donderdag, september 11, 2014

Brieven aan Stella (13)




Lieve Stella,

Vandaag werd oud-Dordrecht bezorgd. Nee, geen orgaan voor Dordtse bejaarden, maar van de historische vereniging. Ik heb mij als historicus nooit beroepsmatig met de geschiedenis van mijn stad beziggehouden, maar ben er altijd wel in geïnteresseerd geweest. Een tijdje geleden ben ik lid van de vereniging geworden. De geschiedenis van Dordrecht gaat lang niet zover terug als die twee en een half duizend jaar van Thessaloniki, maar de stad is wel een van de zeven echt oude steden van Nederland. Geschiedenis genoeg. Je voelt die bijna letterlijk als je door het historisch centrum loopt, ondanks de verwoestende kaalslag die een stel barbaren in de jaren zestig aanrichtte onder de noemer 'saneringsplan.' Deze aflevering is gewijd aan oral history, geschiedenis gebaseerd op mondelinge getuigenissen. Er staat ondermeer een interview in met de 97-jarige mevrouw Bok, weduwe van de in Dordrecht befaamde dokter Bok, die dertig jaar directeur was van het Gemeenteziekenhuis in de Bankastraat. Daarmee kom ik op Kees Buddingh', die niet alleen in de Bankastraat woonde, maar in zijn dagboeken regelmatig vermeldt dat hij op controle moest bij dokter Bok. In november 1985 werd hij, Buddingh', niet dokter Bok, in het ziekenhuis opgenomen om te worden geopereerd aan een spastische darm. Een routine-operatie. Hij verwachtte snel weer thuis te zijn. Wat er is gebeurd is nog steeds een raadsel, maar in de nacht van 23 op 24 november is hij overleden. Zodoende heb jij Kees nooit persoonlijk leren kennen. Wel heb je gedichten van hem vertaald en in Griekenland gepubliceerd.

Ik geloof dat volgend jaar, dertig jaar na zijn dood, de biografie van Kees verschijnt. Die zou eerst geschreven worden door Ares Koopman, maar tussen hem en Stientje Buddingh' ging het mis. Dat verhaal ken je, want wij hebben nog heel lang contact gehad met Stientje. Het doet hier niet ter zake. Wim Huijser nam de taak over. Ik ben zeer benieuwd naar die biografie. In 1969 maakte ik kennis met Kees. Dat contact werd van lieverlee intensiever. We hebben beiden een paar jaar deel uitgemaakt van het schaakteam van Bobby Kinghe en vanaf 1980 kwam ik met enige regelmaat bij hem over de vloer in de Bankastraat. Dat waren genoegelijke avonden. Als Kees op zijn praatstoel zat kwamen er verhalen over DFC en over Dordrecht in de jaren dertig. Oral history, als ik ze zou hebben opgeschreven. Ja, een enkele keer noteerde ik iets wat hij vertelde in mijn dagboek. Dat heb ik braaf aan Wim Huijser doorgegeven. Oral history moet je met de nodige argwaan en met een kritische geest benaderen. Als ik oudere delen van mijn dagboek doorlees, schrik ik altijd van wat uit mijn geheugen is weggezakt en vooral van hoe anders ik mij veel dingen herinner. Hoe langer de tijd tussen de gebeurtenis en het mondelinge verslag ervan, hoe onbetrouwbaarder de bron. Ik wil die biografie lezen om de Buddingh' achter de Buddingh' die ik ken te leren kennen. Eind jaren negentig hebben we een paar uur video opgenomen van je tante Parthena, toen al op hoge leeftijd, die vertelde van haar veelbewogen jeugd. Fascinerende verhalen, maar of het allemaal werkelijk zo was? Ik denk aan de zeemansverhalen van mijn grootvader. Hij viel, net als ik, als hij vertelde nogal eens in herhaling. Iedere keer als hij beschreef hoe zijn schip bij Kaap de Goede Hoop tijdens een storm in problemen kwam, waren de golven weer een paar meter hoger geworden.

De gedichten die jij van Buddingh' vertaalde publiceerde je onder andere in To Dentro (De boom), dat literaire tijdschrift uit Athene, dat werd bestierd door Kostas Mavroudis. In het begin bleef hij je maar vragen om vertalingen van Nederlandse dichters, maar op een gegeven ogenblik hield hij het contact af. Er kwam geen antwoord meer op je e-mails en als je belde zei zijn secretaresse dat hij er niet was, terwijl je hem een keer op de achtergrond hoorde praten. We hebben nooit begrepen waarom. Samen vertaalden we een serie gedichten van hem die wij in publiceerden in Kruispunt, meen ik. Het kan ook een ander tijdschrift zijn geweest, maar ik ga niet op zoek in de chaos waarin mijn werkkamer na jouw overlijden langzamerhand is veranderd. Misschien was hij niet tevreden over die vertalingen? Het kan ook zijn dat hij de pest in kreeg omdat je ook weleens iets publiceerde in een ander tijdschrift, dat, wie weet, het is vaak haat en nijd in literaire kringen, spreekbuis was van een concurrerend kliekje waarmee hij ruzie had. Het zou zo maar kunnen. 'Poëzie trekt ook veel idioten aan,' hoorde ik iemand eens zeggen op de radio. Ik meen een voormalig stadsdichter van Amsterdam. Misschien was er over meneer Mavroudis ook wel een kwade geest vaardig geworden, hoewel hij een tamelijk normale indruk maakte toen ik een jaar of wat geleden een interview met hem zag op de Griekse televisie.

Een van de dingen die mij ontzettend spijt is dat jij Kees Buddingh' nooit hebt gekend. Jullie waren vakgenoten, anglisten, vertalers, deelden een fascinatie voor poëzie en waren geboeid door (vooral Engelse) literatuur. Ik denk dat je in Nederland al veel eerder een dichtbundel zou hebben gepubliceerd als je Kees had leren kennen. Ik schreef een boek over mijn reis door Suriname in 1982. Kees las het manuscript en stuurde het meteen door naar de Bezige Bij, waar  een redacteur het positief beoordeelde. Er moest nog het een en ander aan gesleuteld worden, maar dat kwam wel goed. Kort daarop stierf Kees en werd die redacteur ernstig ziek. Ook hij overleed. Zijn opvolger bij de Bij zag mijn boek niet zitten, mijzelf ook niet had ik de indruk, want er was geen enkel contact meer. 

Dat manuscript ben ik kwijt, het was nog op mijn oude Royal uit 1934 getypt. Als het goed is, ligt er een doorslag bij Thijs, maar ik ben er niet echt meer in geïnteresseerd. Ik zou nog een keer naar Suriname moeten gaan om er over te schrijven. Aan de ene kant trekt mij het idee, aan de andere kant heb ik mij voorgenomen om liever geen reizen meer buiten Europa te ondernemen. Griekenland is mij ver genoeg en voor de rest hebben we National Geographic. Ik zou nog wel een keer naar Perzië willen, maar niet dat van de ayatollahs, van het ophangen van homoseksuele tienerjongens en het onderdrukken van vrouwen. Ik heb net Teheran, een zwanenzang van F. Springer herlezen, een roman die speelt tijdens de nadagen van de Shah. Dat was ook geen toonbeeld van een democratische geest, maar ik begrijp niet dat ik in de jaren zeventig zo naïef kon zijn om te geloven dat het opstappen van die man een zegen voor dat land zou zijn. Ik weet nog dat neef Brian, ook historicus, toen al zei dat het vertrek van de Shah verschrikkelijke gevolgen kon hebben. Ik geloofde daar niets van, maar hij heeft volkomen gelijk gekregen. Hans Warren schrijft niet voor niets in Geheim Dagboek (deel 18): 'Godsdienstfanatici zijn de grootste bedreiging voor vrede en geluk.' Helaas blijkt dat vandaag nog meer dan toen hij dat begin jaren negentig noteerde.

In gedachten, altijd,

Kees


Foto: auteur




Geen opmerkingen: