woensdag, augustus 17, 2016

Brief aan Stella over sneue types, chauvinisme en het koloniaal verleden




Lieve Stella,

De krant schrijft dat het gistermorgen wildwest was in onze anders zo rustige straat. Het schijnt dat de politie waarschuwingsschoten heeft gelost om twee verdachte types in te rekenen, die ergens een ruit hadden vernield en luidruchtig ruzie maakten. Om zeven uur. Ik was al op (ik sta meestal om half zeven op, zeker in de zomer, als het al lekker licht is), maar ik heb niets gehoord. Misschien wordt het weer eens tijd voor een gehoortest. Die heb ik twee jaar geleden gehad, maar toen werd gezegd dat er voor mijn beschadigde gehoor 'nog geen apparaat is dat een oplossing kan bieden,' en dat ik over een paar jaar maar terug moest komen. Aan de milde fluittoon, die al jaren de achtergrondmuziek vormt van mijn doen en laten, kan helemaal niets worden gedaan. Er is goed mee te leven, maar hij moet niet harder worden. Ik ken mensen die het veel erger hebben dan ik en daarmee zou ik niet willen ruilen. Ik ben daarom maar een beetje voorzichtig. Oordopjes mee als ik naar een festival ga.

Dat gefluit heb ik te danken aan de Griekse feestavonden waar ik met jou naartoe moest toen je in Düsseldorf werkte. Je ging daar heen uit hoofde van je functie bij het consulaat. Als een soort Beatrix met mij er achter als een Claus. Als autoriteit moest je altijd op de voorste rij. Ik dus ook, vlakbij de luidsprekers, maar voor die mensen was muziek alleen maar de moeite waard als ze loei en loeihard was. Te laat bedacht ik dat ik oordoppen in had kunnen doen. Ik denk dat ik te veel gefixeerd was op de gratis drank en hapjes en op al die soepel dansende, Griekse meisjes. Dat jouw gehoor het wel heeft uitgehouden, beschouw ik nog altijd als een wonder.

Wat brengt twee knulletjes van net in de twintig er trouwens toe om 's morgens in alle vroegte op straat keihard met elkaar ruzie te maken? Ik heb het niet gehoord en dus ook niet gezien, maar ik stel me twee van die doorgesnoven types voor, met petjes en zo'n capuchon erover, ook als de kraaien door de hitte van het dak tuimelen. Types waarvan je de sneuheid niet alleen op tientallen meters afstand ziet, maar ook ruikt. Ik moest, toen ik het las, ook even denken aan de twee agenten die mijn hart weer op gang kregen met zo'n elektrisch apparaat en waaraan ik dus wel wat te danken heb. Ik heb ze, toen ik weer enigszins was opgeknapt, op de koffie genodigd. Een boomlange jongeman en een jongedame. Een heel charmante jongedame, maar het gaat op mijn licht gevorderde leeftijd niet aan ter zake meisjes die mijn dochter hadden kunnen zijn zekere verlangens te koesteren. Voor je het weet ben je een vieze, ouwe man en tuimelen de heksen van de anti-seksismebrigade op het internet over je heen.

Onwetend van het wildwest haalde ik Trouw uit de buitenbus. Ik zag verderop een politiewagen. Twee agenten stonden te praten met een jongen die iets in een notitieboekje schreef, maar ik ben niet het type dat direct ergens op afstuift met de vraag of er iets is gebeurd. Ik ren ook nooit sensatiebelust naar de plek van een ongeluk en dat is maar goed ook, want mijn EHBO-diploma is sinds 1975 verlopen. Ik zou daar eens iets aan moeten doen. Onwetend ben ik ook mijn dagelijkse wandeling gaan maken, waarbij ik weer heel verliefd naar al die mooie zeiljachten in de Nieuwe Haven heb gekeken. Tot er een sms-je van buurvrouw Elvira kwam met de vraag wat er allemaal aan de hand was. Toen heb ik maar even op het internet gekeken en begreep ik dat die jongen bij de agenten niet de bezorger van de buurtsuper was. Hij heeft het vanmorgen keurig uitgelegd in de lokale courant, die ik daarvoor wel speciaal moest kopen, want in Trouw lees je zelden iets over Dordrecht. Alsof ze daar niet weten dat hier de navel van de wereld ligt. De rest van de krant heb ik weggegooid, want daarin ging het uitsluitend en alleen over sport.

In Rio de Janeiro woeden de Olympische Spelen. Ik heb niets tegen de Spelen, maar dat het op de radio drie en twintig uur per dag over sport gaat, begint een bezoeking te worden. Niet zozeer de verslaggeving over de gebeurtenissen zelf, maar het meestal wezenloze, onbenullige gekwebbel er omheen. Waar ik me vooral aan erger, is het almaar toenemende chauvinisme. Een akelig sentiment, dat onzedelijke vormen begint aan te nemen. Natuurlijk is het geweldig als een turnster goud haalt, om maar wat te noemen, en als ze Nederlandse is kun je haar ook nog verstaan, maar die prestatie is natuurlijk net zo indrukwekkend als het lieve kind toevallig in Turkije, Oeganda, Togo, Canada of willekeurig welk ander land zou zijn geboren. Alsof Nederlander zijn een verdienste is. 'We hebben er een medaille bij,' roept de radio. 'We?' denk ik dan. De laatste medaille die ik haalde was in 1963, bij de Avondvierdaagse. Ik ben daar natuurlijk wel heel trots op.

Het is weer een week waarin ik de 'calvinistische Bourgondiër' uithang. Op het Statenplein wordt een Pasar Malam gehouden, waar ik vanavond in goed gezelschap ga eten. Gisteren was ik er ook. Het was erg druk, daarom voelde ik mij bezwaard in zo'n eettentje in mijn eentje een tafel bezet te houden en aanschuiven bij onbekenden zal ik niet snel doen. Ik ben na wat rondkijken daarom braaf naar huis gegaan. Zaterdag heb ik wel Indisch gegeten, in restaurant Mulia, met Gerard en Thijs. Vrijdag was ik met de jongedame die nu en dan mijn bestaan opluistert, bij Costa d' Oro, de dag ervoor met zus en zwager bij Knollen & Citroenen en woensdag, ook met de jongedame, bij De Grote Griek. Ik vraag me af of ik de kookkunst nog machtig ben, want na de Pasar Malam ben ik op weg naar huis even langs de afhaal-Thai gelopen. Het is allemaal niet volgens de regels van soberheid en spaarzaamheid en ik weet niet of jij het goedkeurt, maar ik beloof je dat ik morgen thuis eenvoudig een visje zal stoven en dat met gebakken rijst zal nuttigen.

Het is overigens een zegen dat we ooit 'Ons Indië' bezaten. Al die mooie mensen die we eraan hebben overgehouden, de fijne muziek, het lekkere eten en dat schuldgevoel. Vooral dat schuldgevoel. Ik word namelijk geacht mij diep in het stof te wentelen omdat onze voorvaderen, wie dat ook mogen zijn, zich bezighielden met slavenhandel. Nu zal ik de laatste zijn die zulke praktijken toejuicht, maar ik ben niet van het straffen tot in het zevende geslacht. Zo diep zit het calvinisme er bij mij niet in. Dat er in onze samenleving volop op allerlei slinkse en achterbakse manieren wordt gediscrimineerd, nu, daar kan zelfs jij met je buitenlandse naam van meepraten, maar dat is geen erfenis van de slaventijd. Voor zover ik kan nagaan hebben ik noch mijn vader, mijn grootvaders en hun vaders zich ooit met slavenhandel beziggehouden, dus waarom ik iemand excuses moet aanbieden, is mij een raadsel en over welke slavenhandel de excuuseisers het hebben, vraag ik mij ook af. Over die in zeelieden uit onze streken, die buit gemaakt werden door Berberse piraten in de vijftiende tot en met een deel van de negentiende eeuw? Op 27 augustus 1816 bombardeerde een Brits-Nederlandse vloot Algiers, om een einde te maken aan die kwalijke praktijken. Het was een succes, maar slechts van korte duur. Moet ik nou van de Berbers excuses gaan eisen? Wat slavernij betreft heeft de hele wereld boter op het hoofd, niet in het minst de Afrikaanse vorsten die hun buitgemaakte buurvolken op lucratieve wijze naar Amerika verhandelden, om van de huidige toestanden in Quatar, bij de bouw van stadions voor het WK-voetbal, maar even te zwijgen.

Het is een van de weinige dagen dat de zon volop schijnt. Ik trek mijn sarong aan en ga naar de Pasar Malam. Ik herinner mij een dag in Amerika, toen we gingen toeren langs de Mississippi. Jij had een sarong geleend van Gomathy, onze vriendin uit Bombay, als dat in India tenminste ook een sarong heet. Hij stond je heel mooi. Ik zou willen dat je met me mee kon en dat je hem nog eens droeg, maar ja, ik wil zo veel, alleen geen excuses aanbieden.

In gedachten, altijd,

Kees

Dordrecht, 16 augustus 2016

Foto: auteur





Geen opmerkingen: