Lieve
Stella,
Vandaag
werd oud-Dordrecht
bezorgd. Nee, geen orgaan voor Dordtse bejaarden, maar van de
historische vereniging. Ik heb mij als historicus nooit beroepsmatig
met de geschiedenis van mijn stad beziggehouden, maar ben er
altijd wel in geïnteresseerd geweest. Een tijdje geleden ben ik lid
van de vereniging geworden. De geschiedenis van Dordrecht gaat lang
niet zover terug als die twee en een half duizend jaar van
Thessaloniki, maar de stad is wel een van de zeven echt oude steden
van Nederland. Geschiedenis genoeg. Je voelt
die bijna letterlijk als je door het historisch centrum loopt,
ondanks de verwoestende kaalslag die een stel barbaren in de jaren
zestig aanrichtte onder de noemer 'saneringsplan.' Deze aflevering is
gewijd aan oral
history, geschiedenis
gebaseerd op mondelinge getuigenissen. Er staat ondermeer een
interview in met de 97-jarige mevrouw Bok, weduwe van de in Dordrecht
befaamde dokter Bok, die dertig jaar directeur was van het
Gemeenteziekenhuis in de Bankastraat. Daarmee kom ik op Kees
Buddingh', die niet alleen in de Bankastraat woonde, maar in zijn
dagboeken regelmatig vermeldt dat hij op controle moest bij dokter
Bok. In november 1985 werd hij, Buddingh', niet dokter Bok, in het
ziekenhuis opgenomen om te worden geopereerd aan een spastische darm.
Een routine-operatie. Hij verwachtte snel weer thuis te zijn. Wat er
is gebeurd is nog steeds een raadsel, maar in de nacht van 23 op 24
november is hij overleden. Zodoende heb jij Kees nooit persoonlijk
leren kennen. Wel heb je gedichten van hem vertaald en in Griekenland
gepubliceerd.
Ik geloof dat volgend jaar, dertig jaar na zijn dood, de
biografie van Kees verschijnt. Die zou eerst geschreven worden door
Ares Koopman, maar tussen hem en Stientje Buddingh' ging het mis. Dat
verhaal ken je, want wij hebben nog heel lang contact gehad met
Stientje. Het doet hier niet ter zake. Wim Huijser nam de taak over.
Ik ben zeer benieuwd naar die biografie. In 1969 maakte ik kennis met Kees. Dat contact werd van lieverlee
intensiever. We hebben beiden een paar jaar deel uitgemaakt van het
schaakteam van Bobby Kinghe en vanaf 1980 kwam ik met enige regelmaat
bij hem over de vloer in de Bankastraat. Dat waren genoegelijke
avonden. Als Kees op zijn praatstoel zat kwamen er verhalen over DFC
en over Dordrecht in de jaren dertig. Oral history, als ik ze zou
hebben opgeschreven. Ja, een enkele keer noteerde ik iets wat hij
vertelde in mijn dagboek. Dat heb ik braaf aan Wim Huijser
doorgegeven. Oral history moet je met de nodige argwaan en met een
kritische geest benaderen. Als ik oudere delen van mijn dagboek
doorlees, schrik ik altijd van wat uit mijn geheugen is weggezakt en
vooral van hoe anders ik mij veel dingen herinner. Hoe langer de tijd
tussen de gebeurtenis en het mondelinge verslag ervan, hoe
onbetrouwbaarder de bron. Ik wil die biografie lezen om de Buddingh'
achter de Buddingh' die ik ken te leren kennen. Eind jaren negentig
hebben we een paar uur video opgenomen van je tante Parthena, toen al
op hoge leeftijd, die vertelde van haar veelbewogen jeugd.
Fascinerende verhalen, maar of het allemaal werkelijk zo was? Ik denk
aan de zeemansverhalen van mijn grootvader. Hij viel, net als ik, als
hij vertelde nogal eens in herhaling. Iedere keer als hij beschreef
hoe zijn schip bij Kaap de Goede Hoop tijdens een storm in problemen
kwam, waren de golven weer een paar meter hoger geworden.
De
gedichten die jij van Buddingh' vertaalde publiceerde je onder andere
in To Dentro
(De boom), dat literaire tijdschrift uit Athene, dat werd bestierd
door Kostas Mavroudis. In het begin bleef hij je maar vragen om
vertalingen van Nederlandse dichters, maar op een gegeven ogenblik
hield hij het contact af. Er kwam geen antwoord meer op je e-mails en
als je belde zei zijn secretaresse dat hij er niet was, terwijl je
hem een keer op de achtergrond hoorde praten. We hebben nooit
begrepen waarom. Samen vertaalden we een serie gedichten van hem die
wij in publiceerden in Kruispunt, meen ik. Het kan ook een ander
tijdschrift zijn geweest, maar ik ga niet op zoek in de chaos waarin
mijn werkkamer na jouw overlijden langzamerhand is veranderd.
Misschien was hij niet tevreden over die vertalingen? Het kan ook
zijn dat hij de pest in kreeg omdat je ook weleens iets publiceerde
in een ander tijdschrift, dat, wie weet, het is vaak haat en nijd in
literaire kringen, spreekbuis was van een concurrerend kliekje
waarmee hij ruzie had. Het zou zo maar kunnen. 'Poëzie
trekt ook veel idioten aan,' hoorde ik iemand eens zeggen op de
radio. Ik meen een voormalig stadsdichter van Amsterdam. Misschien
was er over meneer Mavroudis ook wel een kwade geest vaardig
geworden, hoewel hij een tamelijk normale indruk maakte toen ik een
jaar of wat geleden een interview met hem zag op de Griekse
televisie.
Een
van de dingen die mij ontzettend spijt is dat jij Kees Buddingh'
nooit hebt gekend. Jullie waren vakgenoten, anglisten, vertalers,
deelden een fascinatie voor poëzie
en waren geboeid door (vooral Engelse) literatuur. Ik denk dat je in
Nederland al veel eerder een dichtbundel zou hebben gepubliceerd als
je Kees had leren kennen. Ik schreef een boek over mijn reis door
Suriname in 1982. Kees las het manuscript en stuurde het meteen door
naar de Bezige Bij, waar een redacteur het positief
beoordeelde. Er moest nog het een en ander aan gesleuteld worden,
maar dat kwam wel goed. Kort daarop stierf Kees en werd die redacteur ernstig ziek. Ook hij overleed. Zijn opvolger bij de Bij zag mijn
boek niet zitten, mijzelf ook niet had ik de indruk, want er was geen
enkel contact meer.
Dat manuscript ben ik kwijt, het was nog op mijn
oude Royal uit 1934 getypt. Als het goed is, ligt er een doorslag bij
Thijs, maar ik ben er niet echt meer in geïnteresseerd. Ik zou nog
een keer naar Suriname moeten gaan om er over te schrijven. Aan de
ene kant trekt mij het idee, aan de andere kant heb ik mij
voorgenomen om liever geen reizen meer buiten Europa te ondernemen.
Griekenland is mij ver genoeg en voor de rest hebben we National
Geographic. Ik zou nog wel een keer naar Perzië
willen, maar niet dat van de ayatollahs, van het ophangen van
homoseksuele tienerjongens en het onderdrukken van vrouwen. Ik heb
net Teheran,
een zwanenzang
van F. Springer herlezen, een roman die speelt tijdens de nadagen van
de Shah. Dat was ook geen toonbeeld van een democratische geest, maar
ik begrijp niet dat ik in de jaren zeventig zo naïef kon zijn om te
geloven dat het opstappen van die man een zegen voor dat land zou
zijn. Ik weet nog dat neef Brian, ook historicus, toen al zei dat het
vertrek van de Shah verschrikkelijke gevolgen kon hebben. Ik geloofde
daar niets van, maar hij heeft volkomen gelijk gekregen. Hans Warren
schrijft niet voor niets in Geheim Dagboek (deel 18):
'Godsdienstfanatici zijn de grootste bedreiging voor vrede en geluk.'
Helaas blijkt dat vandaag nog meer dan toen hij dat begin jaren
negentig noteerde.
In gedachten, altijd,
Kees
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten