dinsdag, november 25, 2025

Van harte gelukgewenst!




Vandaag viert Suriname vijftig jaar onafhankelijkheid. Een opgedrongen onafhankelijkheid. Voor het feestje begon was een flink deel van de bevolking voor de zekerheid al uitgeweken naar Nederland. Gevolg: er wonen minder mensen in Suriname dan in een stad als Rotterdam. In feite was het land al verregaand autonoom sinds 1954. In 1975 was dat voor menig Surinamer wel voldoende, maar Nederland wilde er vanaf, geen koloniale smet meer op het vaderland.


In de zomer van 1980 bezocht ik Suriname. Samen met Surinaamse vrienden bereisde ik het land van oost tot west en van noord tot zuid. Stoelmanseiland, Djoemoe, Nieuw-Nickerie, Albina, we voeren dagenlang over de Surinamerivier, passeerden stroomversnellingen, bezochten scholen in het binnenland, feestten in Paramaribo, zwommen in de Colakreek, kortom, een mooie en fascinerende reis door een land dat ondertussen wel onder de duim van een militaire dictatuur zat. Gelukkig was het de zomer van 1980, nog voor de beruchte decembermoorden.


Economisch was Suriname een puinhoop, maar er was hoop op een betere toekomst. De militairen flirtten met Cuba. Fidel Castro stuurde af en toe een bandje om het moreel hoog te houden. De Cubanen die een feest op de universiteit opluisterden, waar we te gast waren, toeterden bedroevend vals.


Na die zomer ben ik niet meer in Suriname geweest. Wat is er in al die jaren van het land terechtgekomen? Niet al te veel, heb ik de indruk, maar er is nog steeds hoop. Er zit een heleboel olie in de bodem voor de kust. De oliedollars moeten over enkele jaren ruim gaan stromen. Waar zullen die terechtkomen, bij corrupte politici, Amerikaanse oliereuzen of de bevolking zelf?


Suriname is een land met een prachtige natuur, deels vergiftigd door al dan niet illegale goudzoekerij, een land dat zo vruchtbaar is dat, zoals een Surinaamse vriend mij eens lachend bezwoer, een paraplu nog bladeren krijgt als je die in de grond plant. Een land met een hartelijke, gastvrije, cultureel prettig gevarieerde bevolking, maar ik moet het allemaal nog zien, die mooie toekomst. Voorlopig is het nog steeds het land van de eeuwig durende hoop.


Foto: auteur


donderdag, november 13, 2025

Buddingh' verbeeld




Op 24 november is het veertig jaar geleden dat Kees Buddingh' overleed. Ik herinner me die dag alsof het gisteren was. Wim de Vries belde, nog voordat het nieuws in De Dordtenaar kwam. Het bericht kwam hard aan. Kort voor Kees moest worden geopereerd aan een spastische darm, bij hem aan de overkant, in het Gemeenteziekenhuis in de Bankastraat, was ik nog bij Stientje en hem op bezoek geweest. Bij de open haard met een sigaartje, een glaasje whisky en onze wederzijdse verhalen over Engeland.


Twee jaar later leerde ik in Minneapolis Stella uit Thessaloniki kennen, met wie ik in 1990 trouwde. Zij had een fabelachtig gevoel voor talen en was een groot liefhebster van poëzie. Nadat ze Nederlands had geleerd, een taal die ze als Griekse vrijwel accentloos sprak, vertaalde ze onder meer een reeks gedichten van Kees. Die werden in Athene gepubliceerd in het literaire tijdschrift Το Δέντρο. We hebben ooit eens een exemplaar in de bus gedaan bij het Buddingh' Genootschap en daar nooit enige reactie op ontvangen. We hebben het altijd betreurd dat Stella Kees nooit persoonlijk heeft gekend, maar we waren nog lange tijd met Stientje bevriend, met wie Stella lange gesprekken voerde over Kees en over zijn poëzie.


Het heeft lang geduurd voordat een biografie over Kees verscheen. Deels kwam dat doordat Ares Koopman, de beoogde biograaf, uiteindelijk niet de juiste man voor het karwei bleek. Nadat Ares zijn vrouw in de steek liet, brak een zeer verontwaardigde Stientje met hem. Uiteindelijk zou Wim Huijser de biografie schrijven. Een voortreffelijk boek dat even stevig staat als het huis van de Buddingh's in de Bankastraat.


Als ik langs Pictura loop denk ik aan de dag dat ik Kees in 1969 leerde kennen. Daar had hij toen een werkkamer. Daarvoor werkte hij in het voormalig brugwachtershuisje bij de Leuvebrug. Daar kom ik ook regelmatig langs. Ook het Leprooshuis doet me aan Kees denken, want daar had hij korte tijd een werkkamer tot hij tenslotte zijn werkruimte inrichtte in het huis in de Bankastraat. De kinderen waren oud genoeg om hem niet meer te storen bij zijn werk en de Buddingh's hadden inmiddels de woning boven die van hen bij hun huis kunnen trekken. Daar bezocht ik hen regelmatig, want zij waren niet alleen buitengewoon gastvrij, maar Kees was ook altijd bereid om beginners in het dichtersvak, zoals ik, met raad en daad terzijde te staan.


Wat ik helaas mis als ik door de stad loop, is een standbeeld van Kees Buddingh'. We hebben Johan en Cornelis de Witt op de Visbrug, Ary Scheffer op de Beurs, burgemeester Wichers in park Merwesteijn, graaf Dirk IV op de Grote Markt, het monument voor Albert Cuyp in de Vriesestraat en die afgrijselijke Hulk, die Willem de Zwijger moet voorstellen, in de Hofstraat, maar nergens in het centrum ontmoeten we Buddingh'. Daar komt hopelijk snel verandering in. Als ze hem naar niet neerzetten op die schamele achterafparkeerplaats die Buddingh'plein heet.


Foto: auteur


woensdag, november 05, 2025

Lunch




Geluncht met Monique, vele jaren geleden een leerlinge van me, nu een vriendin. Bij Lef, waar ik lang niet was geweest. Inmiddels een verrassende kaart, bijzonder aardige bediening. De zaak ligt aan het Blauwpoortsplein. Dat was ooit een belangrijke schakel op de route van Brussel naar Amsterdam. In de tijd voor bruggen en tunnels het Eiland van Dordrecht verbonden met de rest van Holland. Je nam vanaf het Blauwpoortsplein, of eigenlijk de aanpalende Buitenwalevest, de pont naar Zwijndrecht en volgde daarna de Rotterdamse weg. Het autoveer heeft daar nog gevaren tot in mijn jeugd.


Ik moest denken aan Marion, met wie ik vier jaar lang een relatie had. In de tijd dat Monique les had van mij. Ze woonde een tijdje aan het Blauwpoortsplein, een deur naast Lef. Rechts daarvan was enige tijd de kunstgalerie van Teunie van 't Hoff, maar dat was veel later.


Vanaf het Blauwpoortsplein kun je de Hoge Nieuwstraat in rijden. Daar woonde tot zijn overlijden Gerrit de Wolf, voor vrienden Lupius. Diverse keren schaakkampioen van Dordt en medeoprichter van de stichting Bobby Kinghe. Verderop in de straat woonde mijn tekenleraar Lou ten Bosch, een van de fijnste leraren die ik ooit had. Ook Jacob Cats moet in de straat hebben gewoond. Dat was iets eerder.


Ga je de Hoge Nieuwstraat daarna uit en naar links dan kom je bij sociëteit Amicitia op 't Vlak. Daar was voor de Tweede Wereldoorlog een dansschool. Mijn moeder gaf er les. Mijn vader werkte lange tijd op het districtsbureau van de rijkspolitie aan de Buitenwalevest. Daar woont ook mijn voormalige uitgever, toen ik publiceerde bij Wagner & Van Zanten. 


Zomaar een buurtje in Dordrecht, een mengeling van historie, familiegeschiedenis en herinneringen.


Foto: auteur


dinsdag, oktober 28, 2025

Wordt Dordtoloog!




Het Historisch Platform Dordrecht organiseert de cursus Dordtologie. In tien lessen leer je over de geschiedenis van Dordrecht en als je de cursus met succes afsluit, mag je je Dordtoloog noemen. Er zijn inmiddels honderden Dordtologen en de cursus is zo populair dat er zelfs wachtlijsten zijn. Ben je eenmaal Dordtoloog dan kun je deelnemen aan de vervolgcursus Dordtologie, die zorgt voor uitbreiding en verdieping van je kennis.


In het kader van die vervolgcursus gaf ik gisteravond een lezing over 'De Dordtse letteren, 1572-heden'. Hoewel de letteren in Dordrecht vergeleken bij de beeldende kunst traditioneel de rol van het ondergeschoven kindje vervullen, valt er een boeiend verhaal over te vertellen.


In de 17e eeuw was Dordrecht, na Amsterdam, het culturele centrum van Holland, met tal van schrijvers, dichters en geleerden die vrijwel allemaal een of andere connectie hadden met de Latijnse School, de voorloper van het Johan de Witt-gymnasium. In de 18e en begin 19e eeuw sudderde het Dordtse literaire leven voort op een bescheiden pitje. Daar komt eind 19e, begin 20e eeuw een einde aan, als onder meer Jacques Perk, Jan Veth, Top Naeff, Marie Schmitz, Kees Buddingh', Wim de Vries en Jan Eijkelboom van zich laten horen. Inmiddels vormt zich de nieuwste generatie Dordtse letterkundigen.


Ik gaf de lezing met veel plezier en wie weet blijft het hier niet bij. Wie belangstelling heeft voor de cursus Dordtologie moet maar eens hier kijken. Wil je een beknopt overzicht van de Dordtse letteren, dan is dit boekje wellicht iets voor jou.



dinsdag, oktober 21, 2025

Een leerzame avond




Op donderdag 16 oktober was er een verhalenavond in Visser, aan de Dordtse Groenmarkt, waar nieuwe Nederlanders, mensen die minder dan vijf jaar in Nederland zijn, in het Nederlands hun verhaal vertelden, een initiatief van Mohammed Benzakour en Walter van de Lagemaat, waarbij ik enige organisatorische hand- en spandiensten verrichtte. Bij sommige vertellers ging dat vrij moeiteloos, anderen moesten nog zoeken naar woorden, maar dapper spraken ze allemaal in een taal die niet hun moedertaal is.


Het was een zeer druk bezochte avond, met niet alleen vrienden of familie van de vertellers, maar vooral met belangstellende Dordtenaren. Er moesten zelfs mensen staan. Dat was hartverwarmend voor deelnemers en organisatoren. We hoorden verdrietige verhalen, maar ook werd de lach niet geschuwd. Een dame uit Iran vertelde met veel vrolijkheid over hoe zij 'de Nederlander' ervoer, een andere uit Vietnam over hoe zij, zonder dat het haar veel hoefde te kosten, Nederlands had geleerd. Een jongeman uit Syrië sprak over zijn lange, gevaarlijke vlucht voor oorlog en geweld, die uiteindelijk eindigde in Nederland (zie hier) en een andere Vietnamese over haar ervaringen in een wankel bootje op zee, waar ze gered werd door een passerend, Nederlands schip. Ontroerend was het verhaal van een Oekraïense over haar verlangen naar de Karpaten en een Russische maakte ons deelgenoot van haar vreugde en dankbaarheid dat ze, na de vlucht uit Rusland, eindelijk met haar vriendin kon trouwen. Tien verhalen, die allemaal diepe indruk maakten, aan elkaar gepraat door de presentator, AD-De Dordtenaar columnist Kees Thies.


Opvallend was het positieve beeld van Nederland en de Nederlanders dat de deelnemers hadden. Een schril contrast met wat we helaas te vaak in de media horen. De haattaal door fascisten en andere extremisten die achter de geblondeerde schreeuwlelijk van de PVV aanlopen of het getetter van lui die geloof hechten aan allerlei leugenachtige shit op X en andere 'sociale' media, waarin immigranten, vooral asielzoekers, de schuld van alle problemen krijgen die vier kabinetten Rutte en het zielige loosersteam van Schoof in alle jaren niet hebben kunnen oplossen, erger nog, voor een aanzienlijk deel hebben veroorzaakt.


Na afloop heb ik met de meeste vertellers nog kunnen napraten. Mensen die soms onvoorstelbaar verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt, maar toch positief in het leven staan met de hoop en de wil, ondanks soms huizenhoge obstakels van regelgeving en bureaucratie, daar iets van te maken. Ik heb er veel van geleerd.


Foto: auteur


vrijdag, oktober 17, 2025

Slangentongen




Uiteraard ga ik stemmen. Dat is onze democratische verworvenheid waar mijn voorouders hard voor gestreden hebben. Bovendien wil ik niet dat door niet te stemmen het rechtse en extreem-rechtse gedachtengoed dat zo populair lijkt onder 'de Nederlander' nog meer nadruk krijgt. 'De Nederlander', zo wijst de geschiedenis uit, is een product van eeuwenlange immigratie, maar dat begrijp dat product niet meer, want dat heeft te weinig, wellicht helemaal geen, geschiedenis gehad op school, of het was simpelweg te dom om er iets van te leren.


Ik heb mijn voorouders kunnen traceren in Wallonië en het Rijnland en vermoedelijk komen ze uit nog meer verre streken, al hebben we daar het bewijs nog niet voor gevonden. Ik ben daar trots op. Leuk om te ontdekken dat een betovergrootvader tot de zoveelste macht tot de Brabantse landadel behoorde, maar ja, de eerste nazaat uit die tak die zich in Dordrecht vestigde was kolensjouwer. Tel uit je winst, al is de hoop op ergens een kasteelruïne in Schotland natuurlijk nog niet vervlogen.


Met de verkiezingscampagne heb ik het echter helemaal gehad. Je kunt de televisie of radio niet aanzetten, of daar heb je ze weer. De volstrekt inhoudsloze en ongehoord domme Joost Eerdmans, een type dat werkelijk van helemaal niets iets afweet, met de gebakkenluchtspecialist Annabel Nanninga aan zijn zijde. Ze zijn niet eens geschikt voor kolensjouwer. Wat doet zo'n mannetje met maar één zetel in de Kamer vrijwel dagelijks in de media? Ook die boerentrien van de BBB komt natuurlijk voorbij. Vrouw van het volk, ja, ja. Wat heeft ze voor het volk voor elkaar kunnen krijgen? Een euro en een trekdrop voor wie het weet. Ook van die twee slangentongen, Keizer en Yeşilgöz, die liegend en manipulerend door het politieke leven gaan, heb ik de buik volledig vol en zo kan ik er nog wel een paar noemen.


Ik heb mijn keuze al lang bepaald. Ik ben lid van de partij die mijn stem krijgt. Ik betaal netjes mijn contributie, doneer zo nu en dan iets voor de extra uitgaven, wens de leden die campagne voeren het allerbeste toe en hopelijk veel succes, maar verder bemoei ik me nergens mee. Jammer dat nu net bij mijn partij een integere, wijze en goedwillende politicus de lijst aanvoert. Een man die de statuur heeft van een minister van staat, maar helaas het charisma van een uitgedroogde kikker. Voor mij persoonlijk maakt dat niet uit. Ik stem al vele jaren op een vrouw, maar dan wel op eentje zonder slangentong.



Foto: auteur



zaterdag, oktober 11, 2025

Maarten




Ik denk dat ik tien of elf was op deze foto, die in 1961 of '62 moet zijn gemaakt. We gingen voor het eerst van ons leven niet op vakantie naar de familie in Engeland, maar naar een huisje op de Veluwe. Ons gezin en een bevriend stel, iets jonger dan pa en ma, met een baby. Het vakantiehuisje waar we verbleven heette, als ik het me goed herinner, de Paddenstoel en stond in Vaassen, aan de oostrand van de Veluwe.


's Morgens vroeg, of 's avonds bij zonsondergang, net zoals het ons op dat ogenblik uitkwam, trokken we er op uit om herten en wilde zwijnen te zien. Dat was spannend, want wilde zwijnen konden gevaarlijk zijn. Ik was altijd wel op zoek naar een boom om snel in te kunnen klimmen, mocht het nodig zijn. Het was niet nodig, de zwijnen, om van de herten niet te spreken, waren banger van ons dan andersom.


In de buurt was een kasteel, dat ooit van de Gelderse veldheer Maarten van Rossum was. Kasteel Cannenburch. Toen we het bezochten toonden ze ons een put waarin gevangenen werden gegooid. Daar kwamen ze naar verluidt nooit meer uit. We dachten Maarten van Rossum te kennen van de tabaksreclame waarin iemand in een schandblok stond en van een vriendelijke heer een trek aan een pijp kreeg. Dat moest hem zijn, al werd die naam met een e geschreven in plaats van met een u en leek hij voor geen meter op de afbeelding uit ons geschiedenisboek.






Foto: archief auteur