Er waait een
snijdende wind als ik de tuin inloop. Voor vanavond wordt regen
voorspeld, of natte sneeuw. De winter, nauwelijks een week geleden
door de dooi verdreven, lijkt weer terug te komen. Tja, begin
februari, dat kun je verwachten. Daarom heb ik alweer de volgende
reis naar Griekenland geboekt. Daar kan het in de winter ook koud
zijn, maar doorgaans begint de lente er vroeger dan in Nederland. Ik
ga snel naar binnen, waar ik het tweede verslag lees in De Volkskrant
van Arnon Grunberg zijn kerstbezoek aan Thessaloniki. Op zijn eerste
stuk heb ik gereageerd, maar nu wacht ik eerst deel drie af. Hij laat
dit keer een Griek aan het woord die beweert dat Thessaloniki geen
parken heeft. Grunberg laat dat onweersproken. Vreemd. Juist al het
groen maakt Thessaloniki zo aangenaam. Al jaren ga ik er vaak op
zondag een ouzaki halen bij Xarchakos in het park van Chanth, schuin
tegenover de Witte Toren. Overal kom je plantsoenen tegen en in veel
straten, ook in het centrum, groeien bomen. Voor mij zijn het de
tegenhangers van al die lelijke nieuwbouw uit de tweede helft van de
vorige eeuw.
Ik leg de
krant terzijde en lees de laatste bladzijden van 'Een dagboek
in de Griekse crisis' van Roos Mavrikou-Zevenhuizen. Ik ben
een liefhebber van ego-literatuur. Brieven, memoires en dagboeken
kunnen rekenen op mijn warme belangstelling. Soms valt het tegen,
zoals de dagboeken van Arnold Bennett, soms is het wonderlijk
meeslepend, zoals het Journal Littéraire
van Paul Léautaud.
Wat mij in het dagboek van Roos, dat ik bijna in één
adem heb uitgelezen, treft is de indringende wijze waarop zij je met
het dagelijks leven van een doorsnee Grieks gezin in de crisis
confronteert. Het leven op een klein, afgelegen eiland als Skyros is
niet dat in Athene of Thessaloniki, maar veel van de alledaagse
problemen zijn hetzelfde. Almaar dalende inkomens, stijgende
rekeningen en de ene onrechtvaardige, nieuwe belasting na de andere.
Of de winter te moeten doorkomen zonder geld om het huis voldoende te
verwarmen. Roos kijkt verder dan de stranden van Skyros en is
uitstekend op de hoogte van wat er in de rest van Griekenland speelt.
Dat maakt haar dagboek representatief. Wie werkelijk wil weten en wil
meebeleven wat het betekent om in deze tijd met een jong gezin in
Griekenland te leven, moet het boek beslist lezen. Het is ook in een
prettig leesbare stijl geschreven, een stijl die de lezeressen van
het tijdschrift Flair van de columns van Roos zullen kennen.
De
crisis loopt als een rode draad door het boek. Die is de aanleiding
om het te publiceren, maar Roos heeft ook oog voor andere zaken. Er
staan grappige passages in, zoals die over een bejaarde, Griekse
toerist die dacht dat hij op Santorini was in plaats van op Skyros.
Er staan ontroerende verhalen in, bijvoorbeeld over een stervend
zwerfkatje dat op een bitterkoude winteravond kwam aanlopen, of over
het extra leed dat het razendsnel begraven van een overledene kan
veroorzaken, omdat het soms onmogelijk is het eiland tijdig te
bereiken. Ik weet uit eigen ervaring hoe pijnlijk het is om geen
afscheid te kunnen nemen van een geliefde dode. De beschrijving van
de doop van haar petekind en van haar jongste dochtertje sterkte mij
in mijn opvatting dat het Grieks-orthodoxe doopritueel een vorm van
kindermishandeling is. Het boek vermeldt niet of de kerk ook iets
doet voor de armen op het eiland, die bijvoorbeeld geen geld hebben
voor de elektriciteitsrekening, waaraan de charatz
is gekoppeld, de nietsontziende extra onroerend-goedbelasting. Ik zal
dat bij mijn volgende bezoek aan Skyros eens navragen.
©Kees
Klok
Roos
Mavrikou-Zevenhuizen – Een
dagboek in de
Griekse crisis. Te bestellen bij
Geen opmerkingen:
Een reactie posten