maandag, april 08, 2013

Remco Campert


Het is niet mijn gewoonte om na een maaltijd bij de Italiaan direct naar huis te gaan. Meestal ga ik nog even naar de kroeg om de pizza af te blussen met een paar cognacjes. Daar heb ik vanavond een uitzondering op gemaakt. Om de speciale uitzending van Opium met Remco Campert te zien. Campert is mijn inspirator van het eerste uur. Na het lezen van Dit gebeurde overal wist ik dat ik dichter zou worden. Ik werd geen Campert-epigoon, maar wel klonk bij het schrijven de stem van Campert jarenlang op de achtergrond. Evenals die van Buddingh' en Eijkelboom, maar van deze drie vooral Campert. In 1969 ontmoette ik hem voor het eerst tijdens Poëzie in het Minitheater, een dichtmarathon op bescheiden Dordtse schaal, die ik presenteerde. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om een eigen gedicht voor te lezen. Toen ik het veel later eens teruglas, schaamde ik mij dood, maar Campert beantwoordde mijn puberaal gestamel met een milde glimlach.

Op 7 september 2008 was Campert een van de gasten bij Drechtsteden Gedicht, op het Hof. Hij trad op met ondermeer Levi Weemoedt, Jules Deelder en Tjitske Jansen. Het podium was buiten, enerzijds prettig omdat er gewoon kon worden gerookt, anderzijds vervelend, want het was een gure, winderige dag. Ik had een boek meegenomen voor Tjitske, met wie ik zat te praten in de foyer, bij Gods gratie geopend voor de dichters. Campert, Deelder en zijn manager kwamen er bij zitten. We spraken over Buddingh', over Tjitskes leven in Schotland en over Poëzie in het Minitheater, waarvan Campert zich weinig herinnerde. Mijn optreden van toen liet ik maar onbesproken. Deelder vertelde dat hij vroeger nogal eens in Sprankje Groen kwam, roemrucht etablissement in de zestiger jaren. Het bleek dat we een aantal gezamenlijke kennissen hadden, waarvan er niet één meer in leven is. Ineens begon hij, Deelder, met een natuurgetrouwe imitatie van de kleurrijke Dordtenaar Jan Vrolijk, die zo hilarisch was dat Campert de tranen over de wangen liepen. Zelfs Levi Weemoedt, die net van zijn optreden kwam, schoot in een gulle lach.

Die gebeurtenis komt mij weer voor ogen als ik Campert zie in Opium. Ik hoor hoe Alma Mathijsen, lekker ontspannen met een sigaret, bewonderend over hem spreekt. Ik voel daarin weer mijn enthousiasme uit de jaren '60, toen ik Camperts poëzie voor het eerst las. Een enthousiasme dat mij nooit heeft losgelaten. Het is geweldig om hem – grand old man van de Nederlandse dichtkunst – weer te horen spreken en nu en dan die milde glimlach te herkennen van toen, op dat podium van het Minitheater in de catacomben van het Dordtse stadskantoor.

©Kees Klok


Geen opmerkingen: