bij het Centraal Boekhuis.


Op de avond dat jouw bericht arriveerde was ik op Poetry, onder andere voor de uitreiking van de C. Buddingh’- prijs. We zijn elkaar dus net misgelopen. Die uitreiking liep erg uit doordat de laureaat bij zijn lezing geen maat kon houden. Op een gegeven ogenblik begonnen de mensen zelfs weg te lopen. Remco Campert was al eerder boos vertrokken, omdat hij het werk van de bekroonde dichter zeer onder de maat vindt. Dat hoorde ik na afloop van een Rotterdamse dichteres die hem in Floor was tegengekomen. Ik vond het internationale programma boeiend, maar men zou naast het projecteren van de vertalingen deze ook weer (bij voorkeur door de vertalers) moeten laten voorlezen. Wat ik kwalijk vind dit jaar is het ontbreken van het vertaalproject. Dat ga ik Bas Kwakman zeker nog een keer laten weten. Ik ben overigens maar één avond geweest. Vroeger gingen Stella en ik bijna iedere avond, maar nu zij is overleden moest ik me werkelijk dwingen alleen te gaan. Ik kwam er weer wel diverse literaire vrienden tegen, zodat het 'toch nog gezellig' werd.


Je vraagt mijn mening over een eventuele uitgever. Commercieel zit je het best bij een van de grotere, Amsterdamse uitgevers, maar het is daar vaak een kwestie van ons kent ons, zodat je er niet gemakkelijk tussenkomt. In de jaren ’90 publiceerde ik regelmatig poëzie in Maatstaf, maar toen ik eens naar de Arbeiderspers belde of er wellicht een bundel in zat kreeg ik van een nogal chagrijnige Martin Ros te horen dat hij de voorkeur gaf aan 'eigen dichters.' Dit in verband met het beperkte aantal bundels per jaar. Na zo’n twintig gedichten (en een paar vertalingen, ondermeer van Yiannis Kontos) in het eigen literaire tijdschrift was ik kennelijk nog steeds een vreemde. Lukt het niet bij een hoofdstedelijke uitgever (ik geef je de meeste kans bij van Oorschot, daar zit L.F. Rozen ook met een deel van zijn werk, met het andere deel zit hij bij Wagner & Van Santen), dan zou je W & vS kunnen overwegen: prachtig verzorgde boeken, maar geen enkel benul van hoe ze moeten worden verkocht en buitengewoon vriendelijk, maar traag met alles. Een veelbelovende nieuwe poëzie-uitgeverij is De Contrabas van Chrétien Breukers en Ton van ‘t Hof. Liverse start binnenkort ook met een poëziereeks, onder redactie van Frits Criens. De Geus heeft trouwens ook een aardig poëziefonds, al vrees ik dat ze er de laatste tijd minder aan doen.


Tja, mijn 'werdegang' als dichter, vroeg je. Die begon op de middelbare school, zoals het hoort, in de schoolkrant. In 1969 publiceerde ik mijn eerste gedichten in een 'officieel' blad. Het culturele informatieblaadje BIJ, dat het CJP en de gemeente Dordrecht uitgaven. Mijn eerste verschijning in een literair blad was in 1974 in het Vlaamse Kruispunt, waarvan ik later zelf, tot het werd opgeheven in 2004, een aantal jaren redacteur ben geweest. In 1978 gaf ik mijn eerste bundel in eigen beheer uit en ondanks de aanmoedigingen en inspanningen van mijn bevriende buurt- en schaakteamgenoot Kees Buddingh' ben ik dat blijven doen tot 1999. Dat wil zeggen, de bundel die ik toen uitbracht verscheen bij een Griekse uitgeverij (Kodikas) en ook dat scheen hier te lande te gelden als eigen beheer. Officieel ben ik dus gedebuteerd in 2005 met In dit laagland, al had ik toen al een meer dan twintigjarige dichterscarrière achter de rug, grotendeels in het verborgene. Veel van mijn vroege poëzie heb ik overigens niet gepubliceerd en daarvan is vrijwel alles weggeraakt. Dat is maar goed ook, want wat je er als puber soms uitgooit... Ik kreeg onlangs een Hitweek uit 1969 onder ogen met daarin een brief van me. Dat was even schrikken.


Ik ben geen veeldichter. Gedichten moeten zich bij mij aandienen en dan ga ik ermee aan het werk. Eigenlijk schrijf ik veel meer proza (als je tenminste het dagboek meetelt dat ik sinds 1975 bijhoudt en waarvan een klein deel is terechtgekomen in mijn literair dagboek (kroniek) En vooral: de gordijnen dicht.). In het najaar komt een bundel verhalen uit, die allemaal al eens in tijdschriften hebben gestaan. Ik ben nogal bezeten van ego-literatuur en in die richting wil ik verder, zeker na de gunstige reacties op mijn literair dagboek. Dat neemt niet weg dat dichten voor mij het belangrijkste blijft. Mijn nieuwe bundel ligt bij W & vS, is daar van harte geaccepteerd, alleen over de verschijningsdatum denken we nog na, want die bundel en het verhalenboek moeten elkaar niet in de weg gaan zitten.


Ik heb van schrijven nooit mijn beroep gemaakt. Misschien was dat wel gelukt als ik alles op alles had gezet, maar ik ben het onderwijs ingegaan en daar werk ik nog steeds, al geef ik veel minder les dan vroeger. Ik ben op het ogenblik, zoals dat heet – leve de vernieuwing – 'seniordocent geschiedenis' aan de Vwo-afdeling van het Stedelijk Dalton Lyceum in Dordrecht. Daar heb ik het, al suggereert mijn literair dagboek soms anders, goed naar mijn zin. Fijne collega's, leuke leerlingen. Bovendien trek ik mij zelden of nooit wat aan van al die duurbetaalde zijlijnwerkers uit pedagogische centra, uit onderwijskundige faculteiten of van ander verfoeilijk volk, zoals betweterige journalisten of politici, die denken zich met ons werk te moeten bemoeien.


Je noemde Hendrik Carette. Ik ben een liefhebber van zijn werk. Ik ken Hendrik van Kruispunt, al is het jaren geleden dat ik hem ontmoette. We hebben wel contact met elkaar, meestal via onze wederzijdse vrienden, John en Marie-Thérèse Heuzel. Hendrik zou in het najaar naar Dordrecht komen, maar door Stella’s ziekte werd dat uitgesteld. Ik hoop dat het geen afstel wordt.


Een hartelijke groet,


Kees


zaterdag, juni 11, 2011

Literair dagboek: Griekenland (3)


Dinsdag, 24 juli 2007:

Thessaloniki

Het aantal longontstekingen schijnt toe te nemen door het onmatige gebruik van luchtkoeling. Toen Stella naar de bank ging was het binnen ijskoud, een graad of zestien, zeventien. Buiten was het zesendertig. Ze was zo verstandig om een vest mee te nemen, maar toch heeft ze er weer de nare gevolgen van. Ik doe zo veel mogelijk de boodschappen bij de supermarkt, waar een poolklimaat heerst, maar ik kan iets beter tegen die temperatuurwisselingen. In de winter laten ze de verwarming loeien en is het er drie, vierentwintig graden, in de zomer staat de airco vol aan en mag het niet boven de zestien worden.


Woensdag, 25 juli:

Een brief van Pauline Stainer, die toestemming geeft om de gedichten uit Poetry Review, die ik vertaalde, op de Contrabas te publiceren. Attent dat ze naar ons Griekse adres schrijft.


Woensdag, 26 juli:

Pefkohori

Om zes uur op om de bus te halen. Eerst met een taxi naar het KTEL-station voor Halkidiki, dat, lekker handig, tien kilometer buiten de stad ligt. Vlotte rit, zodat we twee uur later in Pefkohori op een terrasje aan de bougatsa en koffie zaten. Daarna ging Stella op verkenning uit. Binnen korte tijd vond ze een ruim, rustig gelegen appartement aan de rand van het dorp, niet ver van het huis van Haris en Cathy. Tante Parthena, die niet wist van onze komst, was blij verrast. Stella is haar lievelingsnichtje. De Amerikaanse familie is er voor een weekje, langer kon Ippocrates geen vakantie krijgen, en Vassilis en Margarita zijn voor een paar dagen uit de stad gekomen. Zo slaan we twee vliegen in één klap: we zien de familie en we ontvluchten even de hitte van de stad.


Op de televisie hetzelfde nieuws als vorig jaar: bosbranden en chaos in de haven van Piraeus door de toeloop op de veerboten naar de eilanden. Die heeft niemand zien aankomen natuurlijk. Ieder land heeft zo zijn constanten. Een brand bij Kilkis is veroorzaakt door het klassieke geval van iemand die een peuk uit het autoraam wierp. Waarom niet? Peuken smijt je nu eenmaal overal neer, behalve thuis bij jezelf. Net als het huisvuil. Buiten de stad liggen de bermen nog altijd vol plastic flessen en andere troep, ondanks mediacampagnes om het land schoon te houden. Vaak ontstaan branden door achteloosheid of achterlijkheid. Een dorpeling die op een kurkdroge, winderige dag vindt dat het tijd is om het vuil op het erf te verbranden en dan even om een boodschap gaat. Er zijn vele voorbeelden van. Bij het binnenrijden van Pefkohori zie je nog overal de sporen van de grote brand, vorig jaar, die met grote moeite net voor het dorp tot stilstand werd gebracht.


Stella is vandaag jarig, maar we vieren het pas later. Echt vieren wil ze het eigenlijk niet meer. Naarmate je ouder wordt besef je meer dat iedere verjaardag een mijlpaal is op weg naar het einde, maar onder een etentje met de familie kom je soms niet uit.


Zaterdag, 28 juli:

Pefkohori

Zeventien jaar getrouwd. Twintig jaar geleden alweer die bijzondere dag, 3 juli 1987, dat we elkaar in Minneapolis leerden kennen. We zaten gisteravond nog even op het balkon toen er een grote krekel neer tuimelde. Kon kennelijk niet meer op eigen kracht van de grond komen. Vanmorgen zat ze er nog. Ik heb haar voorzichtig gevangen in een plastic bekertje en de lucht in gegooid, waarna ze op eigen kracht naar een boomtak vloog.


Gisteren in zee gebaad, maar het beviel me niets. Veel scherpe stenen onder water, die je niet ziet omdat het troebel is door de golfslag. Droeg wel badschoenen, maar daar kwam scherp zand in, dat hier en daar wondjes veroorzaakte. Ik vind dat onder een parasol op het strand hangen ook bepaald onaangenaam. Stella moet in het vervolg maar met de familie baden, ik doe het niet meer. Ik ga wel op een nabij terras zitten toekijken of een boek lezen. Ze heeft trouwens ook Vaso als gezelschap, die vanmorgen rond elf uur arriveerde.


Maandag, 30 juli:

Pefkohori

Rond het middaguur nemen we de bus naar Thessaloniki. Vaso is gisteravond vertrokken. Terwijl zij en Stella gingen zwemmen heb ik gewerkt aan een nieuwe aflevering van De zwartwitte jaren, verhalen over mijn vroege jeugd. Daarna heb ik de dames opgehaald en hebben we afscheid genomen van de familie. We wilden de laatste avond voor onszelf. Nadat we Vaso op de bus hadden gezet zijn we het dorp ingelopen, waar we op de platia een leuk terras vonden bij een café dat wordt gedreven door een vriendelijke Engelsman. Op de boulevard een pizza gegeten. Derde in kwaliteit na Balistreri en Roma Pizza. Wel erg groot. Wat er over was ingepakt en meegenomen voor thuis. Dat deed iedereen om ons heen ook. Wij zitten aan de relatief rustige noordrand van het dorp. Het oude deel, rond de platia, boven de doorgaande weg, is aardig, maar het overgrote deel van Pefkohori is een verschrikking. Vooral de boulevard. De ene herrietent na de andere, een kermis en veel van die enge macho's in strakke t-shirts en lawaaibroeken, meestal vergezeld door lelijke, ordinair opgedirkte en driekwart naakte meisjes. Overal hoor je Slavisch brommen en bassen en de straten zijn bezaaid met auto's uit Belgrado. Het maakt allemaal geen fijnbesnaarde indruk, al is een dorp vol dronken Engelsen nog veel erger.

zaterdag, juni 04, 2011

Een klassiek drama



Na zijn overrompelende debuut Spiltijd, waarmee hij een open zenuw van de contemporaine Europese geschiedenis raakte, heeft Wil Boesten nu zijn tweede roman, Tot de regen komt, gepubliceerd. Een boek dat ik even gefascineerd las als zijn eersteling, al heeft het een heel andere thematiek. Het verhaal speelt zich af in Noord-Italië, tijdens een haast apocalyptische periode van droogte en zinderende hitte. De hoofdpersoon, de halfwees Emidio, ontvlucht met twee vrienden hun oververhitte provinciestad, waarschijnlijk Spoleto, naar een dorp in de bergen. Een besluit waarin je de echo van Boccaccio's Decamerone hoort. Zij zijn te gast bij een wederzijdse vriend die een oud palazzo bewoont. Een zonderlinge man met bijzondere opvattingen over de restauratie van het paleis, die het bewust onder primitieve, middeleeuwse omstandigheden bewoont. Eén persoon ontbreekt in het gezelschap: Neva, de oogverblindende vrouw van de uitgetreden priester Lentini. Voor Emidio ontrolt zich naarmate het verblijf duurt het mysterie waarom zij op het laatste ogenblik niet meereisde.


In een decor van toenemende dreiging en ondergang ontwikkelt zich, tussen de op elkaar teruggeworpen mannen, een drama van klassiek Griekse omvang. Als in een vulkaan bouwen de spanningen zich op tot het tot een onthutsende uitbarsting komt. De levensverhalen van Emidio, Lentini en Mondo verwikkelen zich tot een explosief mengsel, waarna zich voor de protagonist de catharsis voltrekt. Het is een boek vol verrassingen, dramatiek en menselijke zwakheden waarin je van het begin af aan wordt meegesleept. Zo'n boek dat je persé uit moet lezen als je erin bent begonnen en waarvoor je alles waar je op dat ogenblik mee bezig bent terzijde legt. Een psychologisch drama dat zich ook uitstekend zou lenen voor een verfilming. De wijze waarop Wil Boesten stilistisch de levensverhalen met elkaar verweeft, aangenaam wisselend tussen heden en verleden de lijnen met elkaar verbindt, getuigt van technisch meesterschap. Opnieuw raakt hij een open zenuw, een die wij vrijwel allemaal hebben: die van het menselijk tekort.


Het is een roman waar je letterlijk warm van wordt. Een boek dat je wijst op de consequenties van het menselijk falen, op de verwoestende gevolgen van arrogantie, ijdelheid en cynisme, zeker waar het gaat om het lot van het jaarlijkse muziekfestival waar de vrienden nauw bij betrokken waren. Een vrolijk boek is het daardoor niet, maar wel een waarvan, zoals het bij een klassiek Grieks drama behoort, een louterende werking uitgaat.


Wil Boesten – Tot de regen komt. Uitgeverij Augustus. ISBN 978 90 4570457 9,