woensdag, januari 18, 2017

Schakel met de Orient




De beroemde, geharste, Griekse, witte wijn, bekend onder de naam retsina is voor veel mensen even wennen. Drink je het voor het eerst, dan wil de harssmaak nog weleens onaangenaam zijn. Bij een tweede glas wordt dat al minder en na een paar glazen wil men vaak niet anders. Zo is het eigenlijk ook gesteld met Thessaloniki. Ik herinner mij mijn kennismaking met de tweede stad van Griekenland, die door dichteres Stella Timonidou (1946-2007) bezongen wordt als De nimf van het noorden. Ik zag weinig nimf die eerste keer. Wel een door veel smakeloze hoogbouw bedorven, rommelige stad met uitpuilende vuilcontainers en een chaotisch verkeer, waar ze in Parijs verbaasd van zouden staan. Thessaloniki lag bitter op de tong, maar onbekend is onbemind. Zodra ik de stad van lieverlee begon te ontdekken, geholpen door een goede gids, de vrouw met wie ik later zou trouwen, ging ik de stad met andere ogen zien. Tussen de hoogbouw waren pareltjes van Byzantijnse en Osmaanse bouwkunst te ontdekken, in de bovenstad (Ano Polis) kon je je gemakkelijk in vroeger tijden wanen, al waren veel huizen tot ruïnes vervallen. Inmiddels is daar veel gerestaureerd, evenals in het oude havengebied. Dat zag er verschrikkelijk uit toen ik er voor het eerst kwam, maar ondertussen is het een mooi opgeknapte en aangename uitgaansbuurt geworden.

Naarmate ik Thessaloniki vaker bezocht, begonnen haar mooie trekken, zoals de talloze plantsoenen, de sinaasappelbomen in de straten, de villa's langs de Koningin Olga Boulevard, het park van Xanth, de Witte Toren (het symbool van de stad) de kerken en badhuizen en het uitzicht vanaf de Byzantijnse muren in de bovenstad sterker naar voren te komen. Bijzonder zijn de centrale markten, die van Modiano en de Kapani. Daar waan je je in een oosterse soekh en voel je nog hoezeer Thessaloniki ooit met de Orient was verbonden. Het streed niet voor niets met Smyrna om de positie van tweede stad van het Osmaanse rijk. Ik mag er graag koffie drinken in een van de vele kafeneia en het leven op de markt gadeslaan. De stad heeft ook het voordeel dat er twee universiteiten en een technische hogeschool zijn gevestigd. Bij elkaar hebben die bijna honderdduizend studenten. Thessaloniki heeft mede daardoor een bruisend cultureel en uitgaansleven, met een groot aantal theaters, concertzalen, galeries en boekhandels. Wel staat het culturele leven onder sterke druk van de voortdurende crisis, waardoor enkele beroemde boekwinkels (Molho, Rayas, Barbounakis en Promitheas) de deuren hebben moeten sluiten.

Thessaloniki heeft ook vele musea, van een Archeologisch en een Byzantijns Museum tot het Macedonisch Museum voor Moderne Kunst. Aardig is een bus of taxi te nemen naar de oude gevangenis (nu museum) in de Byzantijnse citadel, die officieel de Eptapyrgos heet (Zeven Torens), maar waarvoor de inwoners van Thessaloniki vaak de Turkse naam Yedi Kuleh gebruiken, die overigens hetzelfde betekent. Vandaar te voet afdalend door de Ano Polis ben ik verliefd geworden op de Nimf van het Noorden. Jammer genoeg wordt die liefde niet door iedere inwoner gedeeld, gezien het feit dat er nauwelijks een muur is waarop geen graffiti is gespoten. Dat maakt een bijzonder smerige en trieste indruk. Even ergerlijk, naast het roekeloze rijden, is het parkeergedrag van de Grieken. De auto is heilig en wordt overal neergezet waar het de chauffeur uitkomt. Rekening houden met anderen is daarbij, zacht gezegd, geen prioriteit. Ik ben inmiddels gewend om door die schaduwzijden heen te kijken, zoals ik ook al die lelijke gebouwen uit de jaren zestig en zeventig niet meer zie.

Foto: Kees Klok


Eerder gepubliceerd in Griekenland Magazine, herfst 2016.


Geen opmerkingen: