In
september 1986 leerde ik I. kennen. Ze studeerde economie aan de
Erasmusuniversiteit. Wij gingen kort daarop naar het Eiland van
Brienenoord. Daar speelde de band van vrienden. Amerikaanse old-time
muziek, waarbij je flink moet hebben ingenomen. Dat ik ooit een voet
heb gezet op het Eiland van Brienenoord, komt als een verrassing. Ik
vaar er weleens langs met de waterbus van Dordrecht naar Rotterdam.
De waterbus is een zegen voor de reiziger die rustig aan wil doen.
Een trekschuit zou een grotere zegen zijn, maar ik hoor ze van de
Partij voor de Dieren al schreeuwen.
Toen
ik I. leerde kennen, was er nog geen dierenpartij. Hans Janmaat zat
in de Kamer voor de Centrum Partij. Die had even onzinnige opvattingen als de PVV. Als hij sprak, had je het idee dat hij een beetje
kwijlde. Daarom nam niemand hem serieus. I. werd geboren op Curaçao,
woonde een tijdje in Brazilië en was volgens mij bruin. Zelf noemde
zij zich zwart. Ze woonde in Spijkenisse en trok zich het wereldleed
erg aan. We begonnen elkaar lange brieven te schrijven, ook al was de
metro van Rotterdam toen al doorgetrokken naar Spijkenisse. Zij legde
uit hoe het verder moest met de wereld, ik schreef dat dat alleen via
de dichtkunst kon. Dat geloofde ik.
Voor
ik I. leerde kennen, woonde de broer van mijn moeder in Spijkenisse. Hij was de jongste van het gezin, ingenieur bij
Rijkswaterstaat en had een open haard. Als enige van de Hollandse
familie. Hij had een buurman die, ik geloof, Mager heette en apen
hield. Op een dag verhuisde hij naar de Veluwe en begon daar een
apenpark. Dát Spijkenisse
bestond niet meer toen ik bij I. op bezoek ging. De eerste keer dat
ik in een getto sliep. Ik kan overal slapen, vooral met een borrel
op. Ik heb eens bij een optreden van Dexter Gordon onder een
luidspreker zitten slapen. Daar ben ik niet trots op, maar ik schreef
er wel mijn eerste gepubliceerde verhaal over.
Op
28 november 1986 bezocht ik met I. een lezing van Hans Warren, in
buurthuis De Keet in Sterrenburg. Hans Warren schreef daarover in
zijn Geheim Dagboek, deel zestien: 'Gisteren hoefden we pas omstreeks
halfzeven te vertrekken, naar een aftandse barak in de Dordtse wijk
Sterrenburg. Het ging wéér
prima, vooral mijn gedichten las ik erg goed' (p. 307). Ik vermeld in
mijn eigen dagboek dat wij daar die avond waren en daarna heel geil
hebben gevreeën. Dat gevreeën staat er letterlijk. Niet lang daarna
begon I. in haar brieven over onthechting te spreken.
Foto:
archief auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten