Lieve
Stella,
Voor
de feestdagen maakte je altijd Grieks gebak: kourabiédes,
skaltzounákia, bourekákia,
tsouréki
of baklavá.
Het meeste was mij te zoet, maar dan hield je er een paar apart
zonder poedersuiker of met een minimum aan honing. Ik genoot van de
geuren in huis en van het plezier waarmee je aan het bakken was. Om
de twee weken bakte je een paar broden. Ook dat rook heerlijk. Het
brood van de bakker vonden we te watterig, het fabrieksbrood van de
supermarkt gebruikten we alleen in de winter, als vogelvoer. Toen je
ziek werd nam ik het broodbakken van je over. Ik doe het nog steeds.
In Griekenland heb ik een maand lang brood gehaald bij O Kokkinos
Fournos, omdat ik te lui was het zelf te maken, maar weer in Dordt
heb ik onmiddellijk de nieuwe oven ingewijd. Nu geurt het weer in
huis. Het is nog wat vroeg voor de feestdagen, maar ik ben zoetigheid
aan het maken voor de familiedag, aanstaande zondag bij Karin en Hugo
in Utrecht. Ik had eerst gedacht aan iets Grieks, maar dat is mij
toch te ingewikkeld. Ik ontdekte in de kast een kookboek met
bakrecepten. Geen idee dat we dat hadden en evenmin een idee hoe we
eraan zijn gekomen. Heb jij het ooit gekocht? Of ik zelf? Hebben we
het misschien cadeau gehad van iemand?
Hoe
dan ook, ik vond er een recept in voor gemberkoekjes. Ik ben nogal
een liefhebber van gember. Ik heb na het ontbijt eerst het deeg
gemaakt en terwijl dat in de koelkast rustte, ben ik in bad gaan
liggen. Een lavendelbad. Daar had ik zin in. Zonder jou was dat bad
er waarschijnlijk nooit gekomen en had ik nog onder die redelijk
primitieve douche in het washok gestaan. Jij kwam op het idee om van
mijn donkere kamer (die ik niet meer gebruikte, waardoor hij was
gedegradeerd tot rommelhok) een badkamer met ligbad te maken. Jij zat
nog in Düsseldorf,
waar je zo'n bad had. We genoten daar zeer van. Van jou heb ik ook de
gewoonte overgenomen om badolie te gebruiken. Ik herinner mij nog de
verbouwing. Vooral de rommel. In de weekeinden waren we in
Düsseldorf,
maar door de week moest ik in Dordt zijn. Soms moest ik over de
zakken cement springen om mijn bed te bereiken. Jaren later kwam er
nog stof uit de boeken, ondanks dat alles was afgedekt. De laatste
lading koekjes staat inmiddels in de oven. Er is een afternoon tea,
zondag, waaraan iedereen iets bijdraagt. Ik had natuurlijk langs de
bakker kunnen gaan, maar dit is wel zo leuk.
Wat
minder leuk is, is het besluit van de Dordtse gemeenteraad om geen
stadsdichter meer te benoemen. Nu hebben we zelf al uitgemaakt dat
Peter M. van der Linden onze nieuwe stadsdichter is en misschien
moeten we maar een stichting oprichten om hem een steuntje in de rug
te geven. Lekker los van de gemeente. Die mag dan om een gedicht
vragen, als ze daaraan behoefte voelt, ze mag het ook laten. Ik heb
die functie gelukkig nooit geambieerd. Ik begon mij zelfs te ergeren
aan het voortdurend zeuren van sommige mensen, journalist Hans
Berrevoets voorop, dat ik stadsdichter moest worden. Ongetwijfeld
goed bedoeld, maar ik werk niet graag in opdracht. Jan Eijk en
Marieke van Leeuwen hebben het prima gedaan, wat de stad veel
publicitaire goodwill heeft opgeleverd, maar die valt moeilijk in
geld uit te drukken. Nu is Dordt in cultuurland flink voor aap gezet,
maar ik heb niet de indruk dat veel Dordtenaren daar wakker van
zullen liggen. En we hebben dus Peter om het vaandel hoog te houden,
of de bittere pil te verzachten, zo je wil.
Ik
waardeer het overigens wel van Groen Links dat het heeft geprobeerd
het stadsdichterschap-oude-stijl te redden. Oud-leerling Ahmet
Karapinar heeft zelfs nog een gedicht van mij voorgelezen in de raad,
om oud-klasgenoot Piet Sleeking, de wethouder van cultuur, over de
streep te trekken. Ik vond dat wel leuk, maar het mocht niet baten.
Ach, het past allemaal naadloos in de Dordtse traditie die bepaalt
dat literatuur de Assepoester van de kunsten is. Dat de letteren er
in feite weinig toe doen. Het is een mentaliteit. Henk Verweerd
vertelde mij dat de cahiers van het Buddingh' Genootschap, die hij
een tijdje heeft uitgegeven, juist in Dordrecht niet of nauwelijks
werden verkocht. Dat belooft weinig goeds voor de Buddingh'-biografie
die in het voorjaar zal verschijnen. Daar heeft de gemeente wel geld
voor beschikbaar gesteld, wat valt te waarderen. Misschien wel als
goedmaker voor dat miezerige parkeerpleintje dat naar C. Buddingh' is
vernoemd.
Ik
heb ook weer gedoe met de Griekse fiscus, of liever, de Griekse
fiscus met mij. Ik kreeg een brief van de Nederlandse
belastingdienst, dat ik geen reductie krijg wegens het in Griekenland
betaalde, omdat Nederland als enige belasting mag heffen over het
nabestaandenpensioentje. Ik heb het belastingverdrag eens goed
bestudeerd. Er is maar één
conclusie: de Nederlandse inspecteur heeft gelijk. Ik heb nu de
accountant in Thessaloniki opdracht gegeven om het bedrag dat ik in
juli heb moeten betalen terug te vorderen. Ik vraag mij trouwens af
waarom die man zelf niet wist dat de Griekse fiscus geen enkel recht
op mijn centen heeft. Ik ben toch niet zijn enige buitenlandse klant?
Nu ja, misschien wel de enige Nederlander. Hoe dan ook, ik haat dat
gedoe om geld, maar ik wil wel mijn recht. Als ik dat niet krijg,
span ik een rechtszaak aan en je begrijpt dat er in het vervolg geen
cent meer aan de Griekse staat wordt betaald.
Afgelopen
weekeinde was ik voor het eerst van mijn leven in Groede, in
Zeeuws-Vlaanderen. Een mooi plaatsje. Een plein en een straat of vier
vijf, waarin allerlei kunstzinnige en aanverwante zaken. Een soort
Bergen in het klein. Ik was er met Henk Verweerd en zijn vrouw,
alsmede kunstbroeder Jan van der Geer, voor de presentatie van de
debuutbundel (Bots)
van Dinie Sophie Finkelman, in de Bordeauxreeks. We logeerden in
herberg De Natte Pij, een bijzonder etablissement, want het is ook
een museum. Ontbijten met een fraai beeldje op tafel, dat heeft wel
iets. De inrichting van de kamer was een kruising tussen kunst en
nostalgie. Er stond een keurige tafel om aan te schrijven, wat niet
overal het geval is. Jij zou het er beslist naar je zin hebben gehad,
ook vanwege de mooie, brandschone badkamer.
De
koekjes moeten uit de oven. Ze ruiken goed, maar niet zo heerlijk als
jouw skaltzounákia!
In
gedachten, altijd,
Kees
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten