Ik
loop over de Noordendijk. Ooit het vervallen gebit van de stad. Van
belang als waterkering, maar wat er aan huizen stond was tot voor een
jaar of tien grotendeels tot krot vervallen, eind negentiende-eeuwse
crisisbouw. De wind sloeg je uit de gaten in de bebouwing om de oren.
Er overheen fietsen was een twijfelachtig genoegen. Peerke, mijn
studiemaat, woonde er, boven een poort naar een hofje. Daar huisden
Turkse families vanwege de goedkope huur. Daardoor konden ze iedere
zomer in een vierdehands Mercedes hun succesverhaal gaan vertellen in
het dorp van herkomst. Aardige, gastvrije mensen, die ons regelmatig
van baklava of ander zoet voorzagen.
Vele,
lange avonden brachten we er studerend door. Het mocht niet baten.
Peerke is al twintig jaar dood. In een vreemde stad begraven nadat
hij van het eiland vertrok wegens een dramatisch afgelopen
liefdesaffaire. Hij had aanleg voor het toneel, maar is uiteindelijk
op een kantoor geëindigd. Als boekhouder. Ik bedenk waar het krot zo
ongeveer moet hebben gestaan. Geen gebouw, behalve de oude molen, een
verdwaalde reus, en het belendende café,
herinnert aan toen. Ik loop tussen twee strakke gevelwanden, die een
weg en twee fietspaden omsluiten. Mooier is het er niet op geworden,
maar het verval is voorlopig gestuit.
Ik herinner mij een winteravond, het liep tegen Oud & Nieuw. We zaten met vrienden bij Peerke om de krat. We luisterden naar Van Morrison, Bob Dylan, John Mayall. Iemand had een doos illegaal vuurwerk gekocht. Iemand anders zette de Doors op. Het werd middernacht. We schoven een raam omhoog en smeten lukraak wat donderslagen over de dijk. Lachend doofden we daarna de lichten. De muziek zweeg. Even later reed een busje met nietsvermoedende agenten voorbij.
Ik herinner mij een winteravond, het liep tegen Oud & Nieuw. We zaten met vrienden bij Peerke om de krat. We luisterden naar Van Morrison, Bob Dylan, John Mayall. Iemand had een doos illegaal vuurwerk gekocht. Iemand anders zette de Doors op. Het werd middernacht. We schoven een raam omhoog en smeten lukraak wat donderslagen over de dijk. Lachend doofden we daarna de lichten. De muziek zweeg. Even later reed een busje met nietsvermoedende agenten voorbij.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten