zaterdag, januari 19, 2013

Kaartjes


Je weet het, maar je denkt er nooit aan tot er iets gebeurt: je leven wordt bepaald door plastic kaartjes. Ik ga nu en dan op reis. Ik kom de grens over met een blauw kaartje, kortweg ID genoemd. Als mij daar iets overkomt, hoop ik dat een arts of verpleegster een ander, toevallig ook blauw kaartje van de verzekering vindt. Dan komt alles goed. Indien de ketting van mijn fiets loopt, bel ik een nummer dat op een geel kaartje staat, waarop iemand van de ANWB mij te hulp schiet. Zit ik om geld verlegen, dan steek ik een kaartje in een gleuf en toets een nummer in, waarna ik weer volop de suikeroom kan uithangen. Als ik platzak ben, krijg ik toch drank ik de kroeg, dankzij zo'n kaartje. Ik heb er stapels van. Om gratis het museum in te mogen, om boeken te lenen en om bij FC Dordrecht de punten het doel in te juichen. Een roze kaartje geeft recht op autorijden. Ik heb geen auto meer, maar ik gooi het nog maar niet weg.

Ik heb niet altijd die hele stapel kaartjes bij mij. Daar is geen beginnen aan. Zodoende loop ik regelmatig mijn korting bij de drankboer mis, kan ik naar mijn airmiles fluiten en sta ik soms op het station zonder het kaartje waarmee ik moet 'inchecken' (waarom noemen we dat niet gewoon aanmelden?). Als ik zo'n kaartje voor een paal houdt, doet die paal 'plop,' waarna ik de trein in mag. Vergeet ik een keer te ploppen en komt er controle, dan kan ik een boete krijgen. Als de conducteur een meneer is, lukt het meestal wel mij er uit te kletsen. Bij een conductrice lukt dat vrijwel nooit. Tegen een strenge dame in uniform kan ik niet op.

Vrouwen en meisjes in uniform, daar weet ik soms geen raad mee. Vrouwelijke militairen en agenten roepen een gevoel van diepe treurigheid op. Ik vind ze meelijwekkend. De associatie met geweld, moord en doodslag is mij te sterk. Dordtse vrouwelijke parkeerwachters en toezichthouders kan ik niet serieus nemen, wat komt door de aard van de functie (geen vlees en geen vis), maar vooral door het achterlijke dophoedje dat ze dragen. Stewardessen, die kunnen er soms mee door, al lijken de meeste luchtvaartmaatschappijen vooral uit te zijn op een imago van kuise tuttigheid. Als het toch moet, mag het van mij wel iets prikkelender, maar er komt natuurlijk allerlei volk in je vliegtuig, dus ook de zeikende soort die al een hartverzakking krijgt bij de gedachte aan een aardig decolleté dat tijdens de vlucht je schrale broodje aanreikt of je glaasje sap.

Heel lang geleden had ik een meisje in Engeland. Zij moest in een uniform naar de middelbare school. Het was omstreeks 1900 ontworpen. Zodra de school uitging doken de meisjes achter een muur langs het schoolplein, waarna ze weer tevoorschijn kwamen als normale mensen. Dat gedrag zag ik op mijn school later weleens bij leerlingen van buitenlandse afkomst, maar dan andersom. Die moesten soms in uniform (soeprok en hoofddoek) naar school, omdat hun vader vreesde dat er anders in een café in het dorp van herkomst, ergens vierduizend kilometer ver weg op een berg, schande van zou worden gesproken. Ze kwamen dan wat vroeger, doken het toilet in en verschenen daarop getransformeerd van boerenschreufjes uit het diepst van Anatolië in vlotte, sexy stadsmeiden.

Je bent in Nederland verplicht je ID (of een ander kaartje waaruit blijkt dat je niet je broer of je zus bent) bij je te dragen. Een idee dat stamt uit de bezettingstijd. Vaak laat ik het thuis. Een Dordtse agent die mij niet kent is een beginneling of een suffe lul die het nooit tot brigadier zal brengen. Als ik op reis ben, draag ik het altijd op een vaste plaats. Gisteren bevond ik mij op de luchthaven van Thessaloniki. Ik was net de controle gepasseerd, met alle gedoe van dien. Je half uitkleden, je zakken leeg maken, je door een uniform laten betasten (jammer, weer die vent in plaats van dat strenge meisje) en even triomferen als ze de usb-stick om je nek weer niet hebben ontdekt. Tevreden nipte ik van mijn koffie. Uit gewoonte voelde ik even op de plek waar ik mijn ID draag. Niets! Ineens was ik in blinde paniek. ID weg! Wat nu? Even schoten strenge verhoren, gemiste vliegtuigen en een geldhongerig Nederlands consulaat voorbij. Als een bezetene ging ik door mijn zakken. Hier niets, daar niets... Tenslotte keek ik in mijn reispapieren. Daar bleek het tussen geraakt. Gelukkig was de vlucht vertraagd, zodat mijn bloeddruk weer min of meer normaal was toen wij het luchtruim kozen, waarna een stewardess in een kuis pakje mij glimlachend een glaasje wijn bracht.

©Kees Klok


Geen opmerkingen: