dinsdag, augustus 30, 2016

Rotvogels




Na een weekeinde op de Veluwe lift ik mee naar Dordrecht. Treinreizen gaat uitstekend in Nederland, maar je moet niet naar een plek willen zonder station. Het was mooi in de Biblebelt en rustig. Vooral op zondag. De mensen zijn er ogenschijnlijk vriendelijk en lijken allerminst gebukt te gaan onder de wildzwijnenplaag, die de streek teistert. We hebben geen ever gezien, al zaten we midden in het bos. Het wildste dier dat ons te na kwam was een roodborstje, dat allerminst schuw bleek. 'Rotvogels,' zei iemand, 'die proberen elkaar dood te pikken.'

Bij Utrecht blijkt de A27 wegens werkzaamheden afgesloten. We worden omgeleid via Rotterdam. Bij Rotterdam blijkt de A16 wegens werkzaamheden afgesloten. We worden omgeleid via Schiedam. We moeten door de Beneluxtunnel. Tijdens de rit maken de bossen plaats voor het polderlandschap van het Groene Hart. Dat wijkt weer voor de hel van Rotterdam.

In de buurt van de tunnel domineert het haven- en industrielandschap. De gruwel waar het geld wordt verdiend. Lelijker kan niet, maar hoe geef je de buiten elke proportie doorfokkende mensheid een bestaan zonder industrie? Er is vast iemand op Facebook die daarop een antwoord meent te weten. Facebook, het landschap van de beterweters. Ik kom er steeds minder. Het is een milieu dat meer op het havengebied is gaan lijken dan op de Veluwe. Ook al wemelt het van de virtuele roodborstjes. Rotvogels, die proberen elkaar dood te pikken.

Foto: auteur


vrijdag, augustus 26, 2016

Vis




Ik denk na over de dagen die ik mis. Drie dagen hebben ze mij in coma gehouden. Ik moet ergens hebben vertoefd, maar vanaf het ogenblik dat ik 'onwel' werd, op straat in elkaar zakte, weet ik niets meer. Totdat ik mijn ogen opsloeg en een rood spaarlampje zag, op het plafond van een ziekenhuiskamer. Of ik geen tunnel van licht heb gezien? vraagt iemand verwachtingsvol. Of ik geen hemelse muziek heb gehoord en of mijn leven niet in een flits voorbij is gekomen? Niets van dit alles. Er is slechts een vacuum, een zwart gat. Iets zegt mij dat ik daar beter uit de buurt kan blijven.

Claire brengt een visje van de markt. Sinds ik terug ben uit het ziekenhuis, heb ik alleen nog maar vis gegeten. 'Voor de ware visliefhebber is het iedere dag vrijdag,' zei Gerard Reve ooit. Hij is vandaag precies tien jaar geleden overleden. Hij at zijn gestoomde bokking uit een krant. Toen hij nog op de Rozengracht woonde, had hij geen toilet. Urineren deed hij in de gootsteen. Als er geen buurtcafé open was, poepte hij in een krant, die hij vervolgens in de gracht wierp. Ik verzin het niet, ik heb het van Jan Eijkelboom, die Reve eind jaren vijftig bezocht. Amsterdam, hoofdstad van Nederland. Het had zomaar een eeuw eerder kunnen zijn.

Claire vraagt of de krant bij het oudpapier moet of bij het restvuil. 'Hij is wel erg vet geworden.' Men zegt dat vette vis goed is voor het hart. Ik eet veel vette vis, maar dat heeft een hartaanval niet voorkomen. 'Het zit in de familie,' aldus de dokter. Tegen erfelijkheid is geen vis gewassen. Claire vindt dat ik mijn pijp beter niet meer kan roken. Ik vind dat we eerst maar eens moeten zien wat we met die krant doen.

Foto: auteur


zondag, augustus 21, 2016

Kamfer




Een ouder die de vraag: wie van je kinderen is de leukste? beantwoordt, moet je ten diepste wantrouwen. Niet alles wat je denkt is geschikt om hardop te zeggen of op te schrijven. Vooral simpele mensen vergeten dat weleens. Simpele mensen twijfelen zelden aan hun gelijk. Ik heb een abonnement op een kwaliteitskrant. Voor de achtergrondartikelen en de nuance. Ik ben het niet altijd eens met mijn krant, maar het is geen simpele meneer. Er valt met hem van gedachten te wisselen.

Een kennis zei me dat ze die mensen niet begreep, die geloven in de wildste complottheorieën. Mensen die serieus menen dat in de condensstrepen van vliegtuigen iets is gestopt om je geest te beïnvloeden. Zoiets. Of dat de CIA achter 9/11 zit. Ik antwoordde dat er ook mensen zijn die geloven dat iemand over water heeft gewandeld, daarna doodging en na drie dagen weer vrolijk rondhuppelde. 'Dat is iets anders,' zei ze geschrokken.

Ik was blij toen ik werd afgekeurd voor militaire dienst. Daarmee heb ik defensie een hoop narigheid bespaard. Het scheelde ook op lange termijn tijd en moeite, want ik was meteen van de Bescherming Bevolking (in de volksmond BB) af. In het leger deden ze kamfer door je eten, zodat je seksueel rustig werd. Claire grapt dat ik haar op een idee breng.


Foto: archief auteur


woensdag, augustus 17, 2016

Brief aan Stella over sneue types, chauvinisme en het koloniaal verleden




Lieve Stella,

De krant schrijft dat het gistermorgen wildwest was in onze anders zo rustige straat. Het schijnt dat de politie waarschuwingsschoten heeft gelost om twee verdachte types in te rekenen, die ergens een ruit hadden vernield en luidruchtig ruzie maakten. Om zeven uur. Ik was al op (ik sta meestal om half zeven op, zeker in de zomer, als het al lekker licht is), maar ik heb niets gehoord. Misschien wordt het weer eens tijd voor een gehoortest. Die heb ik twee jaar geleden gehad, maar toen werd gezegd dat er voor mijn beschadigde gehoor 'nog geen apparaat is dat een oplossing kan bieden,' en dat ik over een paar jaar maar terug moest komen. Aan de milde fluittoon, die al jaren de achtergrondmuziek vormt van mijn doen en laten, kan helemaal niets worden gedaan. Er is goed mee te leven, maar hij moet niet harder worden. Ik ken mensen die het veel erger hebben dan ik en daarmee zou ik niet willen ruilen. Ik ben daarom maar een beetje voorzichtig. Oordopjes mee als ik naar een festival ga.

Dat gefluit heb ik te danken aan de Griekse feestavonden waar ik met jou naartoe moest toen je in Düsseldorf werkte. Je ging daar heen uit hoofde van je functie bij het consulaat. Als een soort Beatrix met mij er achter als een Claus. Als autoriteit moest je altijd op de voorste rij. Ik dus ook, vlakbij de luidsprekers, maar voor die mensen was muziek alleen maar de moeite waard als ze loei en loeihard was. Te laat bedacht ik dat ik oordoppen in had kunnen doen. Ik denk dat ik te veel gefixeerd was op de gratis drank en hapjes en op al die soepel dansende, Griekse meisjes. Dat jouw gehoor het wel heeft uitgehouden, beschouw ik nog altijd als een wonder.

Wat brengt twee knulletjes van net in de twintig er trouwens toe om 's morgens in alle vroegte op straat keihard met elkaar ruzie te maken? Ik heb het niet gehoord en dus ook niet gezien, maar ik stel me twee van die doorgesnoven types voor, met petjes en zo'n capuchon erover, ook als de kraaien door de hitte van het dak tuimelen. Types waarvan je de sneuheid niet alleen op tientallen meters afstand ziet, maar ook ruikt. Ik moest, toen ik het las, ook even denken aan de twee agenten die mijn hart weer op gang kregen met zo'n elektrisch apparaat en waaraan ik dus wel wat te danken heb. Ik heb ze, toen ik weer enigszins was opgeknapt, op de koffie genodigd. Een boomlange jongeman en een jongedame. Een heel charmante jongedame, maar het gaat op mijn licht gevorderde leeftijd niet aan ter zake meisjes die mijn dochter hadden kunnen zijn zekere verlangens te koesteren. Voor je het weet ben je een vieze, ouwe man en tuimelen de heksen van de anti-seksismebrigade op het internet over je heen.

Onwetend van het wildwest haalde ik Trouw uit de buitenbus. Ik zag verderop een politiewagen. Twee agenten stonden te praten met een jongen die iets in een notitieboekje schreef, maar ik ben niet het type dat direct ergens op afstuift met de vraag of er iets is gebeurd. Ik ren ook nooit sensatiebelust naar de plek van een ongeluk en dat is maar goed ook, want mijn EHBO-diploma is sinds 1975 verlopen. Ik zou daar eens iets aan moeten doen. Onwetend ben ik ook mijn dagelijkse wandeling gaan maken, waarbij ik weer heel verliefd naar al die mooie zeiljachten in de Nieuwe Haven heb gekeken. Tot er een sms-je van buurvrouw Elvira kwam met de vraag wat er allemaal aan de hand was. Toen heb ik maar even op het internet gekeken en begreep ik dat die jongen bij de agenten niet de bezorger van de buurtsuper was. Hij heeft het vanmorgen keurig uitgelegd in de lokale courant, die ik daarvoor wel speciaal moest kopen, want in Trouw lees je zelden iets over Dordrecht. Alsof ze daar niet weten dat hier de navel van de wereld ligt. De rest van de krant heb ik weggegooid, want daarin ging het uitsluitend en alleen over sport.

In Rio de Janeiro woeden de Olympische Spelen. Ik heb niets tegen de Spelen, maar dat het op de radio drie en twintig uur per dag over sport gaat, begint een bezoeking te worden. Niet zozeer de verslaggeving over de gebeurtenissen zelf, maar het meestal wezenloze, onbenullige gekwebbel er omheen. Waar ik me vooral aan erger, is het almaar toenemende chauvinisme. Een akelig sentiment, dat onzedelijke vormen begint aan te nemen. Natuurlijk is het geweldig als een turnster goud haalt, om maar wat te noemen, en als ze Nederlandse is kun je haar ook nog verstaan, maar die prestatie is natuurlijk net zo indrukwekkend als het lieve kind toevallig in Turkije, Oeganda, Togo, Canada of willekeurig welk ander land zou zijn geboren. Alsof Nederlander zijn een verdienste is. 'We hebben er een medaille bij,' roept de radio. 'We?' denk ik dan. De laatste medaille die ik haalde was in 1963, bij de Avondvierdaagse. Ik ben daar natuurlijk wel heel trots op.

Het is weer een week waarin ik de 'calvinistische Bourgondiër' uithang. Op het Statenplein wordt een Pasar Malam gehouden, waar ik vanavond in goed gezelschap ga eten. Gisteren was ik er ook. Het was erg druk, daarom voelde ik mij bezwaard in zo'n eettentje in mijn eentje een tafel bezet te houden en aanschuiven bij onbekenden zal ik niet snel doen. Ik ben na wat rondkijken daarom braaf naar huis gegaan. Zaterdag heb ik wel Indisch gegeten, in restaurant Mulia, met Gerard en Thijs. Vrijdag was ik met de jongedame die nu en dan mijn bestaan opluistert, bij Costa d' Oro, de dag ervoor met zus en zwager bij Knollen & Citroenen en woensdag, ook met de jongedame, bij De Grote Griek. Ik vraag me af of ik de kookkunst nog machtig ben, want na de Pasar Malam ben ik op weg naar huis even langs de afhaal-Thai gelopen. Het is allemaal niet volgens de regels van soberheid en spaarzaamheid en ik weet niet of jij het goedkeurt, maar ik beloof je dat ik morgen thuis eenvoudig een visje zal stoven en dat met gebakken rijst zal nuttigen.

Het is overigens een zegen dat we ooit 'Ons Indië' bezaten. Al die mooie mensen die we eraan hebben overgehouden, de fijne muziek, het lekkere eten en dat schuldgevoel. Vooral dat schuldgevoel. Ik word namelijk geacht mij diep in het stof te wentelen omdat onze voorvaderen, wie dat ook mogen zijn, zich bezighielden met slavenhandel. Nu zal ik de laatste zijn die zulke praktijken toejuicht, maar ik ben niet van het straffen tot in het zevende geslacht. Zo diep zit het calvinisme er bij mij niet in. Dat er in onze samenleving volop op allerlei slinkse en achterbakse manieren wordt gediscrimineerd, nu, daar kan zelfs jij met je buitenlandse naam van meepraten, maar dat is geen erfenis van de slaventijd. Voor zover ik kan nagaan hebben ik noch mijn vader, mijn grootvaders en hun vaders zich ooit met slavenhandel beziggehouden, dus waarom ik iemand excuses moet aanbieden, is mij een raadsel en over welke slavenhandel de excuuseisers het hebben, vraag ik mij ook af. Over die in zeelieden uit onze streken, die buit gemaakt werden door Berberse piraten in de vijftiende tot en met een deel van de negentiende eeuw? Op 27 augustus 1816 bombardeerde een Brits-Nederlandse vloot Algiers, om een einde te maken aan die kwalijke praktijken. Het was een succes, maar slechts van korte duur. Moet ik nou van de Berbers excuses gaan eisen? Wat slavernij betreft heeft de hele wereld boter op het hoofd, niet in het minst de Afrikaanse vorsten die hun buitgemaakte buurvolken op lucratieve wijze naar Amerika verhandelden, om van de huidige toestanden in Quatar, bij de bouw van stadions voor het WK-voetbal, maar even te zwijgen.

Het is een van de weinige dagen dat de zon volop schijnt. Ik trek mijn sarong aan en ga naar de Pasar Malam. Ik herinner mij een dag in Amerika, toen we gingen toeren langs de Mississippi. Jij had een sarong geleend van Gomathy, onze vriendin uit Bombay, als dat in India tenminste ook een sarong heet. Hij stond je heel mooi. Ik zou willen dat je met me mee kon en dat je hem nog eens droeg, maar ja, ik wil zo veel, alleen geen excuses aanbieden.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 16 augustus 2016

Foto: auteur





zaterdag, augustus 13, 2016

Cadeautje




Hoe ik er aan kwam, herinner ik mij niet. Ik denk van een oom gekregen, die goed was in het maken van scheepsmodellen. Hoe ik het ding ben kwijtgeraakt, herinner ik mij evenmin. Waarschijnlijk weggegooid tijdens een voorjaarsschoonmaak. De dagen van de voorjaarsschoonmaak behoorden tot de ergste van het jaar. Het hele huis overhoop en nadat alles was gepoetst en opgeborgen kon je niets meer vinden, vooral oud speelgoed niet. Dat was dan ongepoetst gebleven en bij het vuil beland. Toen ik het ouderlijk huis verliet en op mezelf ging wonen, heb ik de voorjaarsschoonmaak radicaal afgeschaft, maar dit terzijde.

Een tijdlang was ik bezitter van een model van de Piet Hein, het jacht dat prinses Juliana en prins Bernhard in 1937 als huwelijksgeschenk kregen van het Nederlandse volk. Toen, nog in crisistijd, waren de hardste klagers van Europa klaarblijkelijk nog gul en goedgeefs, al geef ik toe dat ik geen onderzoek heb gedaan naar hoe men toen over dat cadeautje dacht. Het internet, met aanklevende, gefrustreerde grootsmoelen, bestond nog lang niet. Overkokende, brieven schrijvende gekken natuurlijk wel, maar krantenredacties plaatsten doorgaans niet zomaar iets. Commentaren uit die tijd zijn wel te vinden, maar ik geef graag toe aan mijn neiging tot luiheid.

Ik had een rijke fantasie en heb met mijn Piet Hein de geweldigste reizen gemaakt. Allemaal op het jongenskamertje dat met bordkarton was afgeschoten van de zolder van het krot dat we bewoonden aan de Vrieseweg. De bestemmingen waren zonder uitzondering exotisch. Donker Afrika, waar ze nog zendelingen klaarstoofden in een kookpot, een daad die mij toen al bijzonder verstandig leek. Of 'Ons Indië', waar prachtige, bruine meisjes met blote borsten over weelderig groene eilanden huppelden. Ik kan me niet herinneren dat ik de Piet Hein indertijd in het echt heb gezien. Toen koningin Juliana in 1958 Dordrecht bezocht en wij met vlaggetjes moesten zwaaien bij het stadhuis, kwam ze met de auto. Een dame op leeftijd in een oersaai, grijs mantelpak. Ze leek op mijn oma en kon vast goed spruitjes schoonmaken.

Tijdens mijn dagelijkse wandeling langs de Dordtse havens, lag hij gisteren onverwacht afgemeerd bij de Damiatebrug. Inmiddels ook op licht gevorderde leeftijd, net als ik, maar we herkenden elkaar onmiddellijk. Allebei klaar voor een reis naar het onbekende.

Foto: auteur





dinsdag, augustus 09, 2016

Meisjesbad




Op de dag dat ik zou afzwemmen voor het diploma-A, lag ik met een griepje in bed. Daarna is het er op de een of andere manier niet van gekomen. Ik kon mijn hoofd boven water houden en dat vonden mijn ouders en onderwijzers kennelijk wel voldoende. Als we met de klas, of in familieverband, gingen zwemmen, sprong ik gewoon ook in het diepe. Als ik daar rondzwom was er geen badmeester die zag dat ik ongediplomeerd was en dat kwam niet omdat ze niet goed opletten. Zodra je onderdook en door een van de gaten zwom in de loopbrug die het meisjesbad van het jongensbad scheidde, werd je ernstig teruggefloten. De meisjes mochten wel naar de jongens, maar andersom was taboe. Wij betreurden dat als jongetjes, want ook toen al waren meisjes veel leuker gezelschap dan andere jongens. De meisjes, op die leeftijd geestelijk en lichamelijk flink verder ontwikkeld dan wij, zagen ons niet staan, of in dit geval dobberen. Ze bleven meestal aan hun eigen kant. Dat ons gedrag, stoere taal, 'bommetjes' en veel ongeleid lawaai hen juist niet naar onze kant overhaalde, begrepen we nog niet. Ik ken oud-klasgenoten die dat nog steeds niet beseffen.

We mochten het meisjesbad dan wel niet in, we konden er wel in kijken. Dat deden we, toen we de lagere school waren ontgroeid, op zomerdagen vanaf het dijkje tussen het zwembad en de jachthaven aan het Wantij. Ter hoogte van de afrastering van het meisjesbad, waar overigens ook moeders zwommen, ouwe wijven van soms wel in de dertig, hadden we onze hangplek. Steeds wisselde ons groepje van samenstelling. Iemand kreeg een brommer en een meisje voor achterop en verdween. Jong grut uit de tweede of derde zocht aansluiting. Uiteindelijk reed ik ook op een brommer de dijk af, met een meisje achterop, maar dat was een derdehands Berini, geen stoere Puch met een hoog stuur, zodat het met die verkering nooit echt iets is geworden.

Ik heb er een gedicht aan overgehouden, aan dat meisjesbad, niet aan die verkering, dat om ondoorgrondelijke redenen enig succes had. Een zwemdiploma heb ik nog steeds niet. Zwemmen doe ik nog maar zelden. Water is om op te varen, niet om in te liggen, maar het is net als met fietsen: wie het eenmaal kan, leert het nooit meer af. Meisjes zijn trouwens nog steeds leuker gezelschap dan andere jongens.





woensdag, augustus 03, 2016

Brief aan Stella over de media, oud worden, dagboeken en reizen.




Lieve Stella,

Vanmorgen las ik een column in Trouw van Hasna el Maroudi over de mooie, maar vooral ook de schaduwzijden van het internet. Aanleiding waren de schokkende reacties in de sociale media op de dood van een vijftienjarige, Belgische jongen van Marokkaanse afkomst door een ongeluk met een quad. Het lijken vooral domoren en extremisten te zijn die je op Facebook en Twitter hoort. Nu valt dat op mijn Facebookpagina wel mee, omdat ik idioten en mensen met een te uitgesproken mening, die mij niet bevalt, er gewoon uitgooi. Met Twitter doe ik niet veel, behalve er af en toe iets opzetten ten behoeve van mijn eigen winkeltje in literaire curiosa. Ik hoor alweer iemand roepen dat het 'niet democratisch' is om onwelgevallige meningen te weren, maar dat zal me worst zijn. Mijn Facebookpagina is privéterrein, een soort voortuin, en gezwets dat ik thuis niet tolereer hoef ik ook daar niet aan te horen. Er blijft genoeg interessants over, al ligt voortdurend lezen van een scherm mij niet erg. Daarom heb ik tegenwoordig weer een krant. Een tijdje geleden werd mij in Utrecht een abonnement op Trouw aangepraat door een aardige werkstudente. Ik heb er geen spijt van. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik al een tijd aan zo'n abonnement liep te denken. Het was voor dat meisje geen moeilijke verovering. Bovendien was het een van de weinige, stralende dagen van deze al grotendeels mislukte zomer, waardoor ik bij voorbaat in een toegeeflijke stemming was. Ik kreeg een week later als welkom een doos wijn toegestuurd en al drink ik aanzienlijk minder dan voor die hartstilstand, een wijntje af en toe blijft welkom.

Ik begin de dag tegenwoordig dus met het lezen van Trouw, waarbij ik de pagina's over geloof en spiritualiteit meestal oversla, want er is al genoeg gezever in de wereld. Als ik hem uit heb, gaat hij naar zwager René, die dat allemaal wél interessant vindt. Een uitzondering maak ik voor verschijnselen die naar een Monty Python-achtig absurdisme neigen, zoals mensen die in kabouters geloven. Zelf geloof ik in de natuur en in hoe wreed, onrechtvaardig en ongehoord (zelf)destructief die is. Anders bestonden er geen mensen, enge beesten en nare ziekten. 'Niet tobben. Het komt toch nooit meer goed,' schrijft Gerard Reve soms onder zijn brieven. Ik moet daardoor denken aan een andere uitspraak van hem: dat Nederland over vijfhonderd jaar (of vierhonderd, dat wil ik kwijt zijn) toch is ondergelopen. Een variant op het 'na mij de zondvloed,' van, naar ik meen, Lodewijk XV. Wat zal ik dan tobben? Als mijn hart niet nog eens gaat opspelen en als ik niet toevallig een keer op het verkeerde ogenblik op de verkeerde plek ben, heb ik misschien nog een jaar of twintig, vijfentwintig. Dat is tekort om alles te kunnen lezen wat over Napoleon is gepubliceerd en om de voorraadkelder van wijnmakerij Boutaris in Stenimachos leeg te drinken. Zeker nu ik maar twee glazen per dag mag van mijn meer dan charmante cardiologe.

Deze maand volgt mijn overgang van vitale testosteronbom naar vieze, oude man. Dat heb ik niet van mezelf, dat heb ik gejat van Jaap van den Born. Had hij het maar niet op Facebook moeten zetten. Gelukkig dat ik niets tegen vies heb. Wel tegen oud, hoewel: oude jenever, oude ambachten, oud en vertrouwd... misschien valt het allemaal wel mee. Voor de millenniumwisseling gonsde het van de onheilstijdingen, maar op 1 januari 2000 ging de zon gewoon op en dat zal na mijn verjaardag ook wel het geval zijn. Groots vieren doe ik het niet. Ik geef een etentje voor een handvol intimi en de jongedame die mijn aardse bestaan nu en dan opvrolijkt, al moet ik mijn handen thuishouden, zegt ze, en mij niets in mijn hoofd halen. Ja, ja, tegenover het mooiste model van Dordt zitten en dan denken aan je geruite pantoffels en aan de wijkverpleegster die je steunkousen komt uittrekken.

Hoe dan ook, ik heb nog voor jaren werk aan mijn dagboeken, al weet ik even niet hoe ik daarmee verder moet. Ga ik eerst verder met het vervolg op Een zootje ongeregeld, of met een vervolg op Mijn koffers gepakt? De periode vanaf juli 2009 staat letterlijk en figuurlijk dichter bij mij en is daardoor misschien ook interessanter voor mijn lezerspubliek, al weet ik dat niet zeker. Ik zou het je willen vragen, al denk ik dat ik het antwoord al weet. Jij zou kiezen voor het boek over 1980-1983, want daar sta je zelf nog niet in en je bent nooit helemaal gelukkig geweest met mijn dagboekpublicaties, bezorgd als je was voor je privéleven. Wel heb je mij altijd loyaal gesteund, ook als ik zaken vermeldde waar je niet blij mee was. Voorlopig werk ik dan eens aan het ene en dan weer eens aan het andere deel. Eenheid in versnippering, we zien wel waar dat toe leidt. Ondertussen moet ik mij voorbereiden op een reisje dat ik ga ondernemen.

Binnenkort ga ik een paar dagen naar Cyprus, om mij op de hoogte te stellen van hoe het daar nu is, met de economie en met de onderhandelingen over de hereniging van het eiland, zodat al die roestige olievaten en dat prikkeldraad op de vuilnisbelt kunnen. Ik ga met een aantal ingewijden spreken en hoop daarnaast enkele bekenden te zien uit de tijd dat wij samen op het eiland waren, voor de bloemlezing Wij wonen in een taal en voor mijn boek Afrodite en Europa. Daarover ga ik dan schrijven. Ik ga er uiteraard van de commandaria proeven en van de Othello Vintage, maar vooral hoop ik op een paar uurtjes weemoedig zwerven door het oude centrum van Lefkosia en te bedenken hoe ik jou mis en Niki Marangou (drie jaar geleden in Egypte verongelukt) en hoe heerlijk het was in haar schitterende tuin in Agios Dometios, toen we daar op het eten waren genodigd. Ook die verschrikkelijk aardige dichter Fivos Stavrides is inmiddels overleden. Het zal een confronterend bezoek worden, denk ik, maar ook troostrijk. Ik hoop dat dat mooie café met terras tegenover de Omeriye-moskee er nog is, waar ik in 2009 onze vriend, de dichter Mehmet Yashin ontmoette en een dag later werd overvallen door een enorme stortbui. De enige regenbui die ik tot nu toe op Cyprus heb meegemaakt, maar die was meteen wel zeer gedenkwaardig.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 3 augustus 2016

Foto: auteur