woensdag, oktober 17, 2018

Dokter in de horeca



Lieve Stella,

Afgelopen maandag heb ik een nieuw colbertje gekocht bij Chytiroglou in de Egnatia, dichtbij de Agia Sofiastraat. Voor Griekse begrippen vrij duur, maar van goede kwaliteit. Als ik het een jaar of vier, vijf draag, kost het eigenlijk nauwelijks iets en als je de prijs vergelijkt met wat een gemiddelde Dordtenaar afsteekt op oudejaarsavond, is het gratis. De mouwen waren iets te lang, die moesten worden vermaakt. Vrijdagochtend was het klaar en kon ik het ophalen. Het gaat me niet om dat jasje, maar in de buurt van die winkel is de Kastritsiou, waar ik regelmatig doorheen ben gelopen om een spoor van het nieuwe kafeneion Odysseas te ontdekken. Dat was me tot nu toe niet gelukt. Donderdag hoorde ik van Ioannis A., vaste klant van het oude Odysseas, dat het huisnummer 11 was. Daar vond ik het inderdaad. Het bleek vorige week zaterdag voor het eerst open te zijn gegaan. Ruimer dan het oude Odysseas, maar met dezelfde aangename sfeer, dat kun je wel aan Rita overlaten. Voor mij vanuit de Akropoleos ook gunstiger gelegen, ik hoef de Agia Sofiastraat maar af te dalen, en in een beduidend betere buurt. 

Gisteren heb ik er geluncht met Socrates en Thassoula en 's avonds ontmoette ik er een aantal vrienden uit het oude Loxias, waaronder Sofia, die nu voor een particulier kookt, Thanassis, die nog steeds muziekprofessor is, en zijn zus Anna. Anna is een schat. Bij iedere ontmoeting brengt ze iets aardigs voor me mee, terwijl deze lompe Hollander er nooit aan denkt om dat ook eens te doen. Ze is bovendien verschrikkelijk mooi, maar ik moet mij natuurlijk netjes blijven gedragen, anders kom ik op een lijst en roept de goegemeente dat het een schande is. Wonderlijk, niet waar, dat ik een paar dagen geleden nog dwars langs de zaak ben gelopen, zonder iets te zien. Misschien moet ik nieuwe glazen in mijn bril of ben ik gewoon een sukkel die beter moet leren kijken. Jij mag het zeggen.

Het was een druk weekje. Ze mogen in Dordrecht dan denken dat ik lekker op vakantie ben, ik ben flink aan het werk geweest. Woensdag en vrijdag heb ik mijn gastcolleges gegeven. Omdat ik vrij laat van professor Dagkas hoorde dat ik voor de twee onderwerpen minder tijd had dan ik dacht, heb ik een geheel nieuwe opzet voor de presentaties gemaakt, wat meer werk was dan verwacht, maar het was de moeite waard, want de colleges liepen gesmeerd en te oordelen naar de vragen achteraf vielen ze bij de studenten in goede aarde. Woensdag had ik een groep eerstejaars van de universitaire lerarenopleiding, ongeveer veertig studenten, bijna allemaal meisjes, vrijdag aan het eind van de middag stond ik in een enorme collegezaal in het gebouw van de Economische Faculteit waar zeker achthonderd mensen in konden en die voor ongeveer de helft was gevuld. Studenten economie, die ook iets moeten weten van economische geschiedenis. Ook daar enthousiaste reacties en goede vragen.  
Het laatste college was om zes uur in de middag, maar eer de computer en projector voor de powerpoint, die de hoogleraar zelf moest meesjouwen uit zijn kantoor, waren geïnstalleerd en de laatste studenten waren binnengedruppeld, waren we een klein half uur verder. Na een uur college en een half uur vragen en antwoorden (het eerste deden we in het Engels, het laatste in het Grieks) kon ik er vandoor, maar de professor ging nog een onderwerp behandelen. Ik moest daarom alleen over de campus naar de uitgang en dat was geen fijne ervaring. Je schrikt als je ziet wat voor gespuis daar 's avonds rondhangt. Dat heeft misschien iets te maken met het 'universitair asiel', de wet die bepaalt dat de politie de campus niet op mag zonder toestemming van de rector magnificus of zijn rechterhand. Er lopen wel wat particuliere bewakers rond, maar die hebben weinig effect, lijkt het, al valt het ook niet mee om een labyrint van drieëndertig hectaren te beveiligen. Verslaafden, hangjongeren die in Engeland met een mooi woord undesirables heten en verwarde zwervers, die allemaal vage dingen doen in het halfduister. Ik ben niet zo gauw bang, maar het was aangenaam dat enge sfeertje achter me te kunnen laten.
Tussen het sleutelen door heb ik het een en ander voor het weblog geschreven en verder gewerkt aan de lezingen die ik in november ga geven in respectievelijk Dordt, Breda en Groningen, terwijl ik ook hoognodig een aantal e-mails moest beantwoorden. Op de een of andere manier werkt de gewone mail niet. Als ik een bericht wil verzenden, zegt de computer dat de server niet kan worden bereikt, maar de binnenkomende post werkt wel gewoon. Ik heb geen zin om lang met het ding te gaan zitten tobben, dus nu werk ik maar even via de webmail. Dat betekent wel extra inloggen en soms enig knip- en plakwerk, maar het werkt altijd nog sneller dan schrijven op de iPad, waarop de mail het dan weer wel probleemloos doet. Ook af en toe lekker gelezen in de verhalenbundel Something like Happy van John Burnside. Fascinerende verhalen, soms met een wat mystieke sfeer, zoals in veel van zijn gedichten, maar ook met veel gewelddadige en kansloze figuren uit de Engelse lower classes en mannen en vrouwen die vastzitten in uitgebluste huwelijken.

Nog steeds ontdek ik bij elk verblijf in Thessaloniki iets nieuws. Zoals donderdagavond toen ik met Kostas K. een wijntje ben gaan drinken bij Argofago, een zaakje in de Apellou, die van de Svolou naar het Navarinoplein loopt. We dronken heerlijke xinomavro van het vat, met wat kleine hapjes, want echt honger had ik niet. 's Middags had ik je oudste broer en schoonzus uit eten genomen bij Jev Zein, dat aardige zaakje in Ano Toumba dat wordt uitgebaat door een endocrinoloog en zijn zwager. Een dokter in de horeca, bijbaantje naast de privé-kliniek, maar prettige prijzen en een prima keuken. Het was alvast een afscheidsetentje want vandaag is mijn laatste dag. Straks wordt het de koffer pakken, vanavond nog ergens iets eten, ik denk een salade bij Baraka (Odysseas is op zondag dicht en ik vind het bij Baraka ook aangenaam toeven) en morgenochtend om negen uur richting vliegveld. Als er geen vertraging is en als alles loopt zoals bedoeld, kan ik morgenavond gewoon een pizza eten in Costa d'Oro, want traditiegetrouw ga ik de eerste avond na thuiskomst niet voor mezelf koken. Ach, ik denk nog weleens aan de uitstapjes die ik met vrienden naar Parijs maakte, in de jaren zeventig. Die sloten we ook altijd af bij Costa d' Oro. Ik word er bijna nostalgisch van, opa vertelt. Gelukkig is er in Costa d' Oro sinds die tijd nauwelijks iets veranderd en hopelijk gaat dat nooit gebeuren ook. 
De tweede ontdekking is het meer dan voortreffelijke restaurant Nea Folia in de Aristomenou, op nog geen tien minuten lopen hier vandaan. Naast een keur aan gerechten, waar je bij een gemiddelde Griek in Nederland niet om hoeft te komen, heb je keuze uit meer dan veertig soorten inheemse kazen. Ik werd na mijn woensdagcollege meegevraagd door Olympia V. en haar vriend Dimitris K. Ik ken Olympia al jaren, via je nichtje Vaso. Tijdens de presentatie van mijn Griekse dichtbundel in Loxias, heeft zij de foto's genomen, maar fotograferen is maar een hobby. Ze werkt aan een proefschrift over Byzantijnse poëzie. Dimitris is filoloog en werkt bij het Centrum voor Griekse Taal van de universiteit. Ze waren vorige week op de grote conferentie van het Europese Genootschap voor Nieuwgriekse Studies in Lund, waar ze allebei een presentatie gaven. Ik heb er ook even aan gedacht om naar die conferentie te gaan, maar ik had geen zin om alles uit eigen zak te betalen. Het zou mooi zijn als de volgende conferentie in Nederland plaatsvindt, dan kan ik gewoon in mijn eigen bed slapen en napraten in Visser. Visser, ik hoop er dinsdag weer te zitten, lekker knus op mijn eigen Eiland van Dordrecht.

In gedachten, altijd,

Kees

Thessaloniki, 14 oktober 2018

Foto: auteur

Geen opmerkingen: