zondag, november 28, 2010

Literair-dagboek: Schotland (slot)


Op 29 oktober jl. verscheen bij uitgeverij Liverse mijn kroniek, of zo men wil literair-dagboek, Idioten ontloop je nergens. Begin december komt bij dezelfde uitgever de door mij vertaalde poëzieselectie Het bal in de inrichting van de Schotse dichter en romancier John Burnside uit. In mei 2007 reisde ik, deels met een beurs van het Fonds voor de Letteren, naar Schotland om de vertalingen met Burnside te bespreken en de omgeving te leren kennen waarin het meeste van zijn werk is geschreven. Uiteraard hield ik daarvan ook een dagboek bij.


Zondag, 6 mei:

Newton-le-Willows

Goed geslapen al had het bed veel weg van een trampoline, maar ik slaap als het moet overal. Stella heeft daar meer moeite mee. We betalen voor een tweepersoonskamer, maar het is gewoon een eenpersoonskamer, voor 90% gevuld met een dubbel bed. Wel staat er een tafeltje waaraan ik met enig wrikken en wringen kan schrijven. Er is een mogelijkheid om koffie en thee te maken, maar er is maar één kopje bijgeleverd, zoals er ook maar één glas in het badhok staat. Haken om iets op te hangen zijn er nergens en het ding dat een klerenkast moet voorstellen heeft maar drie hangers. Wel werkt de verwarming goed, gelukkig voor Stella, en we hebben een mooi uitzicht op St. Peter's church en een deel van Willow Park. Het is erg goedkoop, zodat ik geen drukte ga maken. We pakken straks in en we zijn weg. Waar aan de overkant vroeger The Blue Bell was, heet het nu Sam's Bar and Restaurant en te oordelen naar het dronken tuig dat er gisteravond voor de deur zat, is dat geen vooruitgang.


Gisteren met Brian gegeten bij de Indiër op Highstreet, nadat Stella, die zich ietsje beter voelt, wat had gerust en nadat we hadden gedoucht (de hotelhanddoeken zijn ook van tweeëndertig jaar terug: gerafelde, grauwe lappen). Die Indiër is niet duur, maar de kwaliteit was er naar: zeer matig. De wijn daarentegen was goed. Bij Brian koffie en een afzakker genomen. Rond kwart over elf terug naar het hotel. Voor de drie nabije pubs op Highstreet volop dronken gebral. Gezegende bijwerking van het rookverbod.


Brian had van de hotelier gehoord dat een bedrijf onlangs een groep Nederlandse monteurs in Kirkfield's had ondergebracht. Het eerste waar naar werd gevraagd waren de nachtclubs en de bordelen. In Newton-le-Willows! Het enige wat je hier nog treft, voor zover niet op de fles, zijn haveloze kroegen met dronken arbeidersjeugd. En de Tory-club, maar daar moet je door een lid worden geïntroduceerd.


De kastanjebomen staan in bloei, overal bloemen in de tuinen. Ik voel een beetje nostalgie naar vroeger, naar de zomers die we hier bij de familie doorbrachten. Na de maaltijd zijn we even gaan kijken in Birleystreet. Tegenover het oude huis gestaan, nu eigendom van neef John en verhuurd. Daar borrelden de herinneringen op. Ze moeten allemaal nog eens ergens een plaats krijgen: Stuart Mitchell, Bessie Lister, de Dye's van nummer 49, de bowling green in Mesnes Park, de Barnby's, tante Theresa en oom Stanley, oom Harold en tante Ann...Ik zou de wereld uit die tijd willen herscheppen, maar de romanticus in mij moet er niet mee op de loop. Geen larmoyante melancholie.


Maandag, 7 mei:

Vanmorgen om kwart over negen thuis na een levensgevaarlijke rit in de spits, door de gietregen, vanuit Europoort. Het was moeilijk wakker worden, vanmorgen vroeg, na de copieuze en rijk bedrenkte maaltijd gisteravond aan boord. De hutten mogen te klein zijn, het restaurant en de bediening mogen er wezen. We werden bediend door een Filippijnse ober, die meer dan zijn best deed om het ons naar de zin te maken. Op de Pride of Hull zijn veel bemanningsleden Portugees, op de Pride of Rotterdam komen ze merendeels van de Filippijnen. Onderweg naar de boot sloeg het weer om en begon het te regenen en te stormen. Aan boord hebben we er weinig van gemerkt. Het schip is zo groot dat er heel wat moet gebeuren om het flink te laten deinen. Vanmiddag, op weg naar de supermarkt, kwam ik kunstbroeder Theun Okkerse tegen, die ik over de reis vertelde. Hij vond de overtocht op de kleine schepen van vroeger, zoals de Norwind en de Norwave, een stuk romantischer, maar wat is er romantisch aan een schip vol kotsende passagiers?


Nadat we gisteren hadden afgerekend koffie gedronken bij Brian, waar Stella een paar berichten van een Cypriotische kennis voor hem in het Engels vertaalde. Vervolgens nog een wandelingetje door het Mesnespark en het wijkje achter Crow Lane, gebouwd op de plaats waar vroeger Brian's grammar school stond. De putting green is weg, de vijver, waar we ooit onze speelgoedbootjes te water lieten, is gedempt. Alleen de bowling green is er nog, met een massief hek er omheen tegen de vandalen. Neergezet nadat idioten een paar jaar geleden voor de lol het clubhuis van de bowlingvereniging in brand hadden gestoken. Om twee uur reden we weg uit Newton. Via Winwick, waar vroeger het gekkenhuis stond, ook verdwenen, maar dat zien we maar als een goed teken, naar de M62. In principe is het dan gewoon rechtdoor naar Hull, waar we om kwart over vier bij de terminal arriveerden.

Geen opmerkingen: