Warnaar
gaat langs met een vage keelklacht. Zijn huisarts vindt dat hij moet
afspreken met een cardioloog. Onzin, denkt hij. Hij komt meer om te
worden gerustgesteld dan dat hij hinder heeft. Al die verhalen aan de
borreltafel. Kanker zus, kanker zo. Ze jagen je met morbide genoegen
voortdurend de stuipen op het lijf.
Als
kind hoorde hij over de courante oorlogen: Korea, Laos (dat hij nog
altijd associeert met de Vlakte der Kruiken), later Vietnam. Hij
heeft daar nog eens tegen gedemonstreerd. Als de waan van de dag weer
eens uitgebreid door de ooms en tantes tijdens een verjaardag was
besproken, droomde hij 's nachts dat het oorlog was en dat hij steeds
weer de dans ontsprong. Zij wel, hij niet. Hij is een geboren
geluksvogel, al weet je het maar nooit.
De
cardioloog, een ventje in zijn ogen, komt met een onduidelijk
verhaal. Hij heeft iets gezien, een kleinigheid. 'Maakt u zich geen
zorgen, meneer Warnaar, maar ik heb liever toch nog een
inspanningstest.' Hij wil het niet beter weten dan de jongen die
ervoor heeft doorgeleerd. Op de hometrainer moeten ze hem voortdurend
afremmen. In het weekeinde fietst hij een slordige zeventig kilometer
en en-passant hoost hij met een emmer zijn vol geregende kelder leeg.
De nacht voor de uitslag komen de oude dromen terug.
Foto:
auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten