dinsdag, november 29, 2016

Desi Bouterse-expres




Felicita was mijn heldin, ook al was het taalkundig behelpen. Ze sprak van huis uit Spaans en daarnaast maar een paar woorden Engels. Meestal als ze foto's liet zien van een kind in Santo Domingo. Alle vrouwen in de Tammengastraat hadden een kind in Santo Domingo, althans foto's van een kind in Santo Domingo. Ze wilden ook allemaal met een bakra mee naar Holland. Zelfs als de bakra stokoud was. Dat waren de bakra's die naar de Tammengastraat kwamen doorgaans niet, maar ze waren meestal maar al te bereid om hun aangeboren, calvinistische schuldgevoel op vertoon van een babyfoto met wat extra guldens af te kopen. Desi Bouters was er al, in de zomer van 1982, maar de dollar moest nog komen, evenals de schietpartij in het fort en de brug over de Surinamerivier.

Soms ging ik lopend terug van de Tammengastraat naar onze Bruynzeelwoning in de Morpurgostraat, in de buurt van het kamp, zoals de Memre Boekoekazerne in de volksmond heette. Dat was meestal als de whisky iets te heftig had gestroomd. Je werd 's avonds altijd gevolgd door een roedel honden. Wanneer je een steen opraapte, deinsden ze automatisch achteruit. Het was beter een taxi te nemen, maar als bakra werd je standaard getild. Tot iemand van ons zich een keer bij de poort van het kamp liet afzetten, in plaats van bij de Bruynzeelwoning, en slechts de halve prijs werd gevraagd. Zo werd de 'Desi Bouterse-expres' geboren.

Felicita had iets moederlijks. Als ze je omhelsde was het alsof ze zich over je ontfermde. Afscheid heb ik nooit genomen. Ik verdween, zoals zij op een dag ook zomaar zou verdwijnen, om plaats te maken voor een andere dame met een foto van een kind uit Santo Doningo.

Foto: auteur



zaterdag, november 26, 2016

Tegengif




De storm is gaan liggen. Ik loop de tuin in om de schade op te nemen. Er is geen schade. De oude perenboom is al jaren geleden omgewaaid en het exemplaar dat hem vervangt is nog jong en vitaal. Er ligt wel veel afgevallen blad van andermans bomen. Dat moet opgeruimd. Het is na de storm gaan regenen. We leven in een moeras, maar ik heb geen zin om in de modder te wroeten.

Ik denk aan de dichtbundel De wind houdt het droog van C. Buddingh'. De donkere dagen voor kerst komen in zicht. Een beroerde tijd. Ellendig lange, donkere avonden, wind, regen en kou. Je beklagen over het weer is even zinloos als je beklagen over de kortzichtige en irrationele natuur van de mens. Er zijn er echt die geloven dat het allemaal beter wordt als je de weerman van het journaal met de dood bedreigt.

Poëzie lezen is een goed tegengif tegen de 'sociale' media en alle verongelijktheid die je daar tegenkomt. Alle leugens, bedrog, kwaadaardigheid, fanatisme, waandenkbeelden en sneu moralisme, gelardeerd met onnozelheid en al dan niet geslaagde humor. Soms zet iemand er een verwijzing naar muziek op, een schilderij of een gedicht. We doen er net alsof we in de echte wereld zijn, waar ik tevreden blader in De wind houdt het droog.


woensdag, november 23, 2016

Brief aan Stella uit Thessaloniki




Lieve Stella,

Na tien dagen wolken, met af en toe een spetter regen, zien we vandaag een streepje zon. Het werd tijd. Mijn humeur klaarde er van op, al ben ik van mezelf geen chagrijnig en klagerig type. Je zult mij ook nooit in een korte broek in de stad zien. De laatste keer dat ik dat deed, was ik een tienjarige padvinder. Nu, vijfenvijftig jaar later, is het dik herfst. De bomen zijn prachtig aan het verkleuren, maar het is wel de opmaat tot het seizoen van de dood. Demeter, die hier gewoon Dimitra heet, is weer op weg naar haar tijdelijk verblijf in Hades en je moet altijd maar weer hopen dat ze tijdig terugkeert.

Toen ik op weg naar het Varken langs de Experimentele School kwam, werd ik van achter het hek aangeroepen door een paar leerlingen: 'Meneer, meneer, onze bal ligt onder een auto! Die Mercedes daar!' Ik heb die bal onder de auto vandaan geplukt en hem met een zwierige boog, zoals een fan van FC Dordrecht dat doet, teruggeschopt. Die kinderen moesten eens weten, dacht ik, hoeveel voetstappen jij en ik op die school hebben liggen. Jij toen je er Engels gaf, wij samen ten tijde van de uitwisseling met mijn school in Dordrecht. Er werkt niemand meer uit 'onze tijd', neem ik aan. Als ik zou binnenstappen, zou ik vermoedelijk met enig wantrouwen worden bekeken. Welke docent kent onze namen en foto's uit het herdenkingsboek voor het vijfenzeventigjarig bestaan? Ja, jij staat nog wel in de lijst van (oud)docenten op de internetpagina, maar voor de huidige leerlingen is die tijd al bijna de oudheid. Zoals het gepraat over de oorlog, de breuklijn in het leven van mijn ouders, voor mij als kind de oudheid was. Ik moest zelf op zekere leeftijd geraken om te begrijpen hoe actueel die periode nog voor hun was en waarom hij eigenlijk altijd actueel is gebleven.

FC Dordrecht blijft een zorgenkind. Het vorige seizoen verliep tamelijk rampzalig en nu zit het weer in de kelder van de Eerste Divisie. Er wordt meestal wel met enthousiasme en inzet gespeeld, maar vaak is de selectie net een maatje te klein. Het is een jongensteam met beperkte ervaring. Wat zou helpen is een oudere speler met inzicht en een zeker pedagogisch overwicht, een soort Dirk Kuijt, maar dat kan Dordt niet betalen. Ik maak mij zorgen over degradatie naar de Tweede Divisie. Ik zou dan nog wel naar de wedstrijden gaan, maar ik vrees dat degradatie de doodssteek is voor de club. Althans in zijn huidige vorm. Dan moet de boel maar weer opgaan in de moederclub, DFC. Kan het stadion worden gesloopt, zodat de gemeente er villa's kan laten bouwen. Dat zo pakweg tweeduizend mensen dan hun tweewekelijkse wedstrijd zullen missen, zal de meeste raadsleden worst zijn. Er wordt regelmatig hoog opgegeven over Dordrechtpromotie en ja, er is van alles verbeterd in de stad, maar er blijven altijd een paar assepoesters. Ik denk dat het komt omdat het stadion aan de verkeerde kant van de spoorlijn ligt en Beter Voor Dordt niet Het Beste Voor Dordt blijkt.

Nu Loxias er niet meer is, kom ik regelmatig bij Baraka. Mooi uitzicht op het paleis van Galerius, muziek van Ross Daly, geen loeihard sprekende tavlispelers, maar op beschaafde toon pratende bezoekers, die soms gaan zitten schaken. Dat staat me weleens tegen in het verder mooie Prinkipos, die schreeuwende mensen en die veel te luide muziek, die dat tetteren noodzakelijk maakt. Zeg me niet dat dat de leeftijd is, want te harde muziek en geblèr in de kroeg staan me al vijftig jaar tegen, evenals die typisch Nederlandse afzeikhumor.

Overmorgen is het Ochidag en hebben we weer die parades. Zojuist denderden er een paar straaljagers laag over de stad. Er moet namelijk worden geoefend. Onderwijs en gezondheidszorg zijn grotendeels ingestort door gebrek aan financiën, maar voor dat soort vertoon is altijd geld te vinden. Desnoods betalen we de ambtenarensalarissen maar wat later. Vlak voor ik aankwam hebben de buschauffeurs bijna twee weken achter elkaar gestaakt, omdat hun salaris te laat werd uitbetaald. Geweldig voor de taxibranche natuurlijk, maar je zal als arme, autoloze bejaarde maar hier in de bovenstad wonen.

De Grieken worden trouwens steeds zenuwachtiger door de agressieve, nationalistische taal van de Turkse president Erdogan. Ze hebben natuurlijk al decennia ruzie met de buren over het continentale plat en de afbakening van het luchtruim en al die tijd is Turkije de agressieve, provocerende partij. Je zou van een NAVO-bondgenoot goed nabuurschap verwachten, bereidheid tot overleg en tot het desnoods voorleggen van de conflicten aan het Internationaal Gerechtshof, maar niets van dit alles. Turkije gedraagt zich hufterig, zoals de grootste jongen op het schoolplein die alle anderen met zijn vuisten intimideert. Omdat de Grieken even akelig nationalistisch zijn als de Turken, kan er gemakkelijk een explosieve situatie ontstaan, vooral nu Erdogan wel wat afleiding voor zijn binnenlandse problemen kan gebruiken. Die prachtige Egeïsche Zee als het nieuwe kruitvat van Europa. Ik ben er niet gerust op.

Gisteravond heb ik in Baraka koffie en tsipouro gedronken met Haido, die het laatste jaar in Loxias werkte. Ze is erg aangedaan door de sluiting. Niet alleen omdat ze haar baan kwijt is, op zich al een ramp in het Griekenland van nu, maar ook voor haar was Loxias een thuis. 'Ik loop nog steeds niet door de straat,' zei ze met tranen in haar ogen. Ze is op zoek naar werk, maar voorlopig moet ze thuis voor haar inwonende grootmoeder en haar zieke moeder zorgen. Ze vertelde dat ze lid is van een vereniging die de feestdagen van de Olympische goden in ere houdt, met bijbehorende rituelen. 'Niet die extreem-rechtse fanatiekelingen,' haastte ze zich te zeggen, maar meer een soort van theatergezelschap. Later op de avond voegden zich nog twee Loxianen, Giorgos (de liefhebber van Engelse literatuur) en Yiannis (de zwager van jouw oud-leerling Aïdarinis, de wijnmaker), bij ons. Het was goed hen weer te zien.

Vanmorgen koffie gedronken met Menelaos, in de citadel, waar we een aardig kafeneion vonden, met een mooie tuin. net achter de Byzantijnse muren. Daar heb ik voor de zoveelste keer het verhaal van mijn hartstilstand verteld. Het wordt routine, met steeds dezelfde grapjes, want je moet zulke dingen een tikje luchtig houden. Ik hoorde van Haido, die ook aan EHBO doet, dat er hoop en al twee AED's in Thessaloniki zijn. Als het klopt is dat wel erg weinig voor meer dan een miljoen inwoners. Ik heb in ieder geval geluk gehad dat het me niet hier overkwam, want dan had ik het vrijwel zeker niet overleefd, zoals Sofronis twee jaar geleden.

Na de koffie naar het Agia Sofiaplein gegaan, waar ik geld moest trekken. Daarna heb ik een tijdje in het Varken zitten schrijven. Ik herinner mij de eerste keer dat ik bij het Varken kwam, toen de zaak anders heette en nog niet was verbouwd. Het was het sjofele kafeneion waar veel gepensioneerde onderwijzers kwamen. Nu is het een café voor het sjiekere segment. Ik ga er al jaren 's morgens koffie drinken als ik in de stad ben. Dan kocht ik onderweg een paar kranten bij Newsstand, maar daar hadden ze vorige week ineens niets meer. 'Ik ga sluiten,' zei de eigenaar, met wie ik vaak een praatje maak. 'Ik kan het financieel niet meer volhouden.' Ik zag de kop van Dijsselbloem voor me, die weer eens beweerde dat het beter gaat met de Griekse economie. Ondertussen kan ik straks nergens meer een Guardian en een Times Literary Supplement kopen.

Toen ik gisteren een hapje ging eten bij Myrovolos Smyrni, kwam de baas tot mijn verbazing aan met een papiertje met Hebreeuwse woorden, die hij begon voor te lezen. Nu weet ik wel dat er regelmatig groepen Israëliërs komen eten, die hun wortels in Thessaloniki hebben, maar wat moet ík met Hebreeuws? Toen ik dat vroeg, bleek hij me te verwarren met een Israëliër die ieder jaar het filmfestival bezoekt en die nogal op mij schijnt te lijken. Ik word hier meestal wel voor buitenlander aangezien, wat ik ook ben, maar voor Israëliër, dat is nieuw. Ik droeg niet eens mijn zwarte, maar mijn bruine hoed. Ik vraag me af hoe lang deze zaak nog zal bestaan. Ze hadden wat tafels buiten (in de stoa), maar het binnengedeelte zat op slot. Van die tafels waren er maar twee bezet, terwijl het volop Griekse lunchtijd was. Het eten smaakte er niet minder om

