Je weet het,
maar je denkt er nooit aan tot er iets gebeurt: je leven wordt
bepaald door plastic kaartjes. Ik ga nu en dan op reis. Ik kom de
grens over met een blauw kaartje, kortweg ID genoemd. Als mij daar
iets overkomt, hoop ik dat een arts of verpleegster een ander,
toevallig ook blauw kaartje van de verzekering vindt. Dan komt alles
goed. Indien de ketting van mijn fiets loopt, bel ik een nummer dat
op een geel kaartje staat, waarop iemand van de ANWB mij te hulp
schiet. Zit ik om geld verlegen, dan steek ik een kaartje in een
gleuf en toets een nummer in, waarna ik weer volop de suikeroom kan
uithangen. Als ik platzak ben, krijg ik toch drank ik de kroeg,
dankzij zo'n kaartje. Ik heb er stapels van. Om gratis het museum in
te mogen, om boeken te lenen en om bij FC Dordrecht de punten het
doel in te juichen. Een roze kaartje geeft recht op autorijden. Ik
heb geen auto meer, maar ik gooi het nog maar niet weg.
Ik heb niet
altijd die hele stapel kaartjes bij mij. Daar is geen beginnen aan.
Zodoende loop ik regelmatig mijn korting bij de drankboer mis, kan ik
naar mijn airmiles fluiten en sta ik soms op het station zonder het
kaartje waarmee ik moet 'inchecken' (waarom noemen we dat niet gewoon
aanmelden?). Als ik zo'n kaartje voor een paal houdt, doet die paal
'plop,' waarna ik de trein in mag. Vergeet ik een keer te ploppen en
komt er controle, dan kan ik een boete krijgen. Als de conducteur een
meneer is, lukt het meestal wel mij er uit te kletsen. Bij een
conductrice lukt dat vrijwel nooit. Tegen een strenge dame in uniform
kan ik niet op.
Vrouwen en
meisjes in uniform, daar weet ik soms geen raad mee. Vrouwelijke
militairen en agenten roepen een gevoel van diepe treurigheid op. Ik
vind ze meelijwekkend. De associatie met geweld, moord en doodslag is
mij te sterk. Dordtse vrouwelijke parkeerwachters en toezichthouders
kan ik niet serieus nemen, wat komt door de aard van de functie (geen
vlees en geen vis), maar vooral door het achterlijke dophoedje dat ze
dragen. Stewardessen, die kunnen er soms mee door, al lijken de
meeste luchtvaartmaatschappijen vooral uit te zijn op een imago van
kuise tuttigheid. Als het toch moet, mag het van mij wel iets
prikkelender, maar er komt natuurlijk allerlei volk in je vliegtuig,
dus ook de zeikende soort die al een hartverzakking krijgt bij de
gedachte aan een aardig decolleté dat tijdens de vlucht je schrale
broodje aanreikt of je glaasje sap.
Heel lang
geleden had ik een meisje in Engeland. Zij moest in een uniform naar
de middelbare school. Het was omstreeks 1900 ontworpen. Zodra de
school uitging doken de meisjes achter een muur langs het
schoolplein, waarna ze weer tevoorschijn kwamen als normale mensen.
Dat gedrag zag ik op mijn school later weleens bij leerlingen van
buitenlandse afkomst, maar dan andersom. Die moesten soms in uniform
(soeprok en hoofddoek) naar school, omdat hun vader vreesde dat er
anders in een café in het dorp van herkomst, ergens vierduizend
kilometer ver weg op een berg, schande van zou worden gesproken. Ze
kwamen dan wat vroeger, doken het toilet in en verschenen daarop
getransformeerd van boerenschreufjes uit het diepst van Anatolië in
vlotte, sexy stadsmeiden.
Je bent in
Nederland verplicht je ID (of een ander kaartje waaruit blijkt dat je
niet je broer of je zus bent) bij je te dragen. Een idee dat stamt
uit de bezettingstijd. Vaak laat ik het thuis. Een Dordtse agent die
mij niet kent is een beginneling of een suffe lul die het nooit tot
brigadier zal brengen. Als ik op reis ben, draag ik het altijd op een
vaste plaats. Gisteren bevond ik mij op de luchthaven van
Thessaloniki. Ik was net de controle gepasseerd, met alle gedoe van
dien. Je half uitkleden, je zakken leeg maken, je door een uniform
laten betasten (jammer, weer die vent in plaats van dat strenge
meisje) en even triomferen als ze de usb-stick om je nek weer niet
hebben ontdekt. Tevreden nipte ik van mijn koffie. Uit gewoonte
voelde ik even op de plek waar ik mijn ID draag. Niets! Ineens was
ik in blinde paniek. ID weg! Wat nu? Even schoten strenge verhoren,
gemiste vliegtuigen en een geldhongerig Nederlands consulaat voorbij.
Als een bezetene ging ik door mijn zakken. Hier niets, daar niets...
Tenslotte keek ik in mijn reispapieren. Daar bleek het tussen
geraakt. Gelukkig was de vlucht vertraagd, zodat mijn bloeddruk weer
min of meer normaal was toen wij het luchtruim kozen, waarna een
stewardess in een kuis pakje mij glimlachend een glaasje wijn bracht.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten