Veel
cursieven die ik schrijf zijn in de ik-vorm. Eendimensionale lezers
denken dat wat ik schrijf daarom altijd autobiografisch is. Ze
mochten het willen. Uiteraard tap ik geregeld uit het vat van mijn
belevenissen, maar niet zelden hanteer ik bij het tappen mijn duimen.
U begrijpt. Of niet. De ik-figuur in een cursief is al vijftig jaar
op zoek naar een meisje van ongekend oosterse schoonheid. Hij ontmoet
zo'n meisje en wordt reddeloos verliefd. Gelukkig is ze van zijn
leeftijd, alleen veertig jaar jonger, waardoor zij alweer snel
verdwijnt in de mist der mensen. In deze zin gebruik ik twee vondsten
die niet van mij zijn. De eerste die mij kan vertellen welke vondsten
dat zijn en van welke schrijvers, wint een gesigneerde dichtbundel
van mijn hand, maar dit terzijde.
Ooit
schreef ik een verhaaltje waarin de ik-figuur zich nogal grof en
denigrerend uitliet over Hollandse huisvrouwen. Dat verhaaltje kwam
in 1978 in een boekje terecht. Sindsdien verwijt een eendimensionale
lezeres ter stede mij huisvrouwvijandig te zijn. Ieder jaar kom ik
haar tegen bij gezamenlijke kennissen en dan begint het wijf er weer
over te zeiken. Inmiddels is ze uitgedijd tot het prototype van de
door die ik-figuur verafschuwde huisvrouw. Wie wil weten waarover ik
het heb moet proberen mijn bundeltje Centre
Ville te pakken te
krijgen, ooit uitgegeven door de Culturele Raad Dordrecht.
Het
was vandaag een sombere dag met af en toe een spetter regen. In de
stad hing een grafstemming. Op maandag is de halve horeca gesloten en
lopen er veel zure koppen rond, te chagrijnen dat ze weer een dag
hebben moeten werken na een weekeinde fuiven. Ik zag het aan vanaf
een terras en dacht aan zonniger dingen. Aan de jaren dat ik jong en
onbedorven Hare Majesteits belangen diende in het verre Suriname. Ik
kreeg het een beetje warm van de herinnering aan tochten per korjaal
over de Surinamerivier, of de Corantijn. Aan de andere kant van de
Corantijn lag Guyana, dat een stuk oerwoud had ingenomen waarop wij
ook aanspraak maakten. Het was nog in de tijd dat Suriname deel
uitmaakte van het Koninkrijk der Nederlanden, zij het een autonoom
deel, onder het bewind van een massieve meneer die Jopie Pengel
heette. Het vliegveld heette nog gewoon Zanderij, een zeer
toepasselijke naam, en soms schoten wij een leguaan uit een boom.
Goed klaargemaakt smaakt leguaan naar kip. Terwijl ik terugdacht aan
het bosbivak liepen er twee prachtige Surinaamse vrouwen voorbij. Zij
schonken mij een gulle lach, maar zulke toevalligheden passen niet in
een cursief. Als iets echt waar is gelooft geen lezer het.
©Kees
Klok
Foto: archief auteur
4 opmerkingen:
Die twee vondsten zijn van een zekere Klok, dichter/schrijver te Dordrecht.
PS: Het is eigenlijk vreemd dat ik nooit iets over Suriname schreef, terwijl ik daar bijna dagelijks een brief naar mijn lief schreef en ook een paar gedichten(die overigens niet over Suriname handelden)
Sorry, Wim, maar die vondsten zijn niet van mij. Overigens een goed idee als je over Suriname ging schrijven, ik zou dat graag willen lezen.
Ik herinner mij nu dat ik vorig jaar toch een voorval dat in Suriname plaats vond opschreef. Je kunt het vinden, Kees, op mijn site titus.punt.nl
Vraag in "zoeken" naar "koperen ploert". Ik ga nadenken over eventuele andere objecten.
Ik herinner me nu dat ik vorig jaar toch een voorval noteerde dat in Suriname plats vond Kees. Je kunt het vinden op mijn site; vraag in "zoeken": "koperen ploert"
Een reactie posten