In gedachten, altijd,

Kees

Thessaloniki, 25 oktober 2016

Foto: auteur




zondag, november 20, 2016

Lelijke eend




In de Agia Sofiastraat staat een lelijke eend geparkeerd. Als hij nog rijdt is dat een klein wonder. Hij zit vol deuken, is stevig verroest en de achterbumper hangt half los. Je ziet vaker zulke auto's in Griekenland, alleen niet van zo'n hoge leeftijd. Hij roept herinneringen op aan mijn studentenjaren. Aan de eend, een besteleend, waarmee we naar Parijs reden. Plankgas het avontuur tegemoet. Het avontuur was een vlinderachtig zigeunermeisje achter een flipperkast, in een café nabij het Gare St. Lazare. Het was een avontuur dat zich geheel in ons hoofd afspeelde. Harder dan tachtig kon de eend niet.

Een andere associatie dringt zich op: met een filmpje van Athene-TV, dat rondgaat op internet. Er wordt Grieks in gesproken, maar ook zonder kennis van die taal is het te begrijpen. Het is een aaneenschakeling van gruwelijke verkeersongelukken, met tussendoor beelden van een fulminerende man in een zaaltje, die roept dat wie door rood rijdt een boete van tienduizend euro verdient. Dat zal niet helpen, denk ik, maar ik begrijp hem wel. Het filmpje komt dicht bij de werkelijkheid van het Griekse verkeer. Ik denk aan de taxirit van het vliegveld naar het centrum van Thessaloniki, die ik noodgedwongen steeds weer riskeer. Het zijn niet alleen veel taxichauffeurs die zich op de weg beestachtig gedragen. In Griekenland spreekt men van 'de oorlog op het asfalt.'

Ik loop de straat uit naar het Agia Sofiaplein en krijg bijna pijn aan mijn ogen van de graffiti, die de gebouwen in dikke lagen bedekt. Het is één gore, caleidoscopische troep. Er is werkelijk nauwelijks een plek die niet is onder gekalkt. Zelfs in de schilderachtige bovenstad. Deze stad moet vol boze, puberale puistenkoppen zitten. Tegen de tijd dat ze zijn uitgespoten, hebben ze de leeftijd bereikt om auto te gaan rijden.

Ik kan niet vaak genoeg herhalen dat ik van Griekenland houd. Alleen al om haar geschiedenis en verbluffend natuurschoon. Het verbaast me steeds weer dat Griekenland zo haar best doet mij die liefde af te leren.

Foto: auteur


donderdag, november 17, 2016

Volksbuurt




In de zomer van 1974 ging ik met Annemarie in een klein, vervallen huis wonen in de Marcellus Schampersstraat. We hadden geen idee wie Marcellus Schampers was. Ik had het pandje voor een spotprijs gekocht van een Jehova, die meende dat de wereld toch eerstdaags verging. Het lekte hier en daar, de vloer veerde en een badkamer ontbrak, maar Annemarie had een goede smaak qua inrichten en al snel was het een zoete inval voor vrienden. Daar waren de buren niet altijd blij mee. De buren, dat waren een nurkse, vrijgezelle verpleegster aan de ene kant, een type dat nu alleen nog maar in karikaturen voorkomt, en aan de andere kant een duivenmelker die zijn vrouw sloeg en een vrouw die alleen maar tegen haar kind kon schreeuwen. Als het kind niet sliep, jankte het. Ik begreep al snel de heersende mode niet meer om als intellectueel in een volksbuurt te willen wonen. Toen het stel na een paar maanden vertrok, namen wij twee katten.

Er kwam een vrouw naast ons. Een stokoude vrouw. Zo'n vrouw die op vooroorlogse prentbriefkaarten over een dijk loopt, in een schilderachtig Zeeuws dorp. Altijd in het zwart. Wij wasten ons aan de gootsteen in de keuken. Douchen deden we bij mijn ouders, in een betere buurt. Mevrouw F. rook alsof ze geen gootsteen had, laat staan een douche. Haar meevragen naar mijn ouders ging wat ver. Onder de douche had ik genoeg aan Annemarie. Ik droom nog weleens van het inzepen van haar borsten, wat op mijn lichtgevorderde leeftijd gemakkelijk tot hypertensie kan leiden, maar dit terzijde. We verwachtten dat mevrouw F. spoedig dood zou gaan. Aan die verwachting voldeed ze, maar niet vanwege haar veronderstelde ouderdom. Ze bleek bij haar verscheiden even oud te zijn als ik nu. Ze moet een hard bestaan hebben gehad, of een geheime ziekte. Ze werd opgevolgd door meneer B. Die brak de duiventil af en zette er een mooie wietplant voor in de plaats.

Annemarie hield het krap een jaar vol. Een tijdje later kwam Marion. Haar borsten waren ook een genot om in te zepen en als er lekkage was klom ze onvervaard met de kitspuit het dak op. Achter in de straat begon Klein Istanbul. Naarmate de economie groeide, breidde Klein Istanbul zich uit. Ik kon het huisje met dikke winst verkopen aan een Turkse meneer, die er een paleisje van maakte. Wij zochten iets met een douche, want mijn ouders werden ook een dagje ouder. Marion bleef nog een jaar of twee bij me, daarna trok de volksbuurt haar weer en moest ik voortaan de loodgieter bellen. Wie Marcellus Schampers was, weet ik nog steeds niet. Wel dat de straat middels sloop en nieuwbouw tot bedroevende karakterloosheid is vervallen.

Foto: archief auteur


maandag, november 14, 2016

Ambulante handel




'Ik heb broeken, schoenen, jasjes!' klinkt ineens een luide, metalen stem. Ik kijk over de rand van het balkon. Er komt een zeer bescheiden personenautootje aan. Stapvoets. Op de motorkap zit een luidspreker geschroefd, op het dak staan drie paar schoenen, op hun plaats gehouden door een draad. Aan de geopende achterklep bungelt een handvol klerenhangers met jasjes en broeken. Een groepje buurtbewoners komt het aanbod bekijken. Ik heb niets nodig en lees verder in mijn boek: De stamhouder. De opzienbarende en prachtig geschreven familiekroniek van Alexander Münninghoff. Als ik het uit heb, blijft het achter op Skyros, zodat Roos, de gastvrouw van hotel Achilleion het kan lezen. Geeft me een aanleiding om nog eens te komen: even mijn boek ophalen. Ook zonder die aanleiding kijk ik al voorzichtig uit naar mijn volgende retraite op dit eiland.

Wij hebben geen familiekroniek. Wel een familieboek, over de families Klok en Van der Klok, wat hetzelfde is, of liever was, tot een geboorteaangifte op een onoplettende ambtenaar stuitte. Het is een genealogie. De verhalen die in de familie de ronde doen, moeten nog worden opgetekend. Misschien gebeurt dat nog eens, maar wij hebben geen gravinnen in de familie. Wel een baron, maar dat is aan mijn moeders kant. Daar loopt ook een schout van 's-Gravendeel tussen de voorouders en de legendarische Betje Wolff, die er als jong meisje met een dominee vandoor ging. Die kant van de familie heeft zelfs geen familieboek. De verhalen die rondgaan, zijn er niet minder om.

De stamhouder begint bij de grootvader van de schrijver, een puissant rijke ondernemer. De eerste Klok in ons familieboek was matroos bij de admiraliteit van Amsterdam. Hij kneep er ergens in de jaren zestig van de achttiende eeuw tussenuit, waarop hij werd genoteerd als voortvluchtig crimineel. Sindsdien is het tussen de familie en Amsterdam nooit meer helemaal goedgekomen. Zijn verhaal zou een mooi begin van een familiekroniek kunnen zijn. Er lijkt werk aan de winkel, maar ik kan natuurlijk ook rustig hier op Skyros blijven en in de ambulante handel gaan.

Foto: auteur

vrijdag, november 11, 2016

Brief aan Stella vanaf een Grieks eiland




Lieve Stella,

Het is een heerlijk zonnige zaterdag. Ik heb net een lekkere wandeling achter de rug. Ik moest aan het einde een indrukwekkende helling op, want ik ben weer op Skyros, in het hotel van Roos en Nikos. Gisteravond aangekomen, na drie dagen Athene, waar ik Vaso en Alexis heb gezien en ons Australische nichtje Helen met haar man Pablo. Ik weet niet of jij Helen ooit hebt ontmoet. Dat zou dan moeten zijn geweest voor wij elkaar leerden kennen. Helen en ik hadden regelmatig e-mail contact, als collega's geschiedenis. Jarenlang heb ik in de TTO-klassen materiaal van haar gebruikt. Ze heeft duidelijk de trekken van een Timonidae. Mooi en slim. Ze lijkt op jou, nog meer dan nichtje Eleni, de dochter van Soula. Het was fijn om met haar over jou te praten, al dreigde ik soms even vol te schieten. Wijt dat maar aan de wijn van Zorbas. Ik heb daar overigens matig van gedronken, je kent me, omdat ik de volgende morgen vroeg met Vaso en Alexis naar Marathon zou gaan.

Herinner jij je dat we begin jaren negentig eens naar Athene zijn gegaan omdat ik voor Lychnari een stuk ging schrijven over de Amerikaanse school? Ik kreeg daar een Comeniusbeurs voor. Het was een buitenkansje om er een paar dagen tussenuit te kunnen. Het was wel een eliteschool en op geen enkele manier representatief voor het Griekse onderwijssysteem, maar daar zaten Comenius en ik niet mee.. Terwijl ik naar die school ging, waar ik overigens met alle egards werd ontvangen, bezocht jij verschillende uitgevers met het oog op je vertaalplannen. De collega die mij rondleidde en ons op een avond mee uit eten nam, nodigde ons uit om een paar dagen met zijn familie mee te gaan naar hun zomerhuis in Marathon. Wij moesten echter weer terug naar Nederland (en jij naar Düsseldorf), waardoor ik pas vele jaren later op de plek stond waar de Atheners de Perzen in de pan hebben gehakt.

Het was als met veel van dit soort historisch getroffen plekken: je kunt er beter een boek over lezen. Je weet: hier is het gebeurd, maar je merkt er weinig van. Er stond een treurig hokje, waarin een eenzame mevrouw om aan de schaarse bezoekers, oktober tenslotte, kaartjes te verkopen. Er was een aardige maquette van het terrein ten tijde van de slag en er lag natuurlijk de grafheuvel waarin, naar men zegt, de Atheense gesneuvelden zijn begraven. Verder zagen we veel dor gras en olijfbomen. Er heerste een aangename rust. Er was een jonge hond, zonder baas, die voortdurend met ons wilde spelen, maar er was geen Pers te bekennen. Ik moest denken aan de Perzische leerlingen die ik in de klas heb gehad. Gevlucht uit Iran vanwege de haatbaarden en vastbesloten de kans die Nederland hen gaf ten volle te benutten. Een ervan is onlangs gepromoveerd tot doctor in de medicijnen. Ze doet nu een tijdje vrijwilligerswerk op Lesbos, om het lot van de vluchtelingen, die daar uitzichtloos zijn gestrand, enigszins te verlichten.

Wij zijn al snel bij het strand koffie gaan drinken. 'Hier zijn ze dus geland,' dacht ik nog, maar al snel ging het gesprek over op Charles Dickens, Thomas Hardy en Elizabeth Speller. Alleen Elizabeth heeft iets met Griekenland. Ze verblijft vaak op Paxos. Weet je nog dat we op een dag vanuit Parga overvoeren naar dat charmante mini-eilandje? We verkenden het met een gehuurd brommertje. 's Avonds voeren we weer terug. De schipper was een hork van een vent. Van een Duits echtpaar was de vrouw al aan boord, de man stond om een of andere reden nog op de steiger. De schipper gooide de trossen los en vertrok, Oost-Indisch doof voor de vrouw. Een Italiaan, die met zijn jacht in het haventje lag, zag het en bracht de Duitser met zijn volgboot aan boord. Het was winderig weer. De boot slingerde nogal, waardoor jij je niet erg gelukkig voelde. Ik geloof dat ik toen het idee om in Griekenland een boot te kopen uit mijn hoofd heb gezet.

Na de koffie bezochten we een Romeinse tempel, althans wat ervan over was. Een hoop stenen. Ik vind het altijd razend knap wat de archeologen daarvan weten te maken. Ik kan dat niet. Daarom ben ik historicus en geen archeoloog. Ook hier weer een eenzame ziel in een hokje, al was de toegang gratis, omdat we op het slagveld reeds hadden betaald. Hier en daar stond nog een Egyptisch aandoend beeld overeind. Kopieën, de originelen staan in het plaatselijk archeologisch museum. Daar zouden we ook naartoe gaan, maar onderweg kregen we trek en besloten we maar rechtsreeks naar het stuwmeer bij Marathon te rijden. Daar vonden we een restaurant met een panoramisch uitzicht, waar ik een omeletje heb genomen. Daarna zijn we teruggereden naar Athene, waar ik 's avonds bij Zorbas heb gegeten met Bruno Tersago, Dini Petrakis en Shereen el Sherbini. Dat was opnieuw heel geslaagd, maar erg laat heb ik het niet gemaakt, omdat ik de volgende dag moest vliegen. Twee uur van tevoren aanwezig zijn voor een flutstukje van nauwelijks een half uur.

De stuwdam die op Skyros wordt aangelegd, omdat het eiland altijd tobt met watertekort, vordert, al blijft het de vraag of het reservoir dat uiteindelijk zal ontstaan ook bruikbaar zal zijn. Het komt niet ver van de vuilnisbelt te liggen en daar kan watervervuiling door ontstaan. Onlangs is het provinciebestuur op bezoek geweest, zonder dat dat, volgens iemand die ik in het café sprak, tot enige verandering heeft geleid, maar toeristisch gezien was het een beter jaar dan 2015, al is het aantal chartervluchten vanuit Frankrijk gehalveerd. Ook op Skyros doet de invloed van het internetwinkelen zich gelden, vandaar dat de laatste kledingwinkel dreigt te sluiten. Je zal tijdens een bezoek maar uit je broek scheuren.

De avond is inmiddels gevallen. De avond valt snel en vroeg. Om zeven uur is het al donker en je merkt dat de herfst nakende is. Vanmiddag kwam ik druipend van het zweet terug van mijn wandeling, ik kon rechtsreeks de douche in, maar als ik over een uurtje bij O Lambros ga eten, moet ik een colbert aan of een windjack. Ik heb daar straks uiteraard wel enige aanspraak, ik kom er niet voor niets al jaren, maar toch ben ik alleen en op de een of andere manier vind ik het altijd heel vervelend om op zaterdagavonden alleen te zijn. Op andere avonden kan het mij niet schelen, is het soms heel prettig niemand om je heen te hebben, maar niet op zaterdag. Misschien omdat de zaterdagavond onze uitgaansavond was? Gisteren heb ik bij Roos en Nikos thuis gegeten, wat ik heel leuk vond, maar ik kan uiteraard niet verwachten dat ze mij iedere avond uitnodigen. Dan zou ik mij ook gegeneerd voelen. Ach, ik kom die zaterdagavond wel weer door. Juist de avonden waarvan je het niet verwacht, worden het gezelligst.

Vanmorgen heb ik De stamhouder. Een familiekroniek. van Alexander Münninghoff uitgelezen. Een fascinerend boek. Het leest als een roman, maar hij kreeg de stof dan ook via zijn eigen familie, die is het onderwerp, hij is zelf de stamhouder, op een zilveren blaadje aangereikt. Knap om dan toch de nodige afstand te bewaren, zeker omdat hij uit een, zacht uitgedrukt, opmerkelijke familie komt. Nu ja, anders kun je er ook geen kroniek over schrijven, dan wordt het fictie. Ik ben nu begonnen aan De ontdekking van de wereld van Clarice Lispector. Dat is even omschakelen. Ooit was ze de beroemdste schrijver van Brazilië, maar ik had nog nooit van haar gehoord. Je kunt niet van iedereen in de wereldliteratuur op de hoogte zijn. Hoeveel Brazilianen hebben van mij gehoord, al heb ik inmiddels achttien boeken gepubliceerd, die dingetjes in eigen beheer niet meegerekend? Het doet me denken aan wat Hans Warren schrijft op bladzijde 163 van Geheim Dagboek 1984-1987 (2004): 'Tenslotte is de hele Nederlandse literatuur niet meer dan een binnentuin in een provinciestad.' In denk dat Ilja Leonard Pfeiffer maar beter in Genua kan blijven wonen, willen we ooit nog eens een Nobelprijs voor literatuur krijgen.

Het is tijd voor O Lambros. Zal alles er nog hetzelfde zijn? Je weet het maar niet in dit jaar met al die rampspoed: Visser dicht, evenals Loxias, FC Dordrecht aan een zijden draadje in de biercompetitie, maar DFC, na lang tobben, koploper van de vierde klasse zaterdagamateurs! Het zou C. Buddingh' deugd doen. Waardoor ik me weer afvraag waar de Griekse tijdschriften met jouw Buddingh'- en Eijkelboomvertalingen zijn gebleven. Ik moet daar in je werkkamer toch eens naar op zoek gaan.

In gedachten, altijd,
Kees

Aspous, Skyros, 8 oktober 2016

Foto: auteur



dinsdag, november 08, 2016

Storm




Het kan op Skyros indrukwekkend waaien. Als het hoogzomer is, is dat aangenaam verkoelend. Het is ook handig als de was snel moet drogen. Moet je met de storm tegen in de brandende zon een lange, steile helling op, dan is het afzien. Daarom wissel ik mijn wandelingen weleens af met een taxiritje. Dat voelt een beetje als vroeger, wanneer we een uurtje spijbelden in poffertjessalon Visser. Het voelt ook wat aristocratisch. 'Een heer rijdt niet,' zei mijn jong gestorven studiemaatje Peerke vaak, 'een heer wordt gereden.'

Hij had meer gevleugelde woorden, al waren die niet altijd van hemzelf. Zo had hij het op bewolkte, druilerige zondagen vaak over 'de calvinistische doem' die over de stad hing. Dat had hij van Carmiggelt. Ik heb het, zonder mij dat te realiseren, weleens in een verhaal gebruikt. Ik heb er nooit een reactie op gehad. Wie van de schrijvende Simons (Vestdijk, Carmiggelt, Vinkenoog) wordt nog gelezen? Simon van het Reve wellicht, maar dat is een geval apart.

Een andere uitspraak van Peerke had eveneens betrekking op de zondag. Hij vond dat wij op zondagmiddagen recht hadden 'op een uurtje triest staren over de rivier.' We deden dat van achter de ramen van een café aan de haven, waarvan sommige medebezoekers alle aanleiding gaven tot droefenis. Toen een argeloze toerist eens per ongeluk een van hen aanstootte, hebben ze hem op een haar na doodgeslagen.

Ik weet niet of ze op Skyros weleens iemand bijna hebben doodgeslagen in een café. De boze wereld lijkt er ver weg. Ik hoop dat het nog lang zo mag blijven, terwijl ik met mijn kop in de wind een helling op zwoeg. Nog een paar meter, dan begint de prettige afdaling naar de bar van mijn hotel.

Foto: auteur



vrijdag, november 04, 2016

Laurens no. 10




Skyros in het najaar betekent rust om te schrijven, vaak mooi weer om te wandelen en overvloedige maaltijden. In restaurant O Lambros, waar ik vrijwel iedere avond eet, bestel ik altijd halve porties en dan blijft er nog over. De zelfgemaakte wijn is uitstekend en kost vrijwel niets. Naarmate de avond vordert, raak ik in een gelukzalige stemming, maar ik moet, eenmaal thuis in het nabije Achilleionhotel, mijn pilletjes niet vergeten.

Pilletjes waren vaak het onderwerp van gesprek in de verjaardagskring bij mijn ouders. Mannen aan de ene kant van de kamer, vrouwen aan de andere. Op tafel de flessen jenever, boerenjongens en bessenjenever. Soms ook advocaat en altijd sigaren en sigaretten. Er werd gerookt bij het leven, ook door ome Theo, die zwaar astmatisch was en de avond hoestend doorbracht, met een rooie kop, een paar oude Ruttes en zijn Laurens no. 10. Ik moest ze geregeld halen bij de sigarenboer in de straat, die vroeger een turnfenomeen was. Toen was het nog na de topsport de sigarenwinkel.

Het gezelschap werd in de loop van de jaren kleiner, het drankgebruik minder, de oprotkoffie kwam steeds vroeger, roken raakte in onbruik, maar de pilletjes bleven. Ze hielden ome Theo tot zijn tachtigste op de been. Zijn vrouw, tante Elly, die altijd bijzondere ziektes had en dokters die nooit deugden, ging door met zuchten en steunen tot haar vier en negentigste. Ook oom Jan, die op iedere verjaardag met dezelfde mop over klimkroten kwam, haalde de negentig, evenals mijn moeder. Het was haar laatste verjaardag, we hebben hem in stijl gevierd.

Ik ben naar Skyros-stad gelopen, vier en een halve kilometer, om koffie te drinken. In de pittoreske hoofdstraat (heel het stadje is één romantisch schilderij) bevinden zich twee apotheken. Bakken vol pillen. Een geruststellende gedachte. Ik weet niet of je ook nog ergens Laurens no. 10 kunt kopen.