vrijdag, november 21, 2014

Brieven aan Stella




Lieve Stella,

Voor de feestdagen maakte je altijd Grieks gebak: kourabiédes, skaltzounákia, bourekákia, tsouréki of baklavá. Het meeste was mij te zoet, maar dan hield je er een paar apart zonder poedersuiker of met een minimum aan honing. Ik genoot van de geuren in huis en van het plezier waarmee je aan het bakken was. Om de twee weken bakte je een paar broden. Ook dat rook heerlijk. Het brood van de bakker vonden we te watterig, het fabrieksbrood van de supermarkt gebruikten we alleen in de winter, als vogelvoer. Toen je ziek werd nam ik het broodbakken van je over. Ik doe het nog steeds. In Griekenland heb ik een maand lang brood gehaald bij O Kokkinos Fournos, omdat ik te lui was het zelf te maken, maar weer in Dordt heb ik onmiddellijk de nieuwe oven ingewijd. Nu geurt het weer in huis. Het is nog wat vroeg voor de feestdagen, maar ik ben zoetigheid aan het maken voor de familiedag, aanstaande zondag bij Karin en Hugo in Utrecht. Ik had eerst gedacht aan iets Grieks, maar dat is mij toch te ingewikkeld. Ik ontdekte in de kast een kookboek met bakrecepten. Geen idee dat we dat hadden en evenmin een idee hoe we eraan zijn gekomen. Heb jij het ooit gekocht? Of ik zelf? Hebben we het misschien cadeau gehad van iemand?

Hoe dan ook, ik vond er een recept in voor gemberkoekjes. Ik ben nogal een liefhebber van gember. Ik heb na het ontbijt eerst het deeg gemaakt en terwijl dat in de koelkast rustte, ben ik in bad gaan liggen. Een lavendelbad. Daar had ik zin in. Zonder jou was dat bad er waarschijnlijk nooit gekomen en had ik nog onder die redelijk primitieve douche in het washok gestaan. Jij kwam op het idee om van mijn donkere kamer (die ik niet meer gebruikte, waardoor hij was gedegradeerd tot rommelhok) een badkamer met ligbad te maken. Jij zat nog in Düsseldorf, waar je zo'n bad had. We genoten daar zeer van. Van jou heb ik ook de gewoonte overgenomen om badolie te gebruiken. Ik herinner mij nog de verbouwing. Vooral de rommel. In de weekeinden waren we in Düsseldorf, maar door de week moest ik in Dordt zijn. Soms moest ik over de zakken cement springen om mijn bed te bereiken. Jaren later kwam er nog stof uit de boeken, ondanks dat alles was afgedekt. De laatste lading koekjes staat inmiddels in de oven. Er is een afternoon tea, zondag, waaraan iedereen iets bijdraagt. Ik had natuurlijk langs de bakker kunnen gaan, maar dit is wel zo leuk.

Wat minder leuk is, is het besluit van de Dordtse gemeenteraad om geen stadsdichter meer te benoemen. Nu hebben we zelf al uitgemaakt dat Peter M. van der Linden onze nieuwe stadsdichter is en misschien moeten we maar een stichting oprichten om hem een steuntje in de rug te geven. Lekker los van de gemeente. Die mag dan om een gedicht vragen, als ze daaraan behoefte voelt, ze mag het ook laten. Ik heb die functie gelukkig nooit geambieerd. Ik begon mij zelfs te ergeren aan het voortdurend zeuren van sommige mensen, journalist Hans Berrevoets voorop, dat ik stadsdichter moest worden. Ongetwijfeld goed bedoeld, maar ik werk niet graag in opdracht. Jan Eijk en Marieke van Leeuwen hebben het prima gedaan, wat de stad veel publicitaire goodwill heeft opgeleverd, maar die valt moeilijk in geld uit te drukken. Nu is Dordt in cultuurland flink voor aap gezet, maar ik heb niet de indruk dat veel Dordtenaren daar wakker van zullen liggen. En we hebben dus Peter om het vaandel hoog te houden, of de bittere pil te verzachten, zo je wil.

Ik waardeer het overigens wel van Groen Links dat het heeft geprobeerd het stadsdichterschap-oude-stijl te redden. Oud-leerling Ahmet Karapinar heeft zelfs nog een gedicht van mij voorgelezen in de raad, om oud-klasgenoot Piet Sleeking, de wethouder van cultuur, over de streep te trekken. Ik vond dat wel leuk, maar het mocht niet baten. Ach, het past allemaal naadloos in de Dordtse traditie die bepaalt dat literatuur de Assepoester van de kunsten is. Dat de letteren er in feite weinig toe doen. Het is een mentaliteit. Henk Verweerd vertelde mij dat de cahiers van het Buddingh' Genootschap, die hij een tijdje heeft uitgegeven, juist in Dordrecht niet of nauwelijks werden verkocht. Dat belooft weinig goeds voor de Buddingh'-biografie die in het voorjaar zal verschijnen. Daar heeft de gemeente wel geld voor beschikbaar gesteld, wat valt te waarderen. Misschien wel als goedmaker voor dat miezerige parkeerpleintje dat naar C. Buddingh' is vernoemd.

Ik heb ook weer gedoe met de Griekse fiscus, of liever, de Griekse fiscus met mij. Ik kreeg een brief van de Nederlandse belastingdienst, dat ik geen reductie krijg wegens het in Griekenland betaalde, omdat Nederland als enige belasting mag heffen over het nabestaandenpensioentje. Ik heb het belastingverdrag eens goed bestudeerd. Er is maar één conclusie: de Nederlandse inspecteur heeft gelijk. Ik heb nu de accountant in Thessaloniki opdracht gegeven om het bedrag dat ik in juli heb moeten betalen terug te vorderen. Ik vraag mij trouwens af waarom die man zelf niet wist dat de Griekse fiscus geen enkel recht op mijn centen heeft. Ik ben toch niet zijn enige buitenlandse klant? Nu ja, misschien wel de enige Nederlander. Hoe dan ook, ik haat dat gedoe om geld, maar ik wil wel mijn recht. Als ik dat niet krijg, span ik een rechtszaak aan en je begrijpt dat er in het vervolg geen cent meer aan de Griekse staat wordt betaald.

Afgelopen weekeinde was ik voor het eerst van mijn leven in Groede, in Zeeuws-Vlaanderen. Een mooi plaatsje. Een plein en een straat of vier vijf, waarin allerlei kunstzinnige en aanverwante zaken. Een soort Bergen in het klein. Ik was er met Henk Verweerd en zijn vrouw, alsmede kunstbroeder Jan van der Geer, voor de presentatie van de debuutbundel (Bots) van Dinie Sophie Finkelman, in de Bordeauxreeks. We logeerden in herberg De Natte Pij, een bijzonder etablissement, want het is ook een museum. Ontbijten met een fraai beeldje op tafel, dat heeft wel iets. De inrichting van de kamer was een kruising tussen kunst en nostalgie. Er stond een keurige tafel om aan te schrijven, wat niet overal het geval is. Jij zou het er beslist naar je zin hebben gehad, ook vanwege de mooie, brandschone badkamer.

De koekjes moeten uit de oven. Ze ruiken goed, maar niet zo heerlijk als jouw skaltzounákia!

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 14 november 2014

Foto: auteur


Geen opmerkingen: