maandag, september 08, 2014

Brieven aan Stella (12)




Lieve Stella,

De videorecorder is op sterven na dood. Hij produceert alleen nog maar ruis en sneeuw. Wat wil je na twintig jaar? Ook de banden worden oud en zijn binnenkort niet meer af te spelen, vrees ik. Daarom ben ik langzamerhand begonnen om een keuze te maken van alles wat ik wil bewaren. Dat laat ik op DVD zetten. Ik heb weliswaar nog steeds geen DVD-speler, misschien komt dat er binnenkort eens van, maar ik speel, zoals we vroeger regelmatig deden, die dingen af op de computer. De laptop op tafel en ik met een glas wijn of een calvadosje op de bank. De eerste band die ik heb laten omzetten is onze trouwreportage. Het verslag van die gedenkwaardige 28e juli 1990. Een paar dagen geleden heb ik hem opgehaald bij de fotograaf in de Vriesestraat, die inmiddels niet meer zo jonge jongeman, waar ik ook altijd mijn pasfoto's laat maken. Vroeger bij zijn vader, nu bij hem. Waarom zou je van fotograaf veranderen als zijn werk bevalt? Je hebt van die prijsjesjagers die om de haverklap naar een ander lopen omdat die een dubbeltje goedkoper is. En dan op verjaardagen, in die dodelijke kring rond de tafel met drank en pinda's, lekker verontwaardigd doen als het resultaat tegenvalt. Ik dwaal af, net als toen ik nog lesgaf. Dan gebeurde het dat we begonnen met de moord op de gebroeders De Witt en eindigden bij mijn reis door Suriname, ergens in een hangmat tussen het Van Blommensteinmeer en Djoemoe.

Dat omzetten van video naar DVD is nogal prijzig. Ik wilde controleren of het ook werkelijk goed was gebeurd. Daarom heb ik de reportage, voor het eerst sinds misschien wel tien jaar, weer eens bekeken. Dat viel niet mee. Het eerste wat door mij heen ging, toen ik mezelf zag met Socrates en Anastasia, onze getuigen, terwijl we jouw komst afwachtten: wat is mijn kop in die vierentwintig jaar in verval geraakt! Dat weet je, dat zie je dagelijks voor je, maar je wilt het niet weten. Eeuwig jong, niet dat gezeik met grijze haren, rimpels en, vooral, stramme spieren als je 's morgens opstaat. Er kwam ook het een en ander aan clichés in gedachten voorbij, zoals stralende bruid, trotse ouders, huilende moeder, wegsmeltende vriendinnen. Al die mensen die er inmiddels niet meer zijn, dat raakt mij steeds weer als ik zo'n film zie. Zoals ik pas ook een foto zag van het feest voor mijn vijftigste verjaardag. Jij met Wim en Maarten, op de achtergrond mijn ouders, tante Pieta en, alsof het zo moest zijn, Lupius. Niemand van jullie leeft meer. Aan het eind de felicitaties, al die oude ooms van je, inmiddels mijn leeftijdgenoten, die ook mij begonnen te zoenen. Dat was weer even wennen aan de Griekse manier van doen. Ineens voelde ik een hand in de zak van mijn jasje. Ik dacht: wat krijgen we nou, maar toen die hand zich terugtrok bleef er een geldbedrag achter waarvan menig Nederlandse oom zou verbleken. We trouwden 's avonds om acht uur. Toen was het nog steeds achtendertig graden. Hoe ik het in dat pak heb uitgehouden blijft een onopgelost raadsel.

In februari kreeg ik zaad van Fotini, waaruit nu drie forse peperplanten zijn ontsproten. Ik verwacht binnenkort de eerste pepertjes te oogsten. Ze zijn klein en rood, maar buitengewoon heet. Een soort rawitjes, vermoed ik. Opmerkelijk dat die in Griekenland voorkomen, want als er één ding is dat de gemiddelde Griek niet eet, dan is het flink gepeperd voedsel. Wat ze in Griekenland normaal een hete peper noemen, zo'n lange groene, of gele, kan ik rauw eten. Zulke pepers gaan door de tirosalata, pittige kaassalade, maar vaak proef ik er niets van. Deze kun je beter niet door die salade doen, tenzij je heel pittig bent gewend. De planten zijn nog in hun jeugd, ik weet niet hoe oud een peperplant kan worden, maar deze zijn, laat ik het zo zeggen, nog jong en mooi. De eerste kindertjes beginnen er aan te komen, ze hebben nog een toekomst voor zich. Hoe het komt, weet ik niet, maar ik ontdekte dat twee van de drie ineens luis hebben. Hoe komt een peperplant, gewoon in de vensterbank, nooit buiten, aan luizen? Hoe kinderen aan luizen komen weet ik wel. Toen ik in het onderwijs begon, kwam wekelijks de luizenzuster op school. Ook mijn kop liet ik dan uit bekijken, uit solidariteit, maar ook een beetje omdat ik toen het langste haar van heel O.L.S. III had. De meisjes vonden het prachtig als ze daar twee vlechten in mochten draaien en dan kreeg de meester ook nog een paar kleurige strikken aangemeten. Daar trok ik wat gekke bekken bij, zodat de boel weer even op apegapen lag van het lachen, waarna we overgingen tot de orde van de dag en er iets akeligs als een rekenles begon. Ik ontdekte in de schuur een fles ecologisch anti-luizenmiddel, die ik jaren geleden heb gehaald om de rozen mee te behandelen, maar daar is het nooit van gekomen. Zou er toch een systeem zitten in het leven? Het werkt in ieder geval wel.

Jij hield altijd de kruidentuin bij. Nu en dan oogstten we maggi, oregano, majoraan, tijm, citroenblad, munt en laurier, al is dat laatste geen kruid, geloof ik. We hadden kinderlijk plezier in het koken met eigen kruiden. Eigenlijk hadden we een moestuin aan moeten leggen, maar eerlijk gezegd lukt het me nu al niet om de boel bij te houden. Ik ben aan het lezen in de biografie van Thomas Hardy, die volgens de letter is geschreven door zijn tweede vrouw, Florence Dugdale, maar waarvan de literatuurwetenschappers vermoeden dat hij er zelf hevig aan heeft meegeschreven. Heel af en toe denk ik weleens: zou er een Nederlandse versie van Florence Dugdale bestaan? Maar om mezelf nu meteen met Thomas Hardy te vergelijken. Ik ben niet zo van de Nederlandse bescheidenheidscultus en de kreet 'doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg,' vind ik volstrekt verwerpelijk, maar je moet ook weer niet doorslaan naar de andere kant. Overigens ook een heel Nederlands trekje. Vergelijk de jaren van de seksuele revolutie maar eens met de benauwende preutsheid en het bedillerig moralisme dat zich steeds nadrukkelijker manifesteert en dat hysterische trekken begint aan te nemen. Hardy had grote moeite met de verstikkende Victoriaanse mentaliteit. In enkele van zijn boeken beschreef hij voor die periode nogal onconventionele relaties, zoals die van Jude Fawley en Sue Bridehead in Jude the Obscure. Op dat boek kreeg hij zoveel kritiek, dat hij zich daarna uitsluitend op zijn poëzie richtte. Het zou hem in het Nederland van 2014 zomaar opnieuw kunnen overkomen. Kijk maar naar de emmers bagger die over Anton Dautzenberg werden gekieperd, omdat hij het waagde vragen te stellen bij het verbod op pedofielenvereniging Martijn.

Omdat Guus met Pita op reis is door Spanje, heb ik dit keer de eindredactie van The Dutch Dickensian gedaan. Met het zweet in mijn handen, want Guus gebruikt daarvoor een programma waarmee ik nooit eerder heb gewerkt. Dickens en Hardy liggen naast elkaar begraven in de Poets Corner van Westminster Abbey. Wij hebben samen aan hun graven gestaan. Dickens had ook wel moeite met de Victoriaanse moraal, maar hij paste zich daar toch meer aan aan dan Hardy, die wat later leefde, toen de morele terreur op zijn hoogtepunt was. Ik heb, lang geleden, eens een lezing gehouden, waarin ik het werk van Hardy en Dickens vergeleek. Die lezing is ook als artikel, ergens in de jaren tachtig, verschenen in The Dutch Dickensian. Ik heb inmiddels zoveel meer gelezen, dat het aan een grondige herziening toe is, maar ja, ik kom niet eens toe aan de tuin en Florence Dugdale heeft zich ook nog niet gemeld.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur






Geen opmerkingen: