Ik haat de
donkere dagen voor kerst en niet alleen omdat het de dagen waren
waarin Stella's ziekte meedogenloos toesloeg, waardoor zij op een
tweede kerstdag overleed. De reden waarom ik kerst niet meer met een
hoofdletter schrijf. Ik haat die dagen ook omdat de late zonsopgang,
de vroege zonsondergang en de grauwe schemering daartussen het
seizoen van de dood zo nadrukkelijk aankondigen, dat het menigeen te
veel wordt. Zo iemand verhangt zich, springt van een brug of voor een
trein. Laatst deed ik op een avond drie uur over de rit van Haarlem
naar Dordrecht 'omdat we weer een springer hebben,' aldus een
conducteur. Op Facebook wordt veel geklaagd over 'springers.' Ik
vraag mij ook weleens af waarom die trein en niet een pot pillen of
een haak en een touw, maar iemand die zo in geestelijke nood zit, kan
zo'n rationele afweging niet meer maken, denk ik. Op het diepst van
de donkere dagen is het kerst. Het feest van de gevulde kalkoen en
sloten drank. Alle glasbakken in de buurt mudvol. Zijn we daarvan
bijgekomen dan breekt de vuurwerkpsychose uit. Miljoenen in rook
opgegaan en ik weet niet hoeveel schade door oogletsel,
gehoorbeschadigingen, branden en vandalisme.
Na oud en
nieuw keert de somberheid terug. De eerste twee weken van januari zou
ik willen overslaan. Ze zijn vaak even bedrukkend als de dagen voor
kerst. Ja, ik weet het, heel af en toe schijnt begin januari weleens
de zon. Dan ligt er sneeuw en is het glad op straat omdat veel
Nederlanders te beroerd zijn om hun stoep schoon te maken. Het is
aangenaam druk bij de spoedeisende hulp en de media doen nerveus over
een elfstedentocht. Meestal is het echter grauw en waterkoud. Ook na
de kerst noodt het sommige mensen weleens tot uit het leven stappen.
Ik denk aan een oud-leerlinge die dat deed, op de januaridag waarop
ik straks naar Griekenland reis. Het land waar het echt crisis is,
waar ze het zich niet kunnen veroorloven om zeventig miljoen over de
balk te gooien aan ellendeherrie en waar het aantal zelfmoorden van
een paar honderd per jaar is gestegen tot meer dan drieduizend. Als
er even weinig zonlicht zou zijn als in Nederland, waren het er vast
nog meer.
Ik loop over
de Reeweg, langs de roomse begraafplaats. Daar ligt ook een
oud-leerlinge. Zij werd, jaren geleden alweer, op het metrostation
Zuidplein doodgestoken door een gek. Zomaar, zonder enige aanleiding.
Ik zie haar nog voor mij in de klas, een sprankelend kind van
zeventien met toekomstdromen. Thuis bel ik mijn nichtje in Athene.
Zij heeft nog werk en maakt op haar vrije zaterdag een wandeling door
het zonnige Pankrati, maar haar stem klinkt bezorgd. Ze vraagt zich
af hoe lang het zwaard van Damocles boven het land blijft hangen. Ik
heb geen antwoord, maar zeg haar dat van Stella's werkkamer, sinds
haar overlijden onaangeroerd en ongebruikt, eenvoudig een slaapkamer
gemaakt kan worden. De tijd zal leren of het nodig is of niet.
Voorlopig hoop ik op een beetje zon, desnoods met sneeuw als onwelkom
bijverschijnsel.
©Kees
Klok
Geen opmerkingen:
Een reactie posten