maandag, september 22, 2014

Brieven aan Stella (16)




Lieve Stella,

Een van de mooiste tochten die wij door Griekenland maakten, was eind jaren tachtig, toen jij de Yugo 45 nog had, die Joegoslavische Fiat. Verdwenen automerk uit een eveneens verdwenen land. We reden vanuit Thessaloniki door de bergen naar het westen, via Metsovo naar Ioannina en vandaar naar het noorden, deels langs de grens met Albaniƫ, dat toen nog stevig op slot zat onder een communistische dictatuur. Vanaf Kastoria ging het zuidoostwaarts, via Edessa weer naar Thessaloniki. De Prespameren hebben we daardoor gemist, die zouden we voor later bewaren. Vaak nog spelen herinneringen aan die reis door mijn hoofd. Herinneringen die stevig zijn gekleurd door de tijd. Dat bleek wel toen ik in 2009 een aantal plaatsen die we samen bezochten terugzag.

Toen we in Ioannina waren, besloten we te overnachten op het eilandje in het bergmeer waaraan de stad ligt. Daar hebben de Turken ooit Ali Pasja een kopje kleiner gemaakt. Die had rond 1800 vanuit Albaniƫ zijn macht uitgebreid over een flink deel van Noord-Griekenland. Zolang hij de sultan in Constantinopel maar niet schoffeerde en concurrerende warlords er onder hield, liet deze hem begaan, maar toen hij een eigen buitenlandse politiek ging voeren en zich in verbinding stelde met Napoleon, werd in 1822 korte metten met hem gemaakt. Tijdens een reis over de Balkan heeft Lord Byron ook een bezoek gebracht aan Ali Pasja. Later reisde Tessa de Loo Byron na. Ze schreef daarover het boek Een varken in het paleis, dat ik met veel plezier heb gelezen.

Op dat eilandje werden we 's morgens gewekt door de hanen en kippen, waarna we ontbeten in de bloemenzee die de binnenplaats van het huis waar jij voor ons onderdak had gevonden omspoelde. Toen ik er twintig jaar later weer was, kwam het mij minder landelijk voor dan toen. Meer een stadswijkje, met nauwe straten en witte huisjes, zo'n beetje als Skyros-stad. Alleen word je daar door de eilanders niet bijna letterlijk de toeristenwinkeltjes ingetrokken. Ik herinner mij de avond dat wij aten in een rustig restaurantje en de verstilde sfeer in het gehucht. Nu was ik er alleen overdag. Of die sfeer 's avonds nog altijd aanwezig is, weet ik niet. Ik schaam mij nog steeds voor de ruzie die ik met je maakte voor we overvoeren. Ik wilde alle bagage meenemen, het piepkleine bootje in, uit angst voor dieven. Jij wilde alleen een tas met het allernoodzakelijkste. 'Hier wordt niet uit auto's gestolen,' zei je. Uiteindelijk kreeg jij je zin. Je had gelijk. Toen kon je in plaatsen als Ioannina rustig je spullen in een auto achterlaten, zelfs in de Yugo, die met een paperclip was te openen. Een jaar of tien later al lieten we dat wel uit ons hoofd. Op het gebied van roof, moord en doodslag is Griekenland hard op weg een modern land te worden, al is de echte massamoordenaar nog steeds de automobiel, door het verschrikkelijke rijgedrag van jouw landgenoten.

De meest romantische plek waar wij logeerden was misschien wel Mikro Papingo, in wat jullie de Zagorochoria noemen. Een reeks schilderachtige dorpen in het woeste hooggebergte, waar in 1949 de laatste gevechten van de burgeroorlog plaatsvonden. Het gebied waar de film Eleni is opgenomen, meen ik. Vanuit Mikro Papingo maakte we een prachtige, zij het nogal vermoeiende, bergwandeling. Veel bloemen, akelig geblaf van herdershonden, gelukkig op gepaste afstand, maar geen beren of wolven, die in de streek voorkomen. Gelukkig maar. Ik geloof niet dat je als mens veel van wolven hebt te vrezen, behalve in sprookjes, maar zo'n beer was ik toch niet graag tegengekomen.

Onderweg naar Mikro Papingo vulden we flessen met het ijskoude water van de Voidomatis. Bij zo'n karakteristieke, stenen boogbrug die nog uit de middeleeuwen stamde. Als laaglandbewoner dacht ik bij verhalen over kristalheldere bergrivieren met ijskoud water altijd 'het zal wel,' maar hier kon je je werkelijk in de rivier spiegelen, zoals Narcissus. In Mikro Papingo ben ik in 2009 niet terug geweest, maar wel in Vitsi. Om de Vikoskloof te zien. De Griekse versie van de Grand Canyon. Herinner jij je dat we daar een grindweg inreden, een bord over het hoofd zagen en ineens oog in oog stonden met een tank? De bemanning was bijna net zo verbaasd als wij. De vijand kwam vandaag in een klein, wit autootje. We zijn snel gedraaid en lieten de soldaten hoofdschuddend achter. Gelukkig zat die domme Hollander achter het stuur, die niet eens Griekse waarschuwingsborden kon lezen. Tot overmaat van ramp vonden we in Vitsi geen benzinepomp. De tank was bijna leeg, maar we moesten het grootste deel van de weg naar het volgende grote dorp bergafwaarts, waardoor wij zonder veel benzine te gebruiken, met nog een paar druppels over, bij een benzinadiko kwamen.

In Kastoria hadden we weer een akkefietje. We stonden voor een rood licht in een hellende straat, toen de handrem brak. Hellingtrekken was er niet meer bij. Om bij het wegrijden niet achteruit te schieten tegen de achter ons wachtende auto, moest we de hele rij achter ons vragen achteruit te gaan. Het was een hele toestand voordat al die ongeduldige, hevig claxonnerende chauffeurs door hadden wat de bedoeling was, maar het is tenslotte gelukt. Daarna wees een behulpzame voorbijganger ons de weg naar de dichtstbijzijnde garage.

In Kastoria logeerden wij in hotel Xenia. De Xenia's waren toen nog van de staat en stonden bekend als eersteklas hotels. We hebben het geweten. Het sanitair was schoon, anders was je er nooit ingetrokken, maar het meubilair bleek deerlijk in verval. In het restaurant konden wij niet eten, we moesten zelf maar iets zoeken op de platia, het ontbijt waarvoor we hadden betaald, was in geen velden of wegen te bekennen en het personeel was humeurig en onverschillig. Dat waren wij niet gewend in het doorgaans gastvrije Griekenland. Toen bleek dat er geen ontbijt was, werd jij furieus. Tenslotte kwam een mannetje excuses aanbieden, zij het niet van harte, en werd het ontbijt van de rekening gehaald. Ambtenaren die een hotel bestieren, het was even heel erg Oostblok.

In Edessa, waar wij op de laatste dag bij de waterval een tussenstop maakten, zijn we regelmatig terug geweest. Na de herdenking, veertig dagen na jouw overlijden, was ik er met de vrienden uit Nederland, Vlaanderen en Duitsland. Bij de waterval keken wij uit over de vlakte met zijn fruitboomgaarden. Een liefelijk uitzicht dat jij nooit meer zou zien. In het geruis van de waterval denk ik altijd jouw stem te horen, iedere keer weer als ik er kom.

In gedachten, altijd,

Kees



Foto: auteur


Geen opmerkingen: