Een
schilderachtige en vooral onvermoede binnentuin in het centrum van
het stadje. Een oase tussen de markt en het grote, overbevolkte
horecaplein. Zij zit naast mij, fragiel, nog wat bleekjes, in een
prachtig afkledende zomerjurk. Ze is kwetsbaar en tegelijkertijd een
sterke, onafhankelijke, jonge vrouw die niemand iets wijs hoeft te
maken. Byzantijnse ogen, weelderig lang, zwart haar.
Ik weet het zo gauw niet te bedenken zonder in clichés te vervallen, maar ik weet het zeker. Zij is het meisje, de reïncarnatie van het meisje, uit dat kinderboek dat ik vijftig jaar geleden las. Van schrijver en titel heb ik geen idee meer, ook het verhaal is mij ontglipt, maar voor altijd is het beeld van dat meisje blijven hangen. Dochter van een hoveling in het paleis van een oosterse sultan, een leven vol bedreigingen en gevaar, uiteindelijk de redding door een vlucht in den vreemde.
Ik weet het zo gauw niet te bedenken zonder in clichés te vervallen, maar ik weet het zeker. Zij is het meisje, de reïncarnatie van het meisje, uit dat kinderboek dat ik vijftig jaar geleden las. Van schrijver en titel heb ik geen idee meer, ook het verhaal is mij ontglipt, maar voor altijd is het beeld van dat meisje blijven hangen. Dochter van een hoveling in het paleis van een oosterse sultan, een leven vol bedreigingen en gevaar, uiteindelijk de redding door een vlucht in den vreemde.
Ze
vertelt mij haar levensverhaal. Ze vertelt mij haar wederwaardigheden
in dit bijna westerse land, ver van de stoffige stegen van de stad
waar ze opgroeide, van de pleinen, de paleizen, de weelderige
boomgaarden, de melancholieke muziek van de streek. Kapotgeschoten
door warlords, gebombardeerd door drones, overlopen door
haatpredikende fanatici. De verboden muziek, de verwoeste, eeuwenoude
beelden, het stof van de oorlog, het puin van de oorlog. De oorlog
tegen de vrouwelijk schoonheid, tegen de menselijke waardigheid. De
oorlog van ongeletterde verontwaardiging tegen poëzie, dromen,
fantasie en liefde.
In
een Renoirachtig lichtspel van bladeren en zon spreekt ze over haar
teleurstellingen, haar ambities, de gevaren die zelfs hier, op dit
vredige eiland, op de loer liggen. Ik zwijg over het boek, over de
dochter van de hoveling. Dan is het
tijd om afscheid te nemen. Ik zie haar verdwijnen tussen de mensen op
de markt. Nog even een glimp van haar jurk, een snel opgestoken
hand. Ik wandel naar de haven. Misschien is de veerboot die op
vertrekken ligt wel de allerlaatste.
©Kees
Klok
Foto:
auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten