'Heeft
u koffie, thee of chocolade genomen?' vraagt de jongeman die een
soort kraantje in mijn arm monteert. Ik stel hem gerust. Ik heb mij
braaf aan de regels uit de folder gehouden en zelfs de drank een
etmaal laten staan, terwijl ik toch met het leukste meisje sinds
jaren op kroegentocht was. 'Hoe ouder, hoe gekker,' zou mijn moeder
zeggen, al sloeg dat meestal op de medebewoners van het
verzorgingshuis, door haar licht misprijzend 'die oude mensen'
genoemd.
Hier
lijkt de jeugd aan de macht. Twee meisjes zetten mij op een
hometrainer en plakken zuignappen op mijn stoer ontblote bovenlijf.
Ik herken er eentje als oud-leerling. Als ik ergens op dit eiland ben
zonder een oud-leerling tegen te komen, ben ik er waarschijnlijk
alleen in gedachten geweest. Ik maak een virtueel fietstochtje,
waarbij ze steeds bezorgd vragen of het nog gaat. Het gaat,
moeiteloos zelfs. Ik vraag mij af wat ik in deze vreemde Efteling kom
doen. Ik heb pas nog zeventig kilometer door de Achterhoek gefietst,
waarvan het grootste deel met tegenwind.
Even
later lig ik in een soort autopletmachine, die gromt, knarst, zoemt
en piept. Door het kraantje is iets radio-actiefs gegaan. Er zijn
mensen die denken dat je dan licht geeft, maar ik denk vooral aan een
verhaal van Poe, waarin een man wordt geplet door een langzaam
neerkomend plafond. Net op tijd word ik gered. Ik krijg te horen hoe
laat de volgende attractie begint en dat ik weer alles drinken mag.
Er is een bar waar koffie wordt geschonken. Daar blijkt de jeugd het
ruimschoots af te leggen tegen grijs, kaal, gebogen en gebrekkig. Ik
verschuil mij achter een krant en denk aan mijn moeder.
Foto:
auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten