Lieve
Stella,
De
videorecorder is op sterven na dood. Hij produceert alleen nog maar
ruis en sneeuw. Wat wil je na twintig jaar? Ook de banden worden oud
en zijn binnenkort niet meer af te spelen, vrees ik. Daarom ben ik
langzamerhand begonnen om een keuze te maken van alles wat ik wil
bewaren. Dat laat ik op DVD zetten. Ik heb weliswaar nog steeds geen
DVD-speler, misschien komt dat er binnenkort eens van, maar ik speel,
zoals we vroeger regelmatig deden, die dingen af op de computer. De
laptop op tafel en ik met een glas wijn of een calvadosje op de bank.
De eerste band die ik heb laten omzetten is onze trouwreportage. Het
verslag van die gedenkwaardige 28e juli 1990. Een paar dagen geleden
heb ik hem opgehaald bij de fotograaf in de Vriesestraat, die
inmiddels niet meer zo jonge jongeman, waar ik ook altijd mijn
pasfoto's laat maken. Vroeger bij zijn vader, nu bij hem. Waarom zou
je van fotograaf veranderen als zijn werk bevalt? Je hebt van die
prijsjesjagers die om de haverklap naar een ander lopen omdat die een
dubbeltje goedkoper is. En dan op verjaardagen, in die dodelijke
kring rond de tafel met drank en pinda's, lekker verontwaardigd doen
als het resultaat tegenvalt. Ik dwaal af, net als toen ik nog lesgaf.
Dan gebeurde het dat we begonnen met de moord op de gebroeders De
Witt en eindigden bij mijn reis door Suriname, ergens in een hangmat
tussen het Van Blommensteinmeer en Djoemoe.
Dat
omzetten van video naar DVD is nogal prijzig. Ik wilde controleren of
het ook werkelijk goed was gebeurd. Daarom heb ik de reportage, voor
het eerst sinds misschien wel tien jaar, weer eens bekeken. Dat viel
niet mee. Het eerste wat door mij heen ging, toen ik mezelf zag met
Socrates en Anastasia, onze getuigen, terwijl we jouw komst
afwachtten: wat is mijn kop in die vierentwintig jaar in verval
geraakt! Dat weet je, dat zie je dagelijks voor je, maar je wilt het
niet weten. Eeuwig jong, niet dat gezeik met grijze haren, rimpels
en, vooral, stramme spieren als je 's morgens opstaat. Er kwam ook
het een en ander aan clichés in gedachten voorbij, zoals stralende
bruid, trotse ouders, huilende moeder, wegsmeltende vriendinnen. Al
die mensen die er inmiddels niet meer zijn, dat raakt mij steeds weer
als ik zo'n film zie. Zoals ik pas ook een foto zag van het feest
voor mijn vijftigste verjaardag. Jij met Wim en Maarten, op de
achtergrond mijn ouders, tante Pieta en, alsof het zo moest zijn,
Lupius. Niemand van jullie leeft meer. Aan het eind de felicitaties,
al die oude ooms van je, inmiddels mijn leeftijdgenoten, die ook mij
begonnen te zoenen. Dat was weer even wennen aan de Griekse manier
van doen. Ineens voelde ik een hand in de zak van mijn jasje. Ik
dacht: wat krijgen we nou, maar toen die hand zich terugtrok bleef er
een geldbedrag achter waarvan menig Nederlandse oom zou verbleken. We
trouwden 's avonds om acht uur. Toen was het nog steeds achtendertig
graden. Hoe ik het in dat pak heb uitgehouden blijft een onopgelost
raadsel.
In
februari kreeg ik zaad van Fotini, waaruit nu drie forse peperplanten
zijn ontsproten. Ik verwacht binnenkort de eerste pepertjes te
oogsten. Ze zijn klein en rood, maar buitengewoon heet. Een soort
rawitjes, vermoed ik. Opmerkelijk dat die in Griekenland voorkomen,
want als er één
ding is dat de gemiddelde Griek niet eet, dan is het flink gepeperd
voedsel. Wat ze in Griekenland normaal een hete peper noemen, zo'n
lange groene, of gele, kan ik rauw eten. Zulke pepers gaan door de
tirosalata,
pittige kaassalade, maar vaak proef ik er niets van. Deze kun je
beter niet door die salade doen, tenzij je heel pittig bent gewend.
De planten zijn nog in hun jeugd, ik weet niet hoe oud een peperplant
kan worden, maar deze zijn, laat ik het zo zeggen, nog jong en mooi.
De eerste kindertjes beginnen er aan te komen, ze hebben nog een
toekomst voor zich. Hoe het komt, weet ik niet, maar ik ontdekte dat
twee van de drie ineens luis hebben. Hoe komt een peperplant, gewoon
in de vensterbank, nooit buiten, aan luizen? Hoe kinderen aan luizen
komen weet ik wel. Toen ik in het onderwijs begon, kwam wekelijks de
luizenzuster op school. Ook mijn kop liet ik dan uit bekijken, uit
solidariteit, maar ook een beetje omdat ik toen het langste haar van
heel O.L.S. III had. De meisjes vonden het prachtig als ze daar twee
vlechten in mochten draaien en dan kreeg de meester ook nog een paar
kleurige strikken aangemeten. Daar trok ik wat gekke bekken bij,
zodat de boel weer even op apegapen lag van het lachen, waarna we
overgingen tot de orde van de dag en er iets akeligs als een rekenles
begon. Ik ontdekte in de schuur een fles ecologisch
anti-luizenmiddel, die ik jaren geleden heb gehaald om de rozen mee
te behandelen, maar daar is het nooit van gekomen. Zou er toch een
systeem zitten in het leven? Het werkt in ieder geval wel.
Jij
hield altijd de kruidentuin bij. Nu en dan oogstten we maggi,
oregano, majoraan, tijm, citroenblad, munt en laurier, al is dat
laatste geen kruid, geloof ik. We hadden kinderlijk plezier in het
koken met eigen kruiden. Eigenlijk hadden we een moestuin aan moeten
leggen, maar eerlijk gezegd lukt het me nu al niet om de boel bij te houden. Ik
ben aan het lezen in de biografie van Thomas Hardy, die volgens de
letter is geschreven door zijn tweede vrouw, Florence Dugdale, maar
waarvan de literatuurwetenschappers vermoeden dat hij er zelf hevig
aan heeft meegeschreven. Heel af en toe denk ik weleens: zou er een
Nederlandse versie van Florence Dugdale bestaan? Maar om mezelf nu
meteen met Thomas Hardy te vergelijken. Ik ben niet zo van de
Nederlandse bescheidenheidscultus en de kreet 'doe maar normaal, dan
doe je al gek genoeg,' vind ik volstrekt verwerpelijk, maar je moet
ook weer niet doorslaan naar de andere kant. Overigens ook een heel
Nederlands trekje. Vergelijk de jaren van de seksuele revolutie maar
eens met de benauwende preutsheid en het bedillerig moralisme dat
zich steeds nadrukkelijker manifesteert en dat hysterische trekken
begint aan te nemen. Hardy had grote moeite met de verstikkende
Victoriaanse mentaliteit. In enkele van zijn boeken beschreef hij
voor die periode nogal onconventionele relaties, zoals die van Jude
Fawley en Sue Bridehead in Jude
the Obscure. Op dat
boek kreeg hij zoveel kritiek, dat hij zich daarna uitsluitend op
zijn poëzie richtte. Het zou hem in het Nederland van 2014 zomaar
opnieuw kunnen overkomen. Kijk maar naar de emmers bagger die over
Anton Dautzenberg werden gekieperd, omdat hij het waagde vragen te
stellen bij het verbod op pedofielenvereniging Martijn.
Omdat
Guus met Pita op reis is door Spanje, heb ik dit keer de eindredactie
van The Dutch Dickensian gedaan. Met het zweet in mijn handen, want
Guus gebruikt daarvoor een programma waarmee ik nooit eerder heb
gewerkt. Dickens en Hardy liggen naast elkaar begraven in de Poets
Corner van Westminster Abbey. Wij hebben samen aan hun graven
gestaan. Dickens had ook wel moeite met de Victoriaanse moraal, maar
hij paste zich daar toch meer aan aan dan Hardy, die wat later
leefde, toen de morele terreur op zijn hoogtepunt was. Ik heb, lang
geleden, eens een lezing gehouden, waarin ik het werk van Hardy en
Dickens vergeleek. Die lezing is ook als artikel, ergens in de jaren
tachtig, verschenen in The Dutch Dickensian. Ik heb inmiddels zoveel
meer gelezen, dat het aan een grondige herziening toe is, maar ja, ik
kom niet eens toe aan de tuin en Florence Dugdale heeft zich ook nog
niet gemeld.
In
gedachten, altijd,
Kees
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten