Na
een avond dansen met de jongedame die nu en dan mijn bestaan
opluistert, dacht ik dat ik griep had. Ik stond op met hoofd- en
spierpijn, ik rilde en zweette tegelijk, maar de koortsthermometer
ging niet hoger dan 37,38o. Even dacht ik verontrust aan
mijn leeftijd, maar van bescheiden korting op de toegang tot musea ga
je niet gelijktijdig rillen en zweten. Ik dacht ook even aan alcohol,
maar ik was veilig thuisgekomen. Op de fiets zelfs. Griep, het kon
niet anders, maar dankzij de griepprik had ik de volgende dag al
nergens meer last van. Voor alle zekerheid legde ik de
koortsthermometer nog even aan: 36,73o.
In
mijn kleutertijd hadden we een huisarts die dag en nacht een donkere
bril droeg, rookte en meestal pas 's avonds laat zijn visite bij ons liep. Hij heeft me behoed voor het knippen van mijn amandelen, toen
een algemeen gebruik, waar ze op het consultatiebureau van het Groene
Kruis erg voor waren. Daar moest je soms langs met je moeder. Meestal
kreeg je dan een prik ('even flink zijn') en had je een paar dagen
een zere arm of een stijf been. Onze huisarts wilde de
koortsthermometer altijd in je hol prikken, maar dat is hem bij mij
nooit gelukt. Hij moest persé
onder mijn arm. Dat duurde langer. Als de dokter weinig tijd had,
deed hij aan handoplegging en schreef daarna iets voor op de gok.
Wij woonden in die tijd naast mijn grootouders. Soms
stak ik een vinger in mijn hol. Die hield ik daarna onder de neus van
mijn neefje, als die bij opa logeerde. Tot hij zich bij
grootvader beklaagde, of de lol er alweer af was. Als een kroegmaatje verveelt met flauwe woordspelingen of van die domme, Hollandse afzeikhumor, moet ik nog weleens aan die vinger denken.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten