Op de radio
hoor ik mijn oud-leerlinge Sadet Karabulut. Lid van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal. Zij spreekt over de armoede in Nederland en
betrekt daar ook de geschiedenis bij. Dat heeft ze in eerste
instantie bij mij geleerd, denk ik. Uiteraard heeft ze er daarna nog
het een en ander bij geleerd. Ze klinkt als een verstandige vrouw.
Toch is zij lid van een partij waarin zich gevogelte van velerlei
pluimage heeft verzameld, waaronder voormalige aanhangers van de
toenmalige CPN, de communistische kerk van Nederland. Toen die partij
nog bestond kende ik een Dordts echtpaar dat een prominente positie
innam in de plaatselijke afdeling. Aardige mensen in de omgang. Ze
deden iets in het opbouwwerk, hoe moest je anders zending bedrijven
als communist? Toen de man ontslagen werd, of zich de WAO in
sjoemelde, daar wil ik vanaf zijn, gingen zij terstond scheiden en
lieten hun huis officieel splitsen. Hij ging in het ene deel wonen,
zij in het andere. Zo kon hij een hogere uitkering krijgen. Van het
aldus vergaarde kapitaaltje kochten ze later een huisje in een
zuidelijk, katholiek land, waar zij dromen van oom Stalin.
Zij zijn
ongetwijfeld niet de enigen die zo hun levensgeluk bevorderden. Ooit
hadden wij een, ook al aardige, postbode met een frequent
rugprobleem als buurman. Daarvan genas hij het beste als hij her en der klusjes
deed. Zo vernieuwde hij bij ons de elektrische leidingen. U kunt dat
lezen in mijn verhalenbundel Op koers. Minder aardig vond ik
dat hij, toen hij een paar stukken plastic buis tekort kwam, mijn
hoelahoep als aanvulling gebruikte. Een hoelahoep zie je nog weleens
een enkele keer in gebruik bij bijna blote meisjes in zekere
uitgaansgelegenheden, wat tot mooie gedachten kan leiden, maar dit
terzijde.
Die
voormalige communisten in de partij van mijn oud-leerlinge zijn
inmiddels misschien wel bekeerd tot brave democraten, wie zal het
zeggen, maar dat politici van die club hun salaris in de partijkas
moeten storten, om dan van de partij een bescheiden loontje te
ontvangen, vind ik een beetje eng. Dat is een soort moralisme, een
soort van heilig boontjesgedrag, waartegen ik een instinctief
wantrouwen koester. Het zou weleens kunnen, ik weet het niet, maar ik
vermoed het, dat er veel anti-rookfanaten in die partij zitten. Van die
ordinaire verbieders. Ik heb het niet zo op dat intolerantievolkje.
Voor de oorlog kon mijn grootvader eigenlijk niet met goed fatsoen op
de SDAP stemmen, vanwege het heulen met de Blauwe Knoop, die hem zijn
zuurverdiende borrel wilde afnemen. Ik vind de partij van Sadet ook
weleens een tikje te populistisch, bijvoorbeeld als het over
Griekenland gaat. Daarom stem ik toch maar op een belendende partij,
waarin overigens ook enkele verstandige oud-leerlingen van mij
zitten, niet in de Kamer, maar wel in de staten van Zuid-Holland en
in onze eigen gemeenteraad. Ik ben wel een beetje trots op Sadet en
die andere oud-leerlingen. Mijn grote angst is, dat ik er ooit eentje
ontdek bij de PVV. Dan heb ik als leraar echt gefaald.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten