Lieve
Stella,
Een
van de mooiste tochten die wij door Griekenland maakten, was eind
jaren tachtig, toen jij de Yugo 45 nog had, die Joegoslavische Fiat.
Verdwenen automerk uit een eveneens verdwenen land. We reden vanuit
Thessaloniki door de bergen naar het westen, via Metsovo naar
Ioannina en vandaar naar het noorden, deels langs de grens met
Albaniƫ, dat toen nog stevig op slot zat onder een communistische
dictatuur. Vanaf Kastoria ging het zuidoostwaarts, via Edessa weer
naar Thessaloniki. De Prespameren hebben we daardoor gemist, die
zouden we voor later bewaren. Vaak nog spelen herinneringen aan die
reis door mijn hoofd. Herinneringen die stevig zijn gekleurd door de
tijd. Dat bleek wel toen ik in 2009 een aantal plaatsen die we samen bezochten terugzag.
Toen
we in Ioannina waren, besloten we te overnachten op het eilandje in
het bergmeer waaraan de stad ligt. Daar hebben de Turken ooit Ali
Pasja een kopje kleiner gemaakt. Die had rond 1800 vanuit Albaniƫ
zijn macht uitgebreid over een flink deel van Noord-Griekenland.
Zolang hij de sultan in Constantinopel maar niet schoffeerde en
concurrerende warlords er onder hield, liet deze hem begaan, maar
toen hij een eigen buitenlandse politiek ging voeren en zich in
verbinding stelde met Napoleon, werd in 1822 korte metten met hem
gemaakt. Tijdens een reis over de Balkan heeft Lord Byron ook een
bezoek gebracht aan Ali Pasja. Later reisde Tessa de Loo Byron na. Ze
schreef daarover het boek Een
varken in het paleis,
dat ik met veel plezier heb gelezen.
Op
dat eilandje werden we 's morgens gewekt door de hanen en kippen,
waarna we ontbeten in de bloemenzee die de binnenplaats van het huis
waar jij voor ons onderdak had gevonden omspoelde. Toen ik er twintig
jaar later weer was, kwam het mij minder landelijk voor dan toen.
Meer een stadswijkje, met nauwe straten en witte huisjes, zo'n beetje
als Skyros-stad. Alleen word je daar door de eilanders niet bijna
letterlijk de toeristenwinkeltjes ingetrokken. Ik herinner mij de
avond dat wij aten in een rustig restaurantje en de verstilde sfeer
in het gehucht. Nu was ik er alleen overdag. Of die sfeer 's avonds
nog altijd aanwezig is, weet ik niet. Ik schaam mij nog steeds voor
de ruzie die ik met je maakte voor we overvoeren. Ik wilde alle
bagage meenemen, het piepkleine bootje in, uit angst voor dieven. Jij
wilde alleen een tas met het allernoodzakelijkste. 'Hier wordt niet
uit auto's gestolen,' zei je. Uiteindelijk kreeg jij je zin. Je had
gelijk. Toen kon je in plaatsen als Ioannina rustig je spullen in een
auto achterlaten, zelfs in de Yugo, die met een paperclip was te
openen. Een jaar of tien later al lieten we dat wel uit ons hoofd. Op
het gebied van roof, moord en doodslag is Griekenland hard op weg een
modern land te worden, al is de echte massamoordenaar nog steeds de
automobiel, door het verschrikkelijke rijgedrag van jouw landgenoten.
De
meest romantische plek waar wij logeerden was misschien wel Mikro
Papingo, in wat jullie de Zagorochoria
noemen. Een reeks schilderachtige dorpen in het woeste hooggebergte,
waar in 1949 de laatste gevechten van de burgeroorlog plaatsvonden.
Het gebied waar de film Eleni
is opgenomen, meen ik. Vanuit Mikro Papingo maakte we een prachtige,
zij het nogal vermoeiende, bergwandeling. Veel bloemen, akelig geblaf
van herdershonden, gelukkig op gepaste afstand, maar geen beren of
wolven, die in de streek voorkomen. Gelukkig maar. Ik geloof niet dat
je als mens veel van wolven hebt te vrezen, behalve in sprookjes,
maar zo'n beer was ik toch niet graag tegengekomen.
Onderweg
naar Mikro Papingo vulden we flessen met het ijskoude water van de
Voidomatis. Bij zo'n karakteristieke, stenen boogbrug die nog uit de
middeleeuwen stamde. Als laaglandbewoner dacht ik bij verhalen over
kristalheldere bergrivieren met ijskoud water altijd 'het zal wel,'
maar hier kon je je werkelijk in de rivier spiegelen, zoals
Narcissus. In Mikro Papingo ben ik in 2009 niet terug geweest, maar
wel in Vitsi. Om de Vikoskloof te zien. De Griekse versie van de
Grand Canyon. Herinner jij je dat we daar een grindweg inreden, een
bord over het hoofd zagen en ineens oog in oog stonden met een tank?
De bemanning was bijna net zo verbaasd als wij. De vijand kwam
vandaag in een klein, wit autootje. We zijn snel gedraaid en lieten
de soldaten hoofdschuddend achter. Gelukkig zat die domme Hollander
achter het stuur, die niet eens Griekse waarschuwingsborden kon
lezen. Tot overmaat van ramp vonden we in Vitsi geen benzinepomp. De
tank was bijna leeg, maar we moesten het grootste deel van de weg
naar het volgende grote dorp bergafwaarts, waardoor wij zonder veel
benzine te gebruiken, met nog een paar druppels over, bij een
benzinadiko
kwamen.
In
Kastoria hadden we weer een akkefietje. We stonden voor een rood
licht in een hellende straat, toen de handrem brak. Hellingtrekken
was er niet meer bij. Om bij het wegrijden niet achteruit te schieten
tegen de achter ons wachtende auto, moest we de hele rij achter ons
vragen achteruit te gaan. Het was een hele toestand voordat al die
ongeduldige, hevig claxonnerende chauffeurs door hadden wat de
bedoeling was, maar het is tenslotte gelukt. Daarna wees een
behulpzame voorbijganger ons de weg naar de dichtstbijzijnde garage.
In
Kastoria logeerden wij in hotel Xenia. De Xenia's waren toen nog van
de staat en stonden bekend als eersteklas hotels. We hebben het
geweten. Het sanitair was schoon, anders was je er nooit ingetrokken,
maar het meubilair bleek deerlijk in verval. In het restaurant konden
wij niet eten, we moesten zelf maar iets zoeken op de platia,
het ontbijt waarvoor we hadden betaald, was in geen velden of wegen
te bekennen en het personeel was humeurig en onverschillig. Dat waren
wij niet gewend in het doorgaans gastvrije Griekenland. Toen bleek
dat er geen ontbijt was, werd jij furieus. Tenslotte kwam een
mannetje excuses aanbieden, zij het niet van harte, en werd het
ontbijt van de rekening gehaald. Ambtenaren die een hotel bestieren,
het was even heel erg Oostblok.
In
Edessa, waar wij op de laatste dag bij de waterval een tussenstop
maakten, zijn we regelmatig terug geweest. Na de herdenking, veertig
dagen na jouw overlijden, was ik er met de vrienden uit Nederland,
Vlaanderen en Duitsland. Bij de waterval keken wij uit over de vlakte
met zijn fruitboomgaarden. Een liefelijk uitzicht dat jij nooit meer
zou zien. In het geruis van de waterval denk ik altijd jouw stem te
horen, iedere keer weer als ik er kom.
In
gedachten, altijd,
Kees
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten