Lieve
Stella,
De
krant schrijft dat het gistermorgen wildwest was in onze anders zo
rustige straat. Het schijnt dat de politie waarschuwingsschoten heeft
gelost om twee verdachte types in te rekenen, die ergens een ruit
hadden vernield en luidruchtig ruzie maakten. Om zeven uur. Ik was al
op (ik sta meestal om half zeven op, zeker in de zomer, als het al
lekker licht is), maar ik heb niets gehoord. Misschien wordt het weer
eens tijd voor een gehoortest. Die heb ik twee jaar geleden gehad,
maar toen werd gezegd dat er voor mijn beschadigde gehoor 'nog geen
apparaat is dat een oplossing kan bieden,' en dat ik over een paar
jaar maar terug moest komen. Aan de milde fluittoon, die al jaren de
achtergrondmuziek vormt van mijn doen en laten, kan helemaal niets
worden gedaan. Er is goed mee te leven, maar hij moet niet harder
worden. Ik ken mensen die het veel erger hebben dan ik en daarmee zou
ik niet willen ruilen. Ik ben daarom maar een beetje voorzichtig.
Oordopjes mee als ik naar een festival ga.
Dat
gefluit heb ik te danken aan de Griekse feestavonden waar ik met jou
naartoe moest toen je in Düsseldorf
werkte. Je ging daar heen uit hoofde van je functie bij het
consulaat. Als een soort Beatrix met mij er achter als een Claus. Als
autoriteit moest je altijd op de voorste rij. Ik dus ook, vlakbij de
luidsprekers, maar voor die mensen was muziek alleen maar de moeite
waard als ze loei en loeihard was. Te laat bedacht ik dat ik
oordoppen in had kunnen doen. Ik denk dat ik te veel gefixeerd was op
de gratis drank en hapjes en op al die soepel dansende, Griekse
meisjes. Dat jouw gehoor het wel heeft uitgehouden, beschouw ik nog
altijd als een wonder.
Wat
brengt twee knulletjes van net in de twintig er trouwens toe om 's
morgens in alle vroegte op straat keihard met elkaar ruzie te maken?
Ik heb het niet gehoord en dus ook niet gezien, maar ik stel me twee
van die doorgesnoven types voor, met petjes en zo'n capuchon erover,
ook als de kraaien door de hitte van het dak tuimelen. Types waarvan
je de sneuheid niet alleen op tientallen meters afstand ziet, maar
ook ruikt. Ik moest, toen ik het las, ook even denken aan de twee
agenten die mijn hart weer op gang kregen met zo'n elektrisch
apparaat en waaraan ik dus wel wat te danken heb. Ik heb ze, toen ik
weer enigszins was opgeknapt, op de koffie genodigd. Een boomlange
jongeman en een jongedame. Een heel charmante jongedame, maar het
gaat op mijn licht gevorderde leeftijd niet aan ter zake meisjes die
mijn dochter hadden kunnen zijn zekere verlangens te koesteren. Voor
je het weet ben je een vieze, ouwe man en tuimelen de heksen van de
anti-seksismebrigade op het internet over je heen.
Onwetend
van het wildwest haalde ik Trouw uit de buitenbus. Ik zag verderop
een politiewagen. Twee agenten stonden te praten met een jongen die
iets in een notitieboekje schreef, maar ik ben niet het type dat
direct ergens op afstuift met de vraag of er iets is gebeurd. Ik ren
ook nooit sensatiebelust naar de plek van een ongeluk en dat is maar
goed ook, want mijn EHBO-diploma is sinds 1975 verlopen. Ik zou daar
eens iets aan moeten doen. Onwetend ben ik ook mijn dagelijkse
wandeling gaan maken, waarbij ik weer heel verliefd naar al die mooie
zeiljachten in de Nieuwe Haven heb gekeken. Tot er een sms-je van
buurvrouw Elvira kwam met de vraag wat er allemaal aan de hand was.
Toen heb ik maar even op het internet gekeken en begreep ik dat die
jongen bij de agenten niet de bezorger van de buurtsuper was. Hij
heeft het vanmorgen keurig uitgelegd in de lokale courant, die ik
daarvoor wel speciaal moest kopen, want in Trouw lees je zelden iets
over Dordrecht. Alsof ze daar niet weten dat hier de navel van de
wereld ligt. De rest van de krant heb ik weggegooid, want daarin ging
het uitsluitend en alleen over sport.
In
Rio de Janeiro woeden de Olympische Spelen. Ik heb niets tegen de
Spelen, maar dat het op de radio drie en twintig uur per dag over
sport gaat, begint een bezoeking te worden. Niet zozeer de
verslaggeving over de gebeurtenissen zelf, maar het meestal
wezenloze, onbenullige gekwebbel er omheen. Waar ik me vooral aan
erger, is het almaar toenemende chauvinisme. Een akelig sentiment,
dat onzedelijke vormen begint aan te nemen. Natuurlijk is het
geweldig als een turnster goud haalt, om maar wat te noemen, en als
ze Nederlandse is kun je haar ook nog verstaan, maar die prestatie is
natuurlijk net zo indrukwekkend als het lieve kind toevallig in
Turkije, Oeganda, Togo, Canada of willekeurig welk ander land zou
zijn geboren. Alsof Nederlander zijn een verdienste is. 'We hebben
er een medaille bij,' roept de radio. 'We?' denk ik dan. De laatste
medaille die ik haalde was in 1963, bij de Avondvierdaagse. Ik ben
daar natuurlijk wel heel trots op.
Het
is weer een week waarin ik de 'calvinistische Bourgondiër' uithang. Op het Statenplein wordt een Pasar Malam gehouden, waar ik
vanavond in goed gezelschap ga eten. Gisteren was ik er ook. Het was
erg druk, daarom voelde ik mij bezwaard in zo'n eettentje in mijn
eentje een tafel bezet te houden en aanschuiven bij onbekenden zal ik
niet snel doen. Ik ben na wat rondkijken daarom braaf naar huis
gegaan. Zaterdag heb ik wel Indisch gegeten, in restaurant Mulia, met
Gerard en Thijs. Vrijdag was ik met de jongedame die nu en dan mijn
bestaan opluistert, bij Costa d' Oro, de dag ervoor met zus en zwager
bij Knollen & Citroenen en woensdag, ook met de jongedame, bij De
Grote Griek. Ik vraag me af of ik de kookkunst nog machtig ben, want
na de Pasar Malam ben ik op weg naar huis even langs de afhaal-Thai
gelopen. Het is allemaal niet volgens de regels van soberheid en
spaarzaamheid en ik weet niet of jij het goedkeurt, maar ik beloof je
dat ik morgen thuis eenvoudig een visje zal stoven en dat met
gebakken rijst zal nuttigen.
Het
is overigens een zegen dat we ooit 'Ons Indië' bezaten. Al die mooie
mensen die we eraan hebben overgehouden, de fijne muziek, het lekkere
eten en dat schuldgevoel. Vooral dat schuldgevoel. Ik word namelijk
geacht mij diep in het stof te wentelen omdat onze voorvaderen, wie
dat ook mogen zijn, zich bezighielden met slavenhandel. Nu zal ik de
laatste zijn die zulke praktijken toejuicht, maar ik ben niet van het
straffen tot in het zevende geslacht. Zo diep zit het calvinisme er
bij mij niet in. Dat er in onze samenleving volop op allerlei slinkse
en achterbakse manieren wordt gediscrimineerd, nu, daar kan zelfs jij
met je buitenlandse naam van meepraten, maar dat is geen erfenis van
de slaventijd. Voor zover ik kan nagaan hebben ik noch mijn vader,
mijn grootvaders en hun vaders zich ooit met slavenhandel
beziggehouden, dus waarom ik iemand excuses moet aanbieden, is mij
een raadsel en over welke slavenhandel de excuuseisers het hebben,
vraag ik mij ook af. Over die in zeelieden uit onze streken, die buit
gemaakt werden door Berberse piraten in de vijftiende tot en met een
deel van de negentiende eeuw? Op 27 augustus 1816 bombardeerde een
Brits-Nederlandse vloot Algiers, om een einde te maken aan die
kwalijke praktijken. Het was een succes, maar slechts van korte duur.
Moet ik nou van de Berbers excuses gaan eisen? Wat slavernij betreft
heeft de hele wereld boter op het hoofd, niet in het minst de
Afrikaanse vorsten die hun buitgemaakte buurvolken op lucratieve
wijze naar Amerika verhandelden, om van de huidige toestanden in
Quatar, bij de bouw van stadions voor het WK-voetbal, maar even te
zwijgen.
Het
is een van de weinige dagen dat de zon volop schijnt. Ik trek mijn
sarong aan en ga naar de Pasar Malam. Ik herinner mij een dag in Amerika, toen we gingen toeren langs de Mississippi. Jij
had een sarong geleend van Gomathy, onze vriendin uit Bombay, als dat
in India tenminste ook een sarong heet. Hij stond je heel mooi. Ik
zou willen dat je met me mee kon en dat je hem nog eens droeg, maar
ja, ik wil zo veel, alleen geen excuses aanbieden.
In
gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht,
16 augustus 2016