donderdag, maart 26, 2015

Bos guien




Regelmatig ging ik met vrienden een weekeinde naar Parijs. Meestal met de trein, een enkele keer met iemands auto. Wanneer de eerste keer was, weet ik niet precies. Ik denk in 1972. In ieder geval enkele jaren voordat ik met mijn dagboek begon. Dat was in augustus 1975, op de dag van de grote blokkade die ontevreden schippers in de Oude Maas legden, tussen Dordrecht en Zwijndrecht.

In dat jaar was ik getrouwd met Annemarie, een schippersdochter. Daarom was ik solidair. Dat was ik ook omdat mijn in 1966 gestorven grootvader van moeders kant ooit schipper was. Zijn Rijnpatent moet nog ergens in mijn archief liggen. Na de Eerste Wereldoorlog, waarbij opa als afschrikwekkend middel werd ingezet langs de Duitse grens, ging hij naar de grote vaart. Eerst bij de Holland-Amerika Lijn, daarna bij de Stoomvaartmaatschappij Zeeland. Op en neer van Hoek van Holland naar Harwich. Bij het spoor, waar mijn andere opa werkte, noemen ze dat een rondje om de kerk. Toen zijn vijfde kind werd geboren, in 1925, hield mijn grootmoeder hem definitief aan wal.

Geen van mijn grootvaders heeft ooit Parijs bezocht. Ik des te meer. Aanleiding was altijd een of andere aansprekende tentoonstelling. In het Grand Palais of het Jeu de Paume. Dat leverde een extra bijdrage van mijn ouders op, tot in augustus 1974, een jaar voor ik aan mijn dagboek begon, mijn eerste salaris als onderwijzer op mijn rekening werd gestort. In de tijd dat ik voor schoolmeester leerde, leende ik het grootste deel van de reissom altijd van een vriend die bij een bank werkte. Tegen de tijd dat ik het bedrag had terugbetaald, waren we toe aan de lening voor het volgende uitje.

In Parijs trokken de meisjes evenzeer onze aandacht als de kunst. Stond er een gigantische rij voor de ingang van een expositie, dan kochten we bij een boekhandel de catalogus en zochten daarna een terras. Daar werd de aandacht verdeeld tussen die catalogus en de passanten. Soms mompelden we, als een aantrekkelijk meisje langskwam: 'Daar word je zo eil van als een bos guien.' Nu klinkt dat banaal, toen dachten we dat het de kwinkslag van de eeuw was. We bleven zo lang mogelijk zitten op een enkele consumptie, om een paar franken te besparen. Om diezelfde reden logeerden we aanvankelijk in een spotgoedkoop hotel. Daar was 's nachts veel verkeer in het trappenhuis, maar waarom, daar kwamen wij jongens uit de Hollandse provincie pas achter toen een correspondentievriendinnetje uit Ivry-sur-Seine mij op een middag opzocht. Zij begreep de melding op een bord bij de ingang wel, ook al werden wij geacht zo eil als een bos guien te zijn.

Afbeelding: Henri de Toulouse-Lautrec (1892)


Geen opmerkingen